Review
Een groot uitgevallen kind
Door zijn grote behoefte elk gezag te tarten wist de schrijver Roald Dahl kinderen te verrukken, en volwassen van zich te vervreemden. Zijn biograaf schildert de schrijver als een complex mens, die zijn humor hard nodig had om overeind te blijven.
Bijna alle grote schrijvers van jeugdboeken waren rebellen. Astrid Lindgren had lak sociale conventies, Annie M.G. Schmidt spotte er mee. Maar Roald Dahl dreef de kunst van het stout zijn tot het uiterste. Zijn jeugd boeken, zoals ’Sjakie en de Chocoladefabriek’ , ’Danny de wereldkampioen’ werden lange tijd beschouwd als opvoedkundig onverantwoord, vooral in Engeland. En zelf hield de schrijver zo van shockeren dat hij aan het eind van zijn leven weinig vrienden meer over had. Sommigen noemden hem wreed.
De zojuist in het Nederlands verschenen biografie van Roald Dahl, geschreven door de BBC-documentairemaker Donald Sturrock, weerspreekt die indruk niet. We lezen hoe Dahl zijn trouwste redacteuren en uitgevers diep krenkte, doorlopend beroemde kunstenaars beledigde, verkeerde dingen zei over Israël, en als een tank door de levens van vele vrouwen denderde.
En toch: als je dit vuistdikke boek dichtslaat, ben je gehecht geraakt aan Roald Dahl. Zijn lompe gedrag werd meestal gecompenseerd (en vaak verklaard) door zijn vrijheidsdrang en humor. Zijn tactloosheid werkte vaak komisch, zoals wanneer hij in het ziekenhuis bezoek krijgt van zijn weinig zorgzame vrouw en de door haar meegebrachte tros druiven prompt uit het raam gooit.
Een verzachtende omstandigheid is ook dat Dahl een bovengemiddelde portie ellende te verstouwen kreeg. Terecht schrijft Sturrock dat hij al een biografie had verdiend als had hij nooit een boek geschreven had. En in het taaie gevecht met pijn, ziekte en dood bewees humor zich als de beste bondgenoot.
Het eerste drama van zijn leven, de dood van zijn vader in 1920, schijnt de toen pas vierjarige Roald niet erg geschokt te hebben. Zijn Noorse vader had in Engeland ook genoeg geld verdiend om zijn vrouw en hun vijf kinderen bemiddeld achter te laten. Dahls eveneens Noorse moeder was bovendien gezegend met energie, moed, en een groot verteltalent (dat putte uit de rijke Noorse verteltraditie) en bleef bijna een leven lang zijn steunpilaar en klankbord.
Maar zoals veel jongens, vertelde Roald zijn moeder niet alles. Zo wist ze niet welke taferelen zich afspeelden op de gerenommeerde kostschool waar ze haar zoon had ondergebracht. Ouderejaars hadden er een ongebreidelde macht over nieuwkomers, die ze als hun persoonlijke slaafjes beschouwden. Eén minieme overtreding kon ertoe leiden dat een eerstejaars zich moest uitkleden en werd afgeranseld. Of dat zijn kameraden kauwgom in zijn schaamhaar wreven.
De jonge Dahl leerde zijn gevoelens diep weg te stoppen. Zijn humor kwam hem daarbij wel van pas. Voor een poëziewedstrijd met het thema ’Avondlucht’ diende hij een gedicht in dat aldus begon: „Avondwolken als kikkerdril bederven de lucht.” Verder vond hij troost in lange wandelingen in de natuur, een liefde die onder meer terugkomt in ’De fantastische meneer Vos’.
Gezien zijn ervaringen met autoritair gezag, is het misschien vreemd dat Dahl (die zijn schrijfsels nog niet serieus nam) als twintiger voor de luchtmacht koos. Maar het avontuur, vooral het vliegen zelf, trok hem aan. Hoewel hij met zijn lengte nauwelijks in de cockpit paste, vond hij in de lucht de vrijheid waar hij naar verlangde. Dat het inmiddels oorlog was, moet de spanning voor de avontuurlijke jongeman hebben verhoogd.
De realiteit kwam hard aan. Letterlijk: op zijn eerste echte vlucht als oorlogspiloot raakte hij uit koers en crashte, midden in de Libische woestijn. Dat hij het overleefde, was een wonder; maar hij hield zijn leven lang last van pijn in zijn hoofd en zijn rug.
Typerend is wel dat hij het ongeluk in zijn biografische schets ’Going Solo’ voorstelde als een heroïsch avontuur dat hij geheel alleen volbracht. In werkelijkheid werd hij gered door een andere vlieger, die hem een nacht lang troostte, warm hield, redde. Geen woord daarover in ’Going Solo’.
Dat zegt niet alleen veel over Dahls gebrekkige manieren, maar ook over zijn drang tot fabuleren. De werkelijkheid interesseerde hem alleen als ze een spannend verhaal opleverde. Het moet voor zijn biograaf een hele klus zijn geweest feit en fictie uit elkaar te houden.
Dat probleem doet zich in het vervolg van dit boek minder voor, want Dahls eigen biografie stopt als hij het vliegen moet opgeven. Kennelijk vond hij het leven ná zijn vliegavonturen en zijn vroege jeugd – die hij optekende in ’Boy’ – minder de moeite. Misschien was hij ook bang zijn mond voorbij te praten, want nadat hij nog aan één volkomen kansloze missie boven Griekenland had deelgenomen, stuurde de RAF hem naar Amerika, eerst als militair attaché en later als spion. De bijzonder geestige (en niet te vergeten beeldschone) ex-piloot zou de Amerikanen misschien kunnen overhalen aan de oorlog deel te nemen; hij had al goede banden met Eleanor Roosevelt, die een van zijn eerste verhalen erg waardeerde.
Zo begon Dahls Amerikaanse avontuur. Hij tenniste met vicepresident Henry Wallace, dronk thee met de Roosevelts, en flirtte met ontelbaar veel oudere vrouwen, zolang ze maar macht en vooral geld bezaten. „Volgens mij is hij met iedereen die meer dan vijftigduizend dollar per jaar had naar bed geweest”, aldus een vriendin.
Hoewel Roald Dahl kritiek had op Amerika (vooral op de reclame die je overal tegemoet schreeuwde), was deze telg van een onconventionele Noorse familie er ook op zijn plaats. Zijn eerste verhalen, voor volwassenen, waren nogal macaber, maar veroverden het Amerikaanse publiek ten slotte wel, eerder dan het Engelse. Dat gold later ook voor zijn kinderboeken. Vrijwel zijn enige levenslange vriend was de Texaanse krantenmagnaat Charles Marsch – volgens Strutton is Dahls creatie Willy Wonka een eerbetoon aan deze onvermoeibare mecenas. In Amerika vond hij bovendien zijn eerste echtgenote: de mooie, talentvolle actrice Patricia Neal.
Op dat huwelijk rustte overigens geen zegen. Pat rouwde nog om Gary Cooper, die haar de bons had gegeven. Dahl moest (zoals veel generatiegenoten) wennen aan Pats professionele succes en ambities. Koken kon ze niet. Ze hield niet van kunst, gokken, stropen, antiek of tuinieren. Maar ze verdiende wel geld en schonk hem vijf kinderen, en om dat laatste was het Dahl eigenlijk begonnen. Ze kochten een idyllisch huis op het Engelse platteland.
De rol van huisvader paste ’het geriatrische kind’ Roald Dahl uitstekend, en had hem zeker gelukkig gemaakt, als niet juist hier het noodlot had toegeslagen. Eerst werd de kinderwagen met daarin zijn zoontje Theo geschept, een ongeluk waarvan de jongen nooit helemaal genas. Toen stierf Dahls lievelingsdochter Olivia, zeven jaar oud, aan een zeldzame complicatie van de mazelen. Dahl, volkomen verslagen, zocht troost zocht bij de geestelijke van zijn oude kostschool, en toen deze hem verzekerde dat Olivia in de hemel niet met haar lievelingshond verenigd zou worden, omdat God dieren niet toeliet, verloor hij elk vertrouwen in welk geloof dan ook. In plaats daarvan stortte de altijd al vrijgevige Dahl zich op liefdadigheid.
Alsof het gezin nog niet zwaar genoeg getroffen was, kreeg Pat, zwanger, een hersenbloeding die haar tot een zielig hoopje mens terugbracht. Haar man legde haar met ijzeren discipline een zelfbedacht regime op van trainen, trainen en nog eens trainen. En hoewel dit haar weer terugbracht op de set, en Dahl in het openbaar als held te boek stond, stelden bezoekers vast dat hij soms ’als een drilsergeant’ stond te schreeuwen tegen zijn vrouw: „Niet hinken! Stappen nemen! (...) Het is één, twee, drie, één, twee, drie, vier.”
De gezinsidylle waarvan hij droomde trok zich terug in zijn boeken. Een droomvader (zoals die van Danny) is met zijn subversieve stropersacties de rijke stinkerd te slim af. Kwade monsters worden door een overmacht aan helikopters onschadelijk gemaakt (De GVR), aardige kinderen (Sjakie) krijgen een vriend die in hen gelooft (Willy Wonka) en hen overlaadt met chocola (waar ook Dahl dol op was).
Aan het eind van zijn leven ontmoet Dahl alsnog de liefde van zijn leven, Liccy Crosland, die hem aanzet tot een van zijn beste boeken: ’Matilda’. Maar zijn lichaam raakte toen al uitgeput. Zijn laatste woorden, als de naald met morfine zijn vermoeide lichaam binnendringt: „Ow! Fuck!”
Sturrocks biografie is met veel vaart geschreven en heel informatief, maar niet feilloos. Sommige gedeelten overlappen een beetje, en al dat geruzie over contracten had wel wat korter gekund. Maar de biograaf slaagt er wel in van de opgehemelde én verguisde Roald Dahl een echt, complex mens te maken. Dat geeft diens klassiekers nieuwe diepgang. En het werkt vreemd inspirerend. Dahl mocht dan geen tact hebben gehad, zijn vitaliteit en humor geven, voor de duur van het lezen, de hele wereld een bijzondere glans.