Klassiek & zoPeter van der Lint
Een goede recensie is als een voetbalverslag, inclusief rode kaarten en rugnummers
Over het nut van recensies wordt al zo lang ik die schrijf voor Trouw gediscussieerd. Dat is al sinds 1985. De eerste vijftien jaar recenseerde ik als freelancer, en toen ik in 2000 een vast contract als muziekredacteur kreeg, smeulde die discussie nog steeds – als een nimmer dovende veenbrand.
Aan het begin van dat millennium waren we hier ter redactie met twee muziekredacteuren die schreven over klassieke muziek. Plus drie mee-schrijvende, gespecialiseerde freelancers. Bijna 25 jaar later is er nog één muziekredacteur – ik zei de gek – en is het zoeken naar goede freelancers gaande, maar geen sinecure.
Het aantal recensies over klassieke muziek is door de jaren heen dramatisch gekelderd. Maar nog altijd sturen teleurgestelde lezers mails of brieven naar de krant als bepaalde concerten of voorstellingen om wat voor reden dan ook niet door ons gerecenseerd worden. Zij willen graag hun eigen mening van zo’n avond toetsen aan die van de ‘professionele’ luisteraar. Of ze sturen boze reacties vol ongeloof zoals: ‘Was uw verslaggever wel bij dezelfde voorstelling als ik?’, dan wel lovende woorden wanneer de gegeven sterren overeenkomen met de eigen perceptie.
Vergeet vooral niet rugnummers te noemen
Het werkt eigenlijk hetzelfde – uiteraard op veel kleinere schaal – als bij verslagen van voetbalwedstrijden of televisieprogramma’s. De miljoenen kijkers die allemaal lineair naar hetzelfde programma hebben gekeken, willen daar de volgende dag iets over lezen in de krant. Sportliefhebbers die in het weekend een voetbalwedstrijd hebben gezien – inclusief alle recenserende praatprogramma’s met specialisten erna – willen toch ook nog een verslag in de maandagkrant. Die staat dan ook elke week vol met voetbalrecensies. Zonder sterren erboven – dat dan weer niet.
Een geslaagde bespreking van een concert of een operavoorstelling is niet meer of minder dan een goed voetbalverslag. Je schrijft over het verloop van de avond, de inzinkingen, de oplevingen, de doelpunten en de rode kaarten. En je vergeet vooral niet om de rugnummers te noemen.
Die rugnummers zijn essentieel, maar vormen ook een gevaar. In de NRC schreef een gewaardeerde collega onlangs over de uitvoering van Richard Strauss’ Eine Alpensinfonie door het Concertgebouworkest onder leiding van Klaus Mäkelä. Daar stond de volgende zin in: ‘Op nagenoeg iedere belangrijke inzet zijn de hoorns te laat’. Au! Dat is zoiets als: ‘Alle hoornblazers misten hun penalty’. Probleem bij dit soort precieze constateringen is dat je het kunt controleren. Wat bleek, op de gemaakte radio-opname bleek geen enkele inzet van de hoorns te laat.
Kinderschoencommunicatieproblemen
De podcastmakers van Klassiek Inside kwamen tot dezelfde conclusie en belden met eerste hoornist Laurens Woudenberg voor een reactie. Die was zich bij lezing eerst rot geschrokken, zei hij, en was meteen naar de opname gaan luisteren om te constateren dat alles wel degelijk goed was gegaan. In de in dezelfde recensie opgeworpen vraag of Mäkelä misschien ‘kinderschoencommunicatieproblemen’ met het orkest heeft, herkende de hoornist zich al evenmin.
Overigens hebben alle nieuwe chefs bij het Concertgebouworkest het in eerste instantie moeilijk bij de schrijvende pers. Het overkwam Haitink, het overkwam Chailly, het overkwam Gatti en het overkomt nu Mäkelä. Sommige berichtgeving over de Fin en zijn voorgangers neigde, of neigt, naar het tendentieuze. Maar dat is een onderwerp voor weer een heel andere column.
Peter van der Lint schrijft iedere week met aanstekelijk enthousiasme over de wereld van de klassieke muziek. Lees zijn columns hier terug.