Review
Elke dokter maakt weleens een blunder
In 1956 vond er aan de Zwitserse universiteitskliniek Burgholzi in Zürich een ontmoeting plaats tussen de eenentachtigjarige Gustav Jung (1875-1961) en de arts-assistenten van genoemde kliniek. Jung sprak bij die gelegenheid over voorvallen uit zijn begintijd als psychiater. Een schizofrene vrouw, die al twintig jaar was opgenomen, kraamde zotte grootheidsideeën uit. ,,Ik ben het dubbelpolytechnicum, onvervangbaar. Ik ben Germania en Helvetia van uitsluitend zoete boter.'' Freud, die de vrouw in 1908 ontmoette, had aan Jung gevraagd hoe deze het zo lang met zo'n onaantrekkelijk wezen uit kon houden. Jung, onder de indruk van haar waandenkbeelden en bizarre uitspraken, reageerde onthutst.
Het tweetal Freud en Jung oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op biografen, waarbij Jung het met neuslengte wint van Freud. De grap zit 'm vermoedelijk in de omkering: de zielendokter zelf op de divan ontleed, waarbij pikante of morele kwesties met bijbehorende controversen onvermijdelijk zijn. Klopt het dat Jung pro-nazi en antisemitisch was? Of was hij een naïeve conservatieve Zwitser die meende dat hij zich buiten de politiek kon houden? Hoeveel seksuele relaties onderhield Jung met zijn vrouwelijke patiënten? Was zijn moeder geestesziek en hijzelf een borderline-patiënt? Bedoelde hij God als hij over het Onbewuste sprak?
De nieuwste Jung-biografie is van de hand van de Britse anglicist en toneelschrijver Ronald Hayman, bekend als biograaf van onder meer Sylvia Plath en Thomas Mann. Het boek imponeert door de genuanceerde toon, het chronologische overzicht, en de gedegen compositie. 'A life of Jung' is de beste Jungbiografie tot nu toe, vergelijkbaar met de Freudbiografie van de Amerikaan Peter Gay. Opvallend veel Britse auteurs hebben zich op Jung gestort, zoals Vincent Brome, Anthony Storr, Anthony Stevens en recentelijk Frank McLynn (1997), die Jung ten onrechte in de hoek van het antisemitisme plaatst.
Jungs ideeënwereld en zijn benadering van patiënten leren we echter beter kennen in zijn autobiografie 'Erinnerungen Trüume Gedanken' (1961), en in 'Jung: Man and Myth' (1978) van Vincent Brome. Brome beschrijft een aantal beroemde patiënten dat door de recente biografen te summier of helemaal niet wordt genoemd, zoals Sir Montagu Norman, president van de Bank of England, die hals over kop naar Zwitserland reisde om zich daar door Jung te laten onderzoeken. Deze stelde een onjuiste diagnose op grond van bloed- en ruggenmergonderzoek. De familie liet het er niet bij zitten, waarna een andere arts de behandeling overnam. Norman bleek manisch depressief te zijn, en herstelde volledig.
Elke dokter maakt wel eens een blunder, luidt het milde commentaar van Brome. Brome vermoedt dat Jungs klinische blik vertroebeld was door diens problemen met Freud, die begin 1913 tot een breuk tussen beiden leidden.
Aardig is het Jung in Haymans 'A life of Jung' aan het werk te zien in de kliniek van de kersverse professor Bleuler, waar Jung, vijfentwintig jaar oud, op een koude winterdag in december 1900 arriveerde. Jungs proefschrift uit 1902 ging over occulte fenomenen. Het veroorzaakte een schandaal, omdat de familieleden van het onderzochte medium niet anoniem bleven. Bovendien had Jung Helly Preiswerk, zijn nicht van moederskant, tot onderwerp van zijn studie gemaakt. In Preiswerks familie waren psychiatrische stoornissen niet ongewoon. Haar grootvader leed aan hallucinaties, haar moeder had een aangeboren psychopathische minderwaardigheid die op de rand van een psychose balanceerde, en bij een van haar zusters werd hysterie met visuele hallucinaties vastgesteld. Hayman verwijt Jung zijn nicht te hebben gestimuleerd een medium te worden. Het gevolg daarvan was de bloei van subpersoonlijkheden, wat neerkomt op dissociatie. Bovendien dacht Jung dat Preiswerk denkbeelden van buiten kreeg ingebracht, wat bij hemzelf ook regelmatig gebeurde. Men noemt dat gedachteninserties, en die zijn typisch voor schizofrenie. Vanwege de roddels over krankzinnigheid in de familie waren Preiswerks kansen op een geschikte huwelijkspartner bekeken. Met een vriendin vertrok ze naar Versailles. Ze stierf er jong aan tuberculose.
Dat alles leidt tot de volgende, veelgestelde vraag: was Jung een borderline-patiënt avant la lettre? Een charismatische man met hoogstens schizotypische trekken is hij in ieder geval geweest. Toen Jung drie jaar oud was, werd zijn moeder een paar maanden opgenomen, mogelijk wegens huwelijkproblemen. De bewering van de Britse kinderarts Winnicot, dat Jung als kleuter een psychose ontwikkelde, is speculatief. Jung zelf meende dat hij als kind onder schizofrenie had geleden. Daar is echter later niets van gebleken.
En wat valt er te zeggen over de verhouding tussen Jung en Freud? In tegenstelling tot Freud keek Jung zijn patiënten tijdens de therapie doordringend aan. Hij hield van confrontatie, en vertelde op onbekommerd wijze over zijn dromen. Het onbewuste beschouwde hij, anders dan Freud, als 'pammeter': moeder van al het psychische leven: religie, wetenschap, filosofie en kunst, en de koninklijke weg tot één wereld. God en het onbewuste waren identiek. Wat de god voor de gelovige was, was het collectieve onbewuste voor de wetenschapper. Religie was een belangrijk element van de therapie. Freud daarentegen vertaalde religieuze gevoelens liefst in termen van seksualiteit, terwijl Jung in het seksuele juist religiositeit ontwaarde. Volgens Jung waren veel patiënten het contact met hun religieuze wortels -hun schaduwkant- kwijtgeraakt.
De volgende anecdote maakt de verhouding tussen Freud en Jung aanschouwelijk. Tijdens een geruchtmakende bootreis naar de Verenigde Staten in 1909, vertelde Jung Freud over een droom die hij had gehad. In die droom stuit Jung op twee schedels onder in de grot van een oud huis. De schedels waren Jungs vrouw en schoonzuster, vertelde hij aan Freud, en symbolyseerden Freudiaanse, onbewuste doodswensen. Later gaf Jung toe dat hij Freud naar de mond gepraat had. Het huis beschouwde hij zelf als de structuur van de mens, met bewustzijn en het onbewuste. De schedels verbeeldden of symboliseerden de eeuwenoude sporen van de geest.
Jung zelf was van het belang van zijn eigen werk niet overtuigd. Kort voor zijn dood schreef hij in een wanhopige brief dat niemand hem had begrepen, en dat hij zijn werk voor niets gedaan had. ,,Laten we vanavond een echt goede rode wijn drinken'', sprak Jung op 6 juni 1961, de dag waarop hij stierf. Het is er nooit meer van gekomen.