EssayMaartje Wortel

‘Eindelijk weer een boekenbal, escapisme is zo nu en dan noodzakelijk’

null Beeld Tjarko vd Pol
Beeld Tjarko vd Pol

Eindelijk was er weer een boekenbal, al is zo’n avond, parallel aan een oorlog, volgens schrijver Maartje Wortel meer een dansen op de vulkaan. Maar escapisme is zo nu en dan noodzakelijk.

Maartje Wortel

Een vriendin van mij die arts is, vertelde me eens dat de meeste mensen een min of meer stabiel geluksniveau hebben.

Helaas, zo vertelde ze erbij, gold hetzelfde voor ongeluk. Ze zei dat er uiteraard voor iedereen momenten zijn van extreem geluk of van een groot verdriet, maar dat je over het algemeen zou kunnen stellen dat bepaalde stoffen in je lichaam zorgen dat het geluksvat steeds tot dezelfde rand gevuld is, nadat het eventueel leeg gestroomd is of juist tot boven die rand is gestegen. Dus, zei ze, of je nou de loterij wint of je arm breekt, na zes weken voel je je gewoon weer zoals altijd.

Ik heb geen idee of het waar was wat ze zei en ik durf het niet op te zoeken, want ik stel mezelf vaak gerust met deze gedachte.

Totale paniek

Toen ruim twee jaar geleden de pandemie uitbrak, was vrijwel iedereen in eerste instantie in totale paniek. Ik herinner me dat ik bij mijn vader en moeder op bezoek ging, waar ik op een emmer in de tuin moest plassen. De supermarkten waren leeg, de ziekenhuizen vol. Ik herinner me ook dat ik destijds een stuk schreef in deze krant over het feit dat ik bang was nooit meer aangeraakt te worden. Ik ben gelukkig ook weer vergeten dat ik daar toen werkelijk bang voor was, maar het was wel zo.

Mijn broer had zijn kat naar me toe gebracht, zodat er in elk geval een warm en levend wezen in huis was. En zodat ik een ander hart dan enkel het mijne onder mijn hand kon voelen kloppen. Een kat werkt op een bepaalde manier hetzelfde als mensen met hun geluksgevoel, want na zes weken is zo’n dier ergens thuis. Dan is ook een kat terug bij het startpunt.

Maartje Wortel (1982) is schrijver en geeft les aan de Gerrit Rietveld Academie. Ze debuteerde in 2009 met Dit is jouw huis en schreef onder meer IJstijd, Dennie is een Star en De Groef.

De kat en ik wenden aan elkaar; ze bleef. En de meeste mensen wenden aan de pandemie, die ook bleef. Net als met een eigenaardige geliefde lijken we de grilligheid van zowel het virus als het beleid omtrent het virus enigszins te hebben aanvaard. Misschien zou je kunnen stellen dat het virus en het denken erover zich min of meer aan elkaar hebben aangepast. Iedereen speelt weer verder waar ze waren opgehouden, alsof alles compleet normaal is, het leven gaat door; voetbal, festivals, verjaardagen.

null Beeld Tjarko van der Pol
Beeld Tjarko van der Pol

En vrijdagavond: het boekenbal, waarmee de 87ste boekenweek – met als thema Eerste Liefde – werd geopend. Terwijl niet ver weg bommen vallen, tanks door de straten rijden en kinderziekenhuizen worden platgegooid, stonden vele schrijvers in roze pakken en rode jurken dansend en lurkend in een discotheek op het Rembrandtplein met de toepasselijke naam Escape. Natuurlijk is er geen uitweg uit dit vreemde leven, we staan te dansen op de vulkaan, maar escapisme zo nu en dan is noodzakelijk. Zo is dat altijd geweest. Een oorlog is niets nieuws; maar de eventuele dreiging is in Nederland lang niet meer voelbaar geweest.

Niets anders dan feest vieren

Los van het feit dat escapisme noodzakelijk is, is het ook fijn. Ik herinner me vele avonden tijdens de avondklok vanwege het coronavirus, waarop ik met mijn vrienden danste in mijn woonkamer. Omdat niemand naar huis mocht bleef iedereen slapen. Er zijn nieuwe vrienden bijgekomen, andere vriendschappen hebben zich verdiept. Dit allemaal dankzij het feit dat we niets anders wilden of wensten dan feest vieren, elkaar vasthouden, meezingen en dansen met onze favoriete nummers. Niet zelden ging dit gepaard met grote hoeveelheden drank. Altijd weer die drank.

Misschien is het een laffe vorm van (niet) omgaan met de realiteit. En toch vraagt het leven zelf om niets anders dan simpelweg (te) leven, alsof dat het enige juiste antwoord is.

In Slachthuis Vijf schrijft Kurt Vonnegut over het bombardement op Dresden. Het is een razend knap en licht absurdistisch boek – nu overigens te zien in het theater onder regie van Erik Whien –, dat meer nog dan over de oorlog een verhaal vertelt over wat het betekent om mens te zijn. Steeds als iemand doodgaat schrijft Vonnegut: ‘So it goes’. En zo gaat dat. De zinloosheid van geweld is ondraaglijk. Maar waar. Tegelijkertijd kun je je afvragen of het leven niet een reeks zinloze gebeurtenissen is en gaat zoals het gaat. Omdat… ja waarom eigenlijk? Inderdaad: we leven. Escapisme lijkt de enige manier om parallel aan alle wreedheden en ellende ook lichtheid te blijven geven aan het bestaan. Je kunt jezelf verdoven, de afgrond in storten, meevechten; je kunt zoveel doen en je kunt alles laten. Vast staat dat het in welke vorm dan ook doorgaat.

Schrijven om iets te doen te hebben

In Zelf doen, de onlangs verschenen bundeling columns van Niña Weijers las ik een stuk over de schrijver Zadie Smith, die zich tijdens de pandemie afvroeg waarom ze eigenlijk schreef. Haar antwoord was: om iets te doen te hebben. Dat lijkt mij een uitstekend antwoord. Ik dacht erachteraan dat ik eens een vraaggesprek hoorde met astronauten. Als antwoord op de vraag waarom ze graag de ruimte in willen zeiden ze: omdat het kan.

Om iets te doen te hebben. Omdat het kan. Zo gaat dat. Dus ondanks de omstandigheden in de wereld werd het boekenbal weer gevierd. Twee jaar geleden was voor veel schrijvers het boekenbal het laatste feestje, voordat ze gedwongen werden te doen wat de meesten van hen überhaupt altijd al doen: binnen zitten, uit het raam staren, nadenken, in bad, in bed, op de bank of op het balkon boeken lezen, verdwijnen in iets wat je fantasie zou mogen noemen. Als er één beroepsgroep was voor wie er fysiek weinig aanpassingsvermogen nodig was tijdens de pandemie dan was het wel voor de schrijvers. Al klaagden alle collega’s die ik sprak over een gebrek aan denkvermogen, een gebrek aan noodzaak iets te maken als de winkels dicht waren en het papier op was, überhaupt vroegen ze zich plotseling af wat toch de zin was van taal. Je hebt de wereld nodig om de wereld te verzinnen.

null Beeld Tjarko vd Pol
Beeld Tjarko vd Pol

En ondanks alle romantiek die we onszelf doorgaans toedichten: pijnlijk was toch ook het plotselinge gebrek aan zichtbaarheid. Een schrijver schrijft om iets te doen te hebben, maar ook om gelezen te worden. En veel schrijvers schrijven – al zal bijna niemand dit toegeven – uit ijdelheid, om gezien te worden, een stem te hebben. Nu waren schrijvers niet alleen fysiek opgesloten, het kabinet rekende de boekhandel (anders dan in andere landen) tot niet-essentiële winkel. Ook de bibliotheken bleven dicht. En dat legde iets lam. En ook bloot. Misschien werk je niet alleen zoals Zadie Smith schrijft: om iets te doen te hebben, maar vooral ook om, tegen alle zinloosheid in, de pretentie te hebben zin te geven. Mocht dit kloppen, dan is het positieve nieuws dat zingeving iets is waar je een ander bij nodig hebt.

Onzichtbaar en anoniem

Voor mijn schrijvende vrienden is het soms lastig te zien wat er in de loop van de tijd veranderd is. Dat laten zij liever aan de lezer over. En aan de tijd. Maar als ik naar de studenten van de Gerrit Rietveld Academie kijk, merk ik een groot verschil met een paar jaar geleden. Ik geef daar nu een aantal jaar les aan studenten die worden opgeleid tot autonoom kunstenaar en schrijver. We spreken iedere week een aantal uur met elkaar af. Tijdens die uren bespreken we verhalen van andere schrijvers (ja, ook gewoon Russen.)

De afgelopen twee jaar gaf ik die lessen vooral via zoom. Het schrijven bleef iets wat zich hoofdzakelijk binnen de muren van hun eigen kamer afspeelde. Er was, behalve via het internet, geen plek voor ze om zich voor een publiek te kunnen presenteren. Je kunt van er alles opknallen, op het internet, maar in mijn ogen blijf je alsnog onzichtbaar en anoniem.

Als je eenmaal schrijft ontmoet je andere schrijvers, raak je bevriend en maak je vijanden. Je leert wat je plek is in het literaire landschap. De ontwikkeling van een schrijver vindt niet alleen thuis plaats. Je kunt niet het escapisme aan blijven hangen als je iets wil maken wat anderen dient te bereiken. Sommige van mijn collega’s hebben in alle rust een vaste plek gevonden het laatste decennium, waardoor er niet buitengewoon veel veranderde tijdens de pandemie, maar voor vele studenten die nog aan het begin staan, was het een drama. Ze konden niet voorlezen in zaaltjes, niet oefenen, niet falen, ze werden kortom niet gezien.

Het mooie daaraan is, dat er met deze studenten een nieuwe generatie schrijvers opstaat die de blik paradoxaal genoeg meer naar buiten heeft gericht. Zij hebben de buitenwereld hard nodig. En ze weten het. Ze werken niet van buiten naar binnen, maar waren genoodzaakt van binnen naar buiten te werken. Het levert eerlijke, zorgelijke, kritische, geëngageerde verhalen op.

Het kleine gebaar

Terwijl ik als schrijver ben opgegroeid in een generatie die de realiteit leek te omarmen, lijkt de nieuwe generatie schrijvers daar meer dan ooit aan te willen ontvluchten. Er was een generatie die over kleine onderwerpen schreef, dicht bij huis, over persoonlijke problemen, moeders, vaders, weilanden, koeien, en via die weg uiteraard iets zei over de wereld van nu. Het is onzinnig te stellen dat mijn generatie autofictie schrijft, natuurlijk wil iedere schrijver iets groters vertellen, maar de manier van kijken zit misschien vooral in het kleine gebaar, details, mensen die elkaar niet kunnen bereiken, verloren zielen, zoektochten naar identiteit.

De nieuwe generatie schrijft over tijden die niet bestaan, vaak vanuit een collectieve stem, over dorpen en mensen die niet bestaan (waarmee ik bedoel: je kunt het niet googlen), om daarmee iets te zeggen over het nu. Ze durven vaak via een groter gebaar hun mening te verkondigen en dit doen ze via fantasy, science fiction, parallelle universums waarin dingen goed komen of juist misgaan. Eigenlijk precies zoals Kurt Vonnegut dat deed toen hij schreef over Dresden, omdat de realiteit geen recht zou doen aan het grotere verhaal dat hij te vertellen had. Daar was het oorspronkelijke verhaal net als nu veel te groot voor. Een ander opvallend verschil is dat de studenten, omdat ze niet gezien konden worden, niet zo nodig gezien hoeven worden.

Al zullen ze, als de mensheid tegen die tijd nog niet aan zichzelf ten onder is gegaan, vast, zoals ongeveer heel schrijvend Nederland vrijdagavond, over enkele jaren tijdens pakweg het 90ste boekenbal ook op de rode loper verschijnen. Om iets te doen te hebben. Omdat het kan. Ze zullen glimlachen voor het flitsen van de camera’s, dansen, drinken en vrijen om alles te vergeten, om daarna zo snel mogelijk weer te verdwijnen. Inmiddels in het volle besef dat de optie om vrijwillig te kunnen verdwijnen een luxe is die lang niet iedereen zich kan permitteren.

null Beeld Tjarko vd Pol
Beeld Tjarko vd Pol

Lees ook:

Het essay voor de boekenweek is hartverwarmend en zit vol prachtige ‘Rijneveldwoorden’

Het Boekenweekessay Het warmtefort van Marieke Lucas Rijneveld is een ode aan de zachte krachten.

Naïeve vrouwen doken vaker op in de boeken van Ilja Leonard Pfeiffer, maar Carmen in het boekenweekgeschenk blijkt uit ander hout gesneden

Schrijver Pfeijffer speelt zoals gebruikelijk zelf ook een rol in de intrige in dit geslaagde en gelaagde boekenweekgeschenk.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden