In memoriamJules Deelder
Dichten, daarmee begon en eindigde alles voor Jules Deelder (1944-2019)
Het romantische idee dat je als dichter jong dood moet gaan, had hij al uit zijn hoofd gezet. Jules Deelder overleed op 75-jarige leeftijd.
Jules Deelder was er zelf nog niet van overtuigd, dat hij sterfelijk was. “In mijn geval moet ik het nog maar zien.”
Dat was niet zonder reden. Hij had Magere Hein verscheidene keren in de ogen gekeken. Na een hack schreef TV Rijnmond in 2002 al dat de dichter overleden was. Zelf reed hij zijn Citroën CX eens met 170 in de vangrail, een andere keer knalde hij op een verlaten Maasvlakte tegen een Duitse brandweerwagen. “Tering, die pakten mij joh. Het is een wonder dat ik daaruit kwam.”
Daarbij kwamen zijn nachtelijke leefstijl en zijn gedisciplineerde dopegebruik. Toen hij zeventig werd, zei hij: “Als dichter is het zo: of je gaat jong dood, maar als je op een gegeven moment ziet dat je dat romantische idee niet meer haalt, dan maar heel oud. Niet ergens in het midden.” Hij werd uiteindelijk 75. Zijn uitgever De Bezige Bij maakte bekend dat hij overleed na een kort ziekbed. Deelder was 45 jaar samen met kunstenares Annemarie Fok. Samen hebben ze een dochter, filmregisseur Ari Deelder.
Echt Rotterdams Erfgoed
Deelders dood komt toch nog onverwachts. Nog geen maand geleden vierde hij zijn verjaardag in een volle zaal in De Doelen in Rotterdam. Veel sleet leek er nog niet op te zitten. Deelder zong, drumde, grapte en droeg gedichten voor, als vanouds in moordend tempo. Met onafscheidelijke vlinderbril, krijtstreeppak met brede revers en het grijszwarte haar strak naar achteren gekamd. Van de fauteuil die op het podium stond, maakte de jarige nauwelijks gebruik.
Die avond, die achteraf ook het afscheid van de prominente inwoner bleek, liet nog maar eens zien hoezeer Rotterdam zijn nachtburgemeester in het hart heeft gesloten. Museum Rotterdam benoemde hem tot Echt Rotterdams Erfgoed. Deelders grote voetballiefde Sparta had hem eerder die middag uitgeroepen tot Lid van Verdienste. De dichter zelf noemde dat een hele eer “voor iemand die nooit lid is geweest.”
Ook burgemeester Ahmed Aboutaleb sprak zijn ‘nachtcollega’ toe, en hij droeg twee van diens gedichten voor. De onderlinge waardering is altijd groot geweest, hoewel ze op het oog zo verschillen: de excentrieke en soms grofgebekte Deelder en de ernstige, ascetische Aboutaleb. Ze deelden hun liefde voor het woord en de poëzie.
Voor Deelders zeventigste verjaardag stelde Aboutaleb een bloemlezing van diens werk samen. Deelder mocht Aboutaleb graag uit de tent lokken, bijvoorbeeld door hem te vragen ook een drankje te bestellen. Als Aboutaleb hem uitlegde dat hij soms op onverwachte momenten belangrijke beslissingen moet nemen, repliceerde Deelder: “Doe niet zo gek. Je voorgangers werkten uitsluitend als ze dronken waren. En die werkten dag en nacht!”
Wars van kleingeestig sentiment
Jules Anton Deelder werd op 24 november 1944 geboren in de Rotterdamse wijk Overschie, als zoon van een vleeshandelaar. Zijn eerste gedicht schreef hij op zijn elfde: ‘Hoort, men werpt een atoombom’. Op zijn veertiende drukte hij een visitekaartje: Jules Deelder. Dichter.
Dichter, nachtburgemeester, schrijver, dj, ondernemer, ras-Spartaan, toneelschrijver, beeldend kunstenaar, jazzmuzikant en oer-Rotterdammer, wars van het soms kleingeestige sentiment in die stad. Deelder liet zich nooit ergens op vastpinnen. Al zag hij zelf wel het verband. Alles begon en eindigde met dichten. Poëzie kon veel vormen aannemen. Zestig jaar later had hij nog precies hetzelfde visitekaartje laten drukken.
In Rotterdam kun je nauwelijks een straathoek omslaan zonder een gedicht van Deelder tegen te komen. Ze sieren gevels, de negenhonderd meter lange tunnelbuis van de Beneluxtunnel, vuilniswagens en drankflessen.
Deelder waakte ervoor ingewikkeld te doen over zijn werk. Een goed gedicht moet eenvoudig zijn en voor iedereen te begrijpen. Hij vond de naam van zijn bv, Deelder B.V., een gedicht op zich. Van recensenten moest hij niets hebben, aan duur doen over poëzie had hij een broertje dood. Erkenning van het publiek vond hij veel belangrijker. Gevraagd naar zijn dichtstijl zei Deelder dat hij maar wat deed. “Ik heb daar geen theorieën over; gedachten voortkomend uit de traditie van de dat en de zus.” Bovendien, als hij dat uit de doeken ging doen, dan hoefden de mensen het niet meer te lezen, toch?
Rotterdams typetje
Ondertussen besefte hij terdege dat hij een bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse poëzie. Gedichten als ‘Voor Ari’ voor zijn dochter, ‘Rotown Magic’ (“Rotterdam is niet te filmen, Rotterdam is vééls te echt”) en zinnen als “de omgeving van de mens is zijn medemens” zijn tot het collectieve geheugen gaan behoren. Zelf zei hij daarover: “Ik weet dat ik een paar dingen onder woorden heb gebracht waar geen speld tussen te krijgen is. Die houden het wel uit zolang het Nederlands bestaat. Al heb je maar één goed gedicht geschreven, dan is het al genoeg.”
Terwijl Rotterdam hem al decennialang op handen droeg, had Deelder soms het gevoel dat hij buiten zijn thuisstad niet op waarde werd geschat. Hij kon nogal eens stekelig uit de hoek komen in tv-uitzendingen, als hij het gevoel had vooral als Rotterdams typetje gevraagd te zijn.
Ook voelde hij zich soms miskend als dichter. Toen hij in juli een eigen gin, Deelders Hard Gin, presenteerde, klaagde hij over een gebrek aan waardering van De Bezige Bij. Waarom gaf de uitgeverij zijn boeken niet opnieuw uit in het jaar dat zowel het bedrijf als de dichter 75 werden? Deelder is één maand ouder dan De Bezige Bij, vorige week stond hij nog op de jubileumfoto. “Ik ben populairder dan ooit. Maar ze zullen wel denken: die ouwe lul. De jeugd weet niets, maar boven de vijftig vinden ze je min of meer een debiel.” Het boekenvak draaide meer en meer om vluchtig scoren en bestsellers, vond Deelder.
‘Wat een grijsaards!’
De afgelopen jaren stond het dichten op een laag pitje, hoewel hij ervan overtuigd was dat het wel weer ging komen. Deelders tijd werd vooral in beslag genomen door het optreden met zijn jazzband, waarin hij drumde en zong. Zijn grote liefde voor jazz uitte zich in zijn optredens en voordrachten.
Afgelopen jaar deed hij een tournee langs bejaardenhuizen. Hij zag er de ironie wel van in, dat hij optrad voor leeftijdsgenoten. “Wat een grijsaards! Ik heb gelukkig geen reet met die wereld te maken.” Hij had de voorbije jaren meer uitstapjes, zoals een expositie in de Kunsthal met beelden van plastic onderdeeltjes die hij met een aansteker aan elkaar had geschroeid . En er was dus zijn eigen gin, de drank die hij voor 75 euro de fles aan de man bracht.
Van commercie was Deelder nooit vies. Het was ongebruikelijk dat een dichter optrad in een wasmiddelenreclame. En voor een vergoeding luisterde hij graag een opening of een borrel op, ergens in de Rotterdamse haven of waar ook in het land . Allemaal om die eerdergenoemde bv overeind te houden en “op enigszins onnavolgbare wijze te leven van het dichterschap”. Wat dat betreft vond hij het een opluchting om 65 te worden en AOW te ontvangen. “Eindelijk een vast inkomen.”
Naarmate Deelder ouder werd, ontvielen hem steeds meer vrienden. Simon Vinkenoog, de Rotterdamse cult-dichter Frans Vogels, zijn vaste saxofonist Ger Sax, Herman Brood. Het overlijden van die laatste sterkte hem in de gedachte nooit met speed te stoppen (‘een leven zonder speed is het leven niet’), de drug die hem vijftig jaar op dreef hield. “Ik zou niet weten hoe het zonder was, dan zou ik helemaal niets meer schrijven”, zei hij eerder in Trouw. “Dan pleur ik uit elkaar, dat heb je bij Herman gezien.”
Deelder wilde er niet te veel bij stil staan, dat ze ook onvermijdelijk eens om hem heen zouden staan, ‘op dat lullige verhoginkje in het crematorium’. Het kon hem weinig schelen, hoe zijn uitvaart eruit zou gaan zien, zei hij rond zijn zeventigste verjaardag in onvervalst Rotterdams. “Ze doen maar wat. Als ze mijn verjaardag kennen organiseren, dan kennen ze mijn begrafenis ook organiseren.” Deelder wilde vooral door, als je elke dag opnieuw begint, dan word je nooit ouder dan een dag. “Wie in het heden leeft, heeft het eeuwige leven.”
Lees ook:
Die Markthal? Een hangar voor een zeppelin
Als je als dichter niet op jonge leeftijd sterft, dan maar liever heel oud, zei Jules Deelder toen hij zeventig werd. ‘Ik heb een paar dingen onder woorden gebracht waar geen speld tussen te krijgen is.’
Jules Deelder vierde zijn 75ste verjaardag met een eigen gin. ‘Het maakt elke tonic drinkbaar’
Het jaar dat Jules Deelder 75 werd, werd ingeluid met een eigen gin. ‘Geen dry gin, nee, hard gin. Nat moet-ie zijn.‘ En: ‘Als ik helemaal wanhopig ben, dan market ik die gin als Deelders levenselixer’.