RecensieNon-fictie
Een familiegeschiedenis als een veertje op de tijd
Kristine Groenhart beschrijft de geschiedenis van haar schoonfamilie, kruideniers in De Kaag.
“Om een familie goed te leren kennen en te beschrijven,” schrijft Kristine Groenhart in ‘Kinderen van Kaageiland’, een geschiedenis van haar schoonfamilie, “is het interessant terug in de tijd te gaan, terug naar de eerste generaties. Daarom zijn de stamboomsites zo populair tegenwoordig en zitten de studiezalen van archieven vol met hobbyisten. Iedereen vindt het leuk en interessant om terug te gaan in de tijd en op die manier zijn of haar eigen familie te leren begrijpen. […] Ik heb het geluk dat het verhaal van mijn schoonfamilie uitgegeven wordt.”
Groenhart heeft gelijk. Het vertellen van familieverhalen is al jarenlang populair. Volgens filosoof Tanny Dobbelaar, die dit jaar op een onderzoek naar dit fenomeen promoveerde, heeft die populariteit te maken met de democratisering van het geschiedschrijven; iedereen kan tegenwoordig de archieven in. Maar het belangrijkste aspect van het schrijven van een familieverhaal, zegt Dobbelaar, is dat je door het uitpluizen van stambomen en familiearchieven een extra dimensie aan je familie geeft: “je maakt een familie om een familie te zijn.”
Dat laatste is natuurlijk een lovenswaardig streven. De grote vraag is echter of al die verhalen interessant genoeg zijn om uitgegeven te worden. Vaak levert het onderzoek niet zo heel veel op, want niet iedere familie bewaart alle documenten. En dan nog: welk verhaal vertellen de papieren? Hoe interpreteer je archiefgegevens en persoonlijke documenten, zoals brieven en dagboeken? En wat is precies ‘familie’, als we niet alleen twee ouders, vier grootouders en acht overgrootouders, maar ook zestien betovergrootouders hebben, en ga zo maar door?
Ook Groenhart worstelde met deze vragen toen ze aan haar onderzoek begon. Uiteindelijk vond ze de volgende oplossing. In haar boek gaat ze kort in op de eerste Loogmannen die op het Zuid-Hollandse Kaageiland geregistreerd werden: het zeventiende-eeuwse gezin van een Duitse seizoensarbeider. Verder concentreert ze zich bijna volledig op de grootouders van haar man, de rooms-katholieke Leen en Lena Loogman, die vanaf de jaren twintig in De Kaag een kruidenierszaak dreven en twaalf kinderen kregen. Omdat de meeste leden van dit gezin al waren gestorven toen Groenhart haar onderzoek begon en alle documenten over de winkel waren verbrand, koos ze ervoor zo veel mogelijk in de context te duiken. Daarnaast besloot ze haar gesprekken met de nog levende familieleden woordelijk weer te geven en dat alles met haar eigen handelingen en gedachten te doorspekken. Dat is op zich geen slecht idee. Toch ging het mis.
Ten eerste toont Groenhart beperkte kennis van de geschiedenis van Nederland. Als ze over de Tachtigjarige Oorlog schrijft, komt ze niet verder dan ‘met ons Hollandse water hebben wij de Spanjaarden verdreven’. Vervolgens neemt ze alle verhalen van de nog levende familieleden voor zoete koek aan – ze is hoogstens verbaasd als die elkaar tegenspreken. Passages uit een dagboek geeft ze letterlijk weer, en dat is best, maar zulke egodocumenten kunnen niet zonder interpretatie. Dat de overgeleverde verhalen over het dorp en de bewoners de gebruikelijke clichés bevatten, lijkt ook aan Groenhart voorbij te gaan; af en toe vraagt ze zich af of iets wel ‘echt’ gebeurd kan zijn. Als het over de dorpelingen gaat, gebruikt ze uitgekauwde beeldspraken als ‘sterke vrouwen’ en mannen met ‘ruige koppen’. En als ze zich direct tot de lezer richt, wordt het soms ronduit pijnlijk. “Wilt u nog verder lezen?” vraagt ze na een lange en ongenuanceerde verhandeling over de opvatting van de rk kerk over seks. Het antwoord laat zich raden. Ten slotte verzandt het verhaal over de vele Leens en Lena’s, Jans, Pieten en Leo’s in misplaatste sentimentaliteit, zoals wanneer Groenhart vertelt dat een van de ooms van haar man tijdens haar onderzoek overlijdt. “Rust zacht, Leo. Zonder jou was dit boek er niet geweest.”
‘Kinderen van het Kaageiland’ eindigt met de vaststelling dat de Loogmannen ‘maar een heel klein deel van onze vaderlandse historie, een stofje, een veertje, zijn’. Yep. En soms moet je misschien besluiten dat zo’n stofje geen publicatie waard is.
Kristine Groenhart
Kinderen van Kaageiland. Afscheid van het grote gezin
Querido; 264 blz. € 20,99
Lees ook:
Schrijven over daders die in slachtoffers veranderden: het is ongemakkelijk
‘Life writing from below’, heet het in het Engels: het schrijven over levens van ‘gewone’ mensen. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw laat dit ‘biograferen vanaf de onderkant’ zien dat geschiedenis niet alleen door vorsten, generaals en politici wordt gemaakt.
De Gouden Eeuw was op het platteland een ruige tijd
Neerlandicus Enny de Bruijn (1968) dook na de vondst van persoonlijke brieven in de geschiedenis van haar eigen boerenfamilie in de Gouden Eeuw.
Twee premiers in de familie, dat was een recept voor ongeluk
In de rubriek ‘Vandaar dit boek’ vertellen schrijvers over hun drijfveren achter het schrijven van een boek. Deze keer: Frederik Heemskerk (1939), voormalig advocaat, officier van justitie en strafrechter bij het Haags gerechtshof.