RecensieKlassiek
Festijn van topmusici rondom de vocale werken van de 97-jarige György Kurtág
Kurtág Festival
Pierre-Laurent Aimard
Asko|Schönberg, e.a.
★★★★
Een festijn in het teken van de gevierde Hongaarse componist György Kurtág, de afgelopen dagen in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Topmusici die een intensieve samenwerking hebben met de meester – inmiddels 97 jaar oud – voerden op vrijdag 10 maart een aantal van zijn zeer technische vocale werken uit.
De Amerikaanse Tony Arnold zong de liedcyclus Bornemisza Péter mondásai, met een heerlijk snerpend randje in haar stem. De eeuwenoude Hongaarse teksten die Kurtág op muziek zette voor zang en piano, bracht Arnold de ene keer treurig, dan weer verschrikt. Ze barstte soms wanhopig, haast gillend uit, om vervolgens hoopvol te eindigen, de armen langs het lichaam, handpalmen naar voren, ogen dicht.
Zweet in de nek
De musici wisten precies wat ze moesten doen, hoewel Arnolds wanhoop, het onbegrijpelijke Hongaars en dito pianomuziek soms even overkwamen als een gefrustreerde reiziger die zich verstaanbaar probeerde te maken in een andere taal. Het zweet stond pianist Pierre-Laurent Aimard in de nek toen hij na drie kwartier het technische ei had gelegd van een partituur zonder maatstrepen. Met zijn grom- en snurkgeluiden, geuit in opperste concentratie, voegde hij bovendien nog een vocale dimensie toe aan het geheel. Hoogtepunt was toen Arnold aan het uiteinde van de vleugel ging staan en haar stemgeluid nog scherper liet weerklinken in de klankkast, wat de snaren spookachtig deed meetrillen.
Na de pauze hoorden we Gerrie de Vries, de Nederlandse mezzosopraan die het alleenrecht heeft om Kurtágs What is the Word (Hongaars: Mi is a szó) uit te voeren. De in het Hongaars vertaalde zinnen uit een roman van Samuel Beckett die Kurtág heeft opgeknipt, zong De Vries reikend in de leegte, starend in de verte, stagnerend bij het eerste woord – mi, mi, mi – als een dementerende die de woorden niet meer vinden kan, en die kwelling dan plots met gebalde vuisten en gebogen knieën hard uitkraamt, tot schrik van sommige toeschouwers. Ontroerend.
De slappe lach
De zaal, die toch al niet uitverkocht was, leek een stuk leger dan voor de pauze en verloor nog een toeschouwer toen bas Matija Bizjan met zijn krachtige, diepe stem en verveelde, treiterige blik de eerste klanken van Vier Liederen van János Pilinszky uitstootte. Dit humoristische aangezicht bracht wat gegrinnik teweeg en een enkeling schoot in de slappe lach, kwam daar niet meer uit en moest proestend de zaal verlaten.
De concentratie was daardoor een beetje gedaald toen sopraan Andrea Brassói-Jőrös met volle en warme stem begon aan Berichten van wijlen mevrouw RV. Truszova. In glitterjurk en met een sensuele, uitdagende blik zong ze over liefde en verleiding, begeleid door het Asko|Schönberg ensemble. Maar de vele korte stukjes van drie regels zorgen voor veel blad-omsla-momenten die de focus nog meer deden dalen tegen het eind van het concert. Wel adembenemend: de bijna dertig seconden durende stilte voor het eindapplaus.
Lees ook:
Vanuit de orkestbak krijgt ‘Fin de partie’ van Kurtág kleur en smoel
Lang wachtte men op de opera van György Kurtág. In de Scala van Milaan was eindelijk de wereldpremière van ‘Fin de partie’, in regie van Pierre Audi. Er waren weglopers, maar zij die bleven, onder wie Viktor Orbán, juichten.