PoëzieJanita Monna
Een meisje met gedachten van een mens
Tjitske Jansen creëert een zekere intimiteit, en doseert strak.
Wat geef je iemand cadeau die 92 wordt? Een fotoboek, bedacht dichter Tjitske Jansen. Foto’s van Jacques Henri Lartigue, die het leven vastlegde in de eeuw die ook de jarige meemaakte. En dan dat boek niet alleen overhandigen, maar ook de foto’s samen bekijken: ‘Alle leeftijden die Harry had gehad/ en die nog in hem bestonden kwamen naar de oppervlakte.’
Wat de 92-jarige Harry deed, het opnieuw vertellen van een leven, is ook wat Tjitske Jansen doet in haar nieuwe bundel Iedereen moet ergens zijn.
Het openingsgedicht is meteen veelzeggend. Jansen vertelt daarin hoe ze haar Wikipedia-pagina wilde bijwerken: ‘Omdat ik wel wat interessantere zaken wist te melden/ dan dat ik in pleeggezinnen had gewoond.’ Maar Wikipedia accepteerde de veranderingen niet. Het systeem vond anekdotes over een kwijtgeraakt horloge of over schrijfcursussen die ze gaf geklets.
‘Gewoon woorden die iemand kon zeggen’
Wie met een half oog naar deze poëzie kijkt, zou het met Wikipedia eens kunnen zijn. Jansens schrijven heeft iets van kletsen. Met woorden die, om de dichter zelf te citeren, klinken als ‘gewoon woorden die iemand kon zeggen’, creëert ze een zekere intimiteit, wat het makkelijk maakt om haar wereld in te stappen.
Maar daar houdt het geklets dan ook op, want wát ze van die wereld laat zien, wat feit is en wat misschien verzonnen, daarover voert ze een strakke regie. Plaats van handeling is het gereformeerde Barneveld in de jaren zeventig en tachtig. Hoofdpersoon is een meisje dat in haar kleine lijf ‘gedachten van een mens’ heeft. Dat observeert en bevraagt. Te vrij in haar hoofd voor het benauwde Barneveldse leven.
Jansen tekent contouren van situaties en gebeurtenissen, en vult die spaarzaam in met sprekende details. Wel een meisje dat op school een schop van de juf krijgt: ‘Echt pijn deed het niet./ Ik was mijn moeder gewend/ daarbij vergeleken was dit niks.’ Maar niet wat er dan thuis precies gebeurde. Wel een meisje dat gilt ‘Ik heb niks gedaan, ik heb niks gedaan, ik heb niks gedaan!’ tegen een indringend kijkende vader, maar daarna stilte. En vervolgens de vele pleeggezinnen: ‘Bij het vierde gezin heb ik zo kort gewoond/ dat mijn moeder erop stond dat ik het logeren noemde.’
Van Barneveld is ze ‘los’ gekomen. Maar de eigenzinnige blik van het meisje van toen bleef gelukkig bewaard. Voor de poëzie.
De kerk en de Bijbelverhalen
maakten deel uit van het Barneveldse leven
zoals springtouwen, elastieken en sneeuwbessenstruiken
onderweg naar school dat deden.
De bessen plukte ik
en liet ik onder mijn schoenen klappen.
Schuin tegenover het concertgebouw
in de Nieuwstraat
vlak bij het station
bevond zich fietswinkel Fraanje.
Alle fietsen in de etalage waar ‘sport’ op stond
hadden van meneer Fraanje een stickertje gekregen.
Op elke o had hij een u geplakt
omdat sport uit den boze was.
Elke vrouw die een broek droeg, sprak hij aan
op haar on-Bijbelse gedrag.
Wel altijd pas nadat ze had betaald.
Of het nou zomer was of winter, hij droeg zijn zwarte pak.
Op een dag, ik had een onderdeeltje gekocht
van nog geen 25 cent, zei hij:
‘En volgende keer een rok aan hè meisje.’
Ik: ‘Waar bemoeit u zich mee?’
Hij: ‘Wanneer jij iemand in de afgrond zag hangen
zou je die toch ook willen redden?’
Ik: ‘Dat hangt ervan af.’
Tjitske Jansen
Tjitske Jansen
Iedereen moet ergens zijn
Querido; 108 blz. €18,99
Janita Monna (1971) is journalist en recensent. Ze was redacteur bij Poetry International en nam het initiatief voor de jaarlijkse Gedichtendag. Voor Trouw schrijft ze over poëzie.