Review
Filosoferen maakt de mens tot een sterveling, voorbereid op de dood
Bij de rechtzaak tegen de filosoof en suïcideconsulent Ton Vink draaide het om de vraag of hij zijn cliënt Mimi de Kleine algemene informatie of specifieke instructies had gegeven. Het eerste mag, het tweede is strafbaar. In de discussie volgend op zijn vrijspraak van 23 januari doken telkens termen op als ’zelfbeschikking’, ’autonomie’ en ’waardigheid’.
Dat Ton Vink filosoof is, maakte de zaak pikant maar niet per se wijsgerig. Belangwekkend is dat nu ook specialisten die geen arts zijn zich met hulp bij zelfdoding kunnen bemoeien; wijsgerig was vooral Vinks beroep op het essay ’Of Suicide’ van de Schotse filosoof David Hume. Volgens Hume is er niets tegen op zelfdoding, omdat de mens zélf (en niet God) over zijn leven beschikt. In een interview met deze krant zei Vink: „Ik hecht heel sterk aan zelfbeschikking. Dat niemand anders dan jijzelf uiteindelijk bepaalt wat goed voor je is.”
Het is twijfelachtig of je je voor deze conclusie op Hume hoeft te beroepen, in alle mogelijke varianten kom je deze platitude tegen in kranten, op de radio en in reclames. Blond? Jij kiest. Afvallen? Het is aan jou. Dood? Het is jouw keuze.
Of is er over de dood nog iets meer te zeggen? De Spaanse filosoof Fernando Savater schrijft in zijn boek ’De vragen van het leven’ dat het besef van onze eigen dood ons menselijk maakt. „Dat wil zeggen, door het inzicht dat we sterfelijk zijn worden wij werkelijk mensen, ’stervelingen’. Bij de oude Grieken waren ’menselijk’ en ’sterfelijk’ hetzelfde woord – en terecht.”
Savater haalt Plato aan, die Socrates ergens laat zeggen dat filosoferen gelijk staat aan ’zich voorbereiden op de dood’. „En wat anders”, schrijft Savater, „kan ’zich voorbereiden op de dood’ betekenen dan nadenken over het (vergankelijke) menselijke leven dat wij leven.”
In staat zijn zulke beschouwende gesprekken te voeren, dat maakt een filosoof dus anders dan een arts. In zijn interview met Trouw zegt Vink weinig over dergelijke gesprekken. Het lijkt de filosoof vooral te gaan om ’zorgvuldige begeleiding’.
In zijn nieuwe boek, ’De tien geboden’, komt Savater terug op zelfdoding. Vanzelfsprekend in het hoofdstuk over het vijfde gebod: Gij zult niet doden. Met de zaak van Vink in het achterhoofd is het aardig daar nu naar te kijken. Vink spreekt consequent van ’levensbeëindiging’ en niet van ’zelfmoord’. Vink: „Moord is het nemen van een leven dat jou niet toebehoort. Maar mijn leven behoort mij wel toe, dus kan ik mijzelf niet vermoorden.”
Savater: „We zouden kunnen zeggen dat suïcide de enige, werkelijk perfecte moord is: de moordenaar kan nooit gestraft worden. Hij ontloopt zijn vonnis, althans hier op aarde.”
Savater verwijst regelmatig naar een joodse opvatting. Hij citeert Rabbijn Sacca, die zelfdoding even verwerpelijk acht als moord: „Als iemand neerslachtig en verzwakt is, moet hij krachten vergaren om dit probleem op te lossen, en zich niet vergrijpen aan zijn eigen leven, want als God ons aanspoort dat niet te doen, is dat omdat wij de kracht hebben om ons er doorheen te slaan.’’
En als wij die kracht niet hebben? En als we God terzijde hebben geschoven? Savater verwijst ook naar een grote moraalfilosoof als Seneca, die sterk is opgekomen voor het recht op zelfdoding.
Alleen al uit het korte overzicht dat Savater biedt, blijkt dat zelfmoord een uiterst wijsgerig onderwerp is, dat veel verder strekt dan de vraag hoe algemeen de informatie is die je mag geven bij iemand die dood wil. Misschien is de dood, zoals Savater zegt, wel het wijsgerige onderwerp bij uitstek. Om over na te denken, niet om informatie over te geven.