Review

Fictie als verklaring

,,Voor veel van mijn en Mulisch' generatiegenoten moet het bijna een gruwel zijn Auschwitz 'verklaard' te zien worden'', denkt Cornelis Verhoeven. ,,Een verklaring uit het nietende Niets van Nietzsche en Heidegger'', zoals Mulisch probeert in zijn nieuwe roman 'Siegfried', ,,ziet in feite van een verklaring af en dumpt het raadsel in de afgrond.'' Het eigenlijke raadsel ziet Verhoeven in het feit dat Hitlers 'persoonlijke waanzin niet werd weggehoond en dat naar zijn gebral met massieve ernst en zelfs met schuimend enthousiasme werd geluisterd'.

door Cornelis Verhoeven

Harry Mulisch manifesteert zich behalve als een dichter, misschien zijn meest onderschatte kwaliteit, ook als een verslaggever, een romanschrijver en als een vruchtbare filosoof en intellectueel. Het is een van de raadselen van zijn bewonderenswaardig schrijverschap dat hij deze kwaliteiten weet te verbinden in een oeuvre dat imponerend is door zijn omvang, samenhang en diepgang. Dat maakt het nogal hachelijk om hem, zoals ik zelf ooit heb gedaan, alleen op zijn kwaliteiten als filosoof aan te spreken, al geeft hij daar, en niet alleen met zijn grote en systematische boek over de compositie van de wereld, dan ook aanleiding toe.

In dat boek maakt hij een zinnig onderscheid tussen filosofiekenners of filosofologen en filosofen. De filosofiekenners weten wat de filosofen hebben gezegd en kunnen dat deskundig toelichten, de filosofen richten zich niet op de filosofie, maar op de wereld en proberen die te verklaren. Het leek mij duidelijk dat hij in dat boek zich zelf onder de filosofen rekende en niets minder pretendeerde dan de wereld te verklaren en te lezen als een boek. Destijds gaf dat wel aanleiding tot enige besmuikte hilariteit onder de vakfilosofen, maar het zorgde ook onmiskenbaar voor wat leven in die drooggelegde brouwerij. Vergis ik mij als ik denk dat er na 'De compositie van de wereld' een verandering is opgetreden in dat ogenschijnlijk heldere standpunt? Ik denk dat het zo is en dat die verandering een grotere eenheid in het oeuvre tot gevolg heeft gehad die meer te maken heeft met het reflexieve karakter dat de filosofie toch vooral kenmerkt. Want filosofie stort zich niet als een drang naar verklaring zomaar op de wereld en alle verschijnselen daarin. Zij blijft lang en met een zekere wellust aarzelen op de drempel en keert zich naar binnen als een reflexie over het denken zelf, de status die het heeft en de pretenties die het kan waarmaken.

In die reflectie wordt het verklaren uitgesteld, eventueel eindeloos. En op een vergelijkbare manier wordt het regelrecht vertellen van een verhaal of het geven van een verslag, ook een genre waarin Mulisch, bijvoorbeeld in zijn schitterende werk over Eichmann, een meester blijkt te zijn, telkens onderbroken door reflecties die eerder van wijsgerige dan van narratieve aard zijn. Mulisch is nooit zonder meer de verteller geweest; altijd heeft hij tegelijk ook de verteller verteld. Hij schrijft boeken over een schrijver die een boek schrijft over het schrijven van een boek dat die schrijver bezig is te schrijven. Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen, dat de hele moderne kunst, niet anders dan de filosofie, en misschien wel in navolging van haar en in concurrentie daarmee, een reflectie is op haar eigen bestaansgrond en werkwijze.

Dat betekent naar mijn mening dat in het werk van Mulisch fictie en reflectie gaandeweg een ogenschijnlijk onmogelijke verbintenis aangaan waardoor zijn verhalen altijd een pretentie hebben die verder reikt dan de toevallige werkelijkheid die hij aan de orde stelt en het het verslag daarvan. Hierdoor concurreren zij met verhandelingen. Ik houd die verbintenis van verhaal en betoog voor onmogelijk omdat ik aan de werkelijkheid en aan het feit dat zij er is, een beslissend gewicht toeken. Zij is, zoals Mulisch nu ook in 'Siegfried, een zwarte idylle' zijn betogende en vertellende auteur laat zeggen, de verbeelding altijd een stap vooruit. Als zij al verklaard kan of moet worden en het denken niet van meet af aan zwicht voor de verpletterende superioriteit daarvan, dan kan de fictie hooguit een bescheiden hulpconstructie daarbij zijn, een hypothese die straks moet wijken voor de werkelijkheid zelf die zich aandient.

Op het moment dat de fictie of hypothese de werkelijkheid kan verklaren, is zij geen fictie meer. En hoe raadselachtiger die werkelijkheid is of hoe meer zij het denken in haar ban houdt, des te meer gewicht zullen we daaraan toekennen en des te verder zullen we de fictie daarvan verwijderd moeten houden.

Voor veel van mijn en Mulisch' generatiegenoten moet het bijna een gruwel zijn Auschwitz en de Holocaust 'verklaard' en tot iets anders herleid te zien worden. Die hele geschiedenis is een even onverklaarbaar als onverteerbaar feit, niet zozeer door het 'hoe' daarvan of de manier waarop zij systematisch georganiseerd is, maar door het loutere feit dat zij werkelijkheid heeft kunnen worden.

Mulisch is, zoals onze hele generatie, door niets zo totaal en obsessief gefascineerd als door de oorlog. Die obsessie bepaalt zijn werk en geeft er voor een groot deel zijn authentieke en onvervangbare karakter aan. Zijn nieuwe roman - of verhandeling - met de titel 'Siegfried. Een zwarte idylle', is daar een waardige bekroning van. Je kunt er geen bladzijde in lezen zonder teruggeworpen te worden in een verleden dat wij nooit kwijt zullen raken en dus ook niet definitief verklaard willen zien. Een verklaring uit het nietende Niets van Nietzsche en Heidegger, zoals de schrijver hier aan de hand van de geschiedenis van de wijsbegeerte probeert, ziet in feite van een verklaring af en dumpt het raadsel in de afgrond.

Maar ze heeft het voordeel dat ze de persoon van Hitler buiten beschouwing laat en de mogelijkheid opent dat het zwarte gat dat Hitler was, in stand werd gehouden door wat het eigenlijke raadsel is: het feit dat zijn persoonlijke waanzin niet werd weggehoond en dat naar zijn gebral met massieve ernst en zelfs met schuimend enthousiasme werd geluisterd. Het is het raadsel van de verschrikkelijke jaren dertig.

Elke lezer van Mulisch herkent allerlei biografische details van de hoofdpersoon; en het ritme van zijn naam, de schrijver Rudolf Herter, is hetzelfde als die van zijn tartend raadsel. Er lijkt weinig fantasie aan te pas te komen. Wanneer ik een zin lees als ,,Herter zuchtte diep. Misschien moest hij het allemaal eens opschrijven.'', herken ik meteen de auteur, altijd werkend aan het oeuvre waarin hij de hele wereld wil verzwelgen, en krijg ik niet het gevoel dat het niet 'echt gebeurd' kan zijn, maar veel kan het mij ook niet schelen. Ik wil dat hij doorgaat met zijn onmogelijke verhandeling, niet met zijn verhaal over de grote schrijver, die in de loop van het verhaal nog een keer of tien zal zuchten onder het gewicht van zijn opdracht: te verklaren uit de leegte en met de fantasie als werktuig van het begrip.

Maar tegelijk doet het boek zich, inclusief die zucht waarmee allicht op het fatale slot wordt vooruitgelopen, van de eerste tot de laatste bladzijde voor als puur fictie en constructie, compleet met een zoon van Hitler die op bevel van de vader wordt vermoord. Misschien gebeurt dat om het centrum van de leegte, het oog van de cycloon, dat Hitler is, vrij te houden van indringers maar toch ook wel om de verteller in staat te stellen aan die fictie het karakter van een verklaring te geven. In die fictie van de fictie, die ertoe veroordeeld is nooit een hypothese te kunnen worden, wordt iets geschapen van een eigen orde dat tegen alle kritiek vanuit de realiteit in bescherming kan worden genomen. Zij heeft haar eigen, nogal parmantige taal, waarin de geschiedenis maar een incident is: ,,Na de dood van God stond het Niets voor de deur, en Hitler was zijn eniggeboren zoon.''

Fictie, ook wanneer we die opvatten als het bedenken van een mogelijkheid en iets wat had kunnen gebeuren, is door een onoverbrugbare afgrond gescheiden van wat werkelijk gebeurt. Vergeleken daarbij verdwijnt zij in het niet. Ook als Mulisch Hitler en wat hij teweeggebracht heeft, fictief laat voortkomen uit het niet en het zwarte gat dat de geschiedenis naar zich toe zuigt, kan dat geen enkel recht doen aan de gebeurtenissen zelf. Het kenmerk bij uitstek van de gebeurtenis en van alle werkelijkheid is dat zij niet te verzinnen zijn. Het spannende en unieke van Mulisch' fictie is dat zij zo dicht bij mystiek en theologie komt. Vooral als ketter lijkt hij mij onovertroffen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden