Leiden is een fraaie stad met veel historie, maar herbergt ze ook architectonische bijzonderheden? Monica Wesseling dwaalt langs diverse eeuwen en architectuurstijlen.
Amsterdam heeft Berlage en de Amsterdamse School, Rotterdam excelleert in spraakmakende, baanbrekende architectuur, maar is er ook maar iéts architectonisch fraais waar Leiden op kan bogen?
“Zeker”, zegt Matthijs Burger, senior adviseur erfgoed Leiden resoluut. “Leiden heeft zijn 17de eeuw. Een deftige, strakke, goed gedetailleerde klassieke bouwstijl. Méér dan andere steden. Toen de rest van Europa zich in de 18de eeuw te buiten ging aan ‘toeters en bellen’, bleef Nederland, en vooral ook Leiden, vasthouden aan een barokke architectuur met strakke lijnen, zuilen en pilasters. En die bouwwerken hebben we nog steeds.”
Juist in de 17de eeuw beleefde de Sleutelstad een enorme bloeiperiode. De lakenhandel zorgde voor bakken geld, althans voor een kleine elite, die zich dan ook prompt te buiten ging aan grote, statige panden, onder meer aan het Rapenburg, Levendaal en Zoeterwoudse Singel.
Maar Leiden heeft veel meer kanten, zo blijkt als we ‘op wandeling’ gaan. Een tocht die begint bij de Petruskerk en de huizen rondom, alle in de jaren dertig ontworpen door Alexander Kropholler, een architect die onder meer het Van Abbemuseum in Eindhoven op zijn naam heeft staan. Kropholler was wars van vernieuwingen in de bouwkunst en hield het bij traditioneel baksteen, houten kozijnen en weinig ramen. En inderdaad; de kerk en de huizen aan weerszijden ogen robuust en op een prettige manier ‘bakstenerig’.
De liefde voor de gebakken stenen ging ver, zo blijkt ook bij de panden aan de Lorentzkade om de hoek. Om de stevigheid van de bouwwerken te accentueren liet Kropholler speciaal extra grote bakstenen bakken. Daardoor, en door de stenen muurtjes voor de huizen, vormen kerk en huizen een duidelijk geheel.
De Lorentzkade is wel een duidelijk gevalletje van ‘het kan verkeren’: de panden zijn nu de allerduurste van Leiden maar werden begin twintigste eeuw als sociale woningen gebouwd. Panden om van te likkebaarden.
Een zooitje van grootse huizen
Eenmaal de Lorentzbrug over valt de eenheid ver te zoeken. Begin 20ste eeuw waren huizen een populaire manier om overtollig geld te beleggen. “De slager liet drie huisjes bouwen, de lakenhandelaar twaalf, en zo meer. Wáár mocht de bouwer zelf beslissen”, vertelt Martin Verwoest, stedenbouwkundige van de gemeente Leiden. En dat is te merken. Logica in het stratenpatroon is ver te zoeken. Korte, lange, rechte, hoekige, smalle, brede straten; alles door elkaar. Een zooitje, maar dan wel een van grootse, hoge huizen. Zo’n buurtje voor vergapen, verwonderen en lekker dwalen. Maar er mist wel iets. Het groen. Geen kapitale bomen, geen kleine plantsoentjes; slechts een enkel particulier geveltuintje of bloempot, slechts een sprietige boom. Tja. De kleine investeerders letten natuurlijk wel op de pecunia. Groen leverde niets op.
Kaal, maar kijk. Tussen de tegels toch nog wat groene spruitsels, zó te ontdekken door een groenbeluste.
Nee, dan de Zoeterwoudse Singel; de hoofdzakelijk 19de-eeuwse panden even statig, maar nu wel rijkelijk gelardeerd met groen. De singel met haar park is een verademing voor natuurliefhebbers als ik. Kale bomen als grillige staketsels tegen de blauwe hemel, madeliefjes in het gras, kauwtjes en gakkende ganzen en mooie kromme lijnen. Vanuit een volière klinken allerlei onbekende roepjes van gevederde vrienden en op een bankje genieten twee vrouwen van een kop thee uit eigen thermoskan.
Lieflijk en idyllisch. Nu wel. Hoe anders in de 19de eeuw. Het moet in die tijd knap ongezond zijn geweest om in de echte binnenstad te leven met dikke rookpluimen, stinkend afvalwater en roetdeeltjes. Zoals van de meelfabriek, nog steeds fier overeind, zij het niet langer gebruikt. De fabriek en omliggende ruimte worden ontwikkeld tot een ‘multifunctioneel complex’ met studentenwoningen, winkels, wellness en een hotel.
Het complex is nog lang niet af en daarmee ook aantrekkelijk voor liefhebbers van het dansen van kranen en de wonderlijke logistiek van bouwwerkzaamheden.
Extravagante panden
De geschiedenis blijkt zich te herhalen. Na de slagers, de lakenhandelaren en de industriëlen zijn in de nieuwe wijk Nieuw Leyden, nabij het voormalig slachthuis, gewone burgers aan de beurt geweest om naar believen een huis neer te zetten, naar een stedenbouwkundig plan van het Rotterdamse bureau MVRDV. Echt gewoon zijn die burgers overigens niet getuige de duidelijk ‘onder architectuur gebouwde’ ruime huizen. Maar eerlijk is eerlijk; de wijk is een feest om doorheen te lopen met al die extravagante panden. Geen bouwmateriaal is onbenut gelaten. Er zijn gevels van hout, leisteen, ‘bloemetjesbehang’, glas en quasi-Romeinse pompeuze zuilen.
Ik drentel, dreutel en dwaal. Geniet van dansende wintermuggen en een koolmees op zoek naar een spinnetje tussen de houten schotten van een huis om uiteindelijk koers te zetten naar het Centraal Station, naar mijn idee de treurigste plek van de stad. Ach, ik zie het maar als een van de vele gezichten van de Sleutelstad. Een stad die ondanks haar roemrijk verleden en vooruitstrevend heden zo heerlijk provinciaals is gebleven.
Route
Leiden is klein genoeg om gewoon met een ouderwetse stadsplattegrond doorheen te dwalen. Zoveel leuker dan eindeloos turen op telefoon of iPad. Wij liepen van de Petruskerk aan de Lammenschansweg via de Lorentzskade naar de Zoeterwoudse Singel. De meelfabriek staat aan de Zijlsingel; Nieuw Leyden ligt direct ten noorden van de Maresingel, nabij het station.
Muurgedichten
Een dwaaltocht door Leiden brengt ook muurgedichten. Sommige in incourante vreemde en daarmee onbegrijpelijke talen, andere in het Nederlands. Opsierend zijn ze allemaal. muurgedichten.nl
Lees ook:
Na anderhalve eeuw van pech, overmoed en onkunde herbergt Naturalis nu ‘puur goud’
Museum Naturalis in Leiden bestaat 200 jaar. Het museum behelst een enorme en toonaangevende collectie, die vaak op opzienbarende wijze tot stand kwam.