Henri Rousseau, Tropisch bos met apen-Tropical Forest with Monkeys (1910).

Naïef realisme

Deze schilders waren óók boerin, worstelaar of mijnwerker, maar maakten zeker geen koektrommelkunst

Henri Rousseau, Tropisch bos met apen-Tropical Forest with Monkeys (1910).Beeld Courtesy National Gallery of Art, Washington DC

Ze werden ‘naïef’ genoemd of zondagsschilder, omdat ze geen kunstopleiding hadden. Maar hun ongeschoolde schilderstijl werd begin twintigste eeuw omarmd door de avant-garde. Zelfs Mondriaan kon het waarderen.

Harmen van Dijk

De een was circusartiest, de ander huishoudster. Er zit een mijnwerker bij, een douaneambtenaar, een boerin, een kleermaker. Dit bonte gezelschap had één ding gemeen: ze waren naast dat ene beroep ook allemaal kunstenaar, grofweg in het staartje van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste. Geen van allen hadden ze een opleiding aan de kunstacademie gehad, maar ze werden evengoed bekend en geliefd. Tachtig schilderijen hangen nu in Museum More in Gorssel.

Moderne primitieven werden ze genoemd, zondagsschilders of naïeven. Het museum heeft goed nagedacht over een benaming die deze kunstenaars recht doet. Naïef realisme is het geworden. Hun realistische voorstellingen zijn vaak gebaseerd op hun eigen leven, zonder veel rekening te houden met zaken als perspectief, schaduwwerking of anatomische verhoudingen – dat is het ‘naïeve’.

Grandma Moses

Hoogstwaarschijnlijk hebben de 26 kunstenaars in deze tentoonstelling elkaar nooit ontmoet. Toch worden ze gezien als groep. Ze kwamen uit Frankrijk, de Verenigde Staten, Duitsland, Polen, België en ook Nederland. Hun levensverhalen spreken vrijwel zonder uitzondering tot de verbeelding. Neem de Amerikaanse Grandma Moses, een van de beroemdste ‘zondagsschilders’. Anna Mary Robertson Moses, zoals ze voluit heette, werkte haar hele leven met haar man op hun boerderij in het noordoosten van de VS. Toen ze op haar 76ste door artrose niet meer kon borduren ging ze schilderen: plattelandstaferelen waarin je heerlijk kunt verdwalen.

‘Shenandoah Valley South Branch’ (ca. 1938) van Grandma Moses. Beeld Galerie St.Etienne-Kallir Research Institute en privécollectie
‘Shenandoah Valley South Branch’ (ca. 1938) van Grandma Moses.Beeld Galerie St.Etienne-Kallir Research Institute en privécollectie

Het verhaal gaat dat ze er een paar ophing bij de plaatselijke drogist. Een kunstverzamelaar, die bij toeval in het dorp verzeild raakte, zag de werken en wilde ze kopen. De drogist stuurde hem naar de boerderij, waar de dochter van Grandma Moses de man vertelde dat haar moeder makkelijk dertig werken kon leveren. Toen Grandma dat even later hoorde, raakte ze in paniek. Zoveel goede schilderijen had ze helemaal niet, vond ze. Om snel aan meer werk te komen knipte ze een doek in tweeën. Op de tentoonstelling hangen de stukken weer naast elkaar.

Botanische tuinen als inspiratie

Er waren meer kunstkenners die de ‘naïef realisten’ uit de anonimiteit haalden. Wilhelm Uhde was een Duitse verzamelaar die in Parijs woonde. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de roem van Henri Rousseau, de aartsvader van het naïef realisme. Rousseau was belastinginner. Zijn exotische landschappen vol gedetailleerde planten en dieren baseerde hij op bezoekjes aan de botanische kassen en de dierentuin van Parijs en plaatjes uit boeken en tijdschriften. Hij vertelde wel eens dat hij op militaire missie in Mexico was geweest, maar niets wijst er op dat hij ooit zo’n reis maakte.

‘At the Travelling Circus’ (c. 1928) van Camille Bombois. Beeld Galerie Dina Vierny
‘At the Travelling Circus’ (c. 1928) van Camille Bombois.Beeld Galerie Dina Vierny

Rousseau was een doorzetter, hij exposeerde zijn werk en liet zich niet afschrikken door hoon en minachting uit de kunstwereld. Uhde leerde Rousseau rond 1906 kennen. De verzamelaar was gefascineerd door kunstenaars die zich niet door het hoofd, maar door het hart lieten leiden. Later ontdekte hij dat ook zijn huishoudster Séraphine Louis – bekend als Séraphine de Senlis – met een volgens hem ‘religieuze passie’ bloemstillevens schilderde.

In 1928 organiseerde hij een tentoonstelling met werk van Rousseau, Louis en enkele andere Franse ‘primitieven’ als Camille Bombois en Louis Vivin, van wie ook schilderijen in More te zien zijn. De expositie kreeg de titel Les Peintres du Coeur Sacré – de schilders van het heilige hart. Ze werden gepresenteerd als kunstenaars die puur en onbedorven waren. De Europese avant-garde die de heilige huisjes van de academische kunst met enthousiasme sloopte, omarmde de naïeve realisten.

Te veel enthousiasme

In de Verenigde Staten was Alfred Barr, de eerste directeur van het Museum of Modern Art (MoMa) in New York, een belangrijk pleitbezorger van de naïef realisten. Daar werden de kunstenaars ook gezien als anti-establishment, maar daarnaast als vertegenwoordigers van een typisch Amerikaanse, democratische cultuur. In 1938 werden in het MoMa werken van Franse en Amerikaanse vertegenwoordigers van de stroming voor het eerst samengebracht in de tentoonstelling Masters of Popular Painting.

Volgens sommigen ging Barr te ver in zijn enthousiasme voor de ongeschoolde kunstenaars. In 1943 gaf hij Morris Hirshfield een solotentoonstelling. Hirshfield, een Poolse immigrant, was van huis uit kleermaker. Zijn schilderijen doen denken aan middeleeuwse boekillustraties of tapijten. Deze expositie was een van de redenen waarom het bestuur van het MoMA Barr uit zijn functie zette.

‘Girl with flowered dress’ (1945) van Morris Hirshfield. Beeld American Folk Art Museum
‘Girl with flowered dress’ (1945) van Morris Hirshfield.Beeld American Folk Art Museum

De rel bezorgde de toen al 71-jarige Hirshfield alleen maar meer bekendheid en erkenning. Want het museumbestuur mocht dan kritisch zijn, de groten uit de kunstwereld waren om. Marcel Duchamp bewonderde Hirshfield. Ook Piet Mondriaan waardeerde zijn werk, dat nauwelijks verder verwijderd kon zijn van zijn eigen stijl.

Tunnelbouwer en worstelaar

Camille Bombois kreeg eerder in zijn leven succes, hij kon rond zijn veertigste leven van zijn kunst. Daarvoor had hij een kleurrijke carrière: hij werkte op een schip, als tunnelbouwer, in de Parijse metro en als worstelaar in een circus. Hij schilderde plompe figuren die soms iets verontrustends hebben. Wat is bijvoorbeeld De dikke boerin op haar ladder precies aan het doen? We zien alleen haar benen en billen. En waarom wordt het blote meisje dat op het punt staat in de wastobbe te stappen zo uitgelachen?

Ook de landschappen van John Kane zijn niet alleen maar lieflijk. Hij beeldde het Amerikaanse Pittsburgh af als een stad waar stoomtreinen, bruggen en wegen het groen in de heuvels onvermijdelijk zullen doen verdwijnen. Kane werkte als negenjarige in een Schotse mijn. Eenmaal volwassen emigreerde hij naar de VS om daar te werken in de staalindustrie. Nadat hij een been was kwijtgeraakt, begon hij te schilderen.

‘Two Scots’ (ca 1925) van John Kane. Beeld Zander Collection
‘Two Scots’ (ca 1925) van John Kane.Beeld Zander Collection

Het zijn steeds die levensverhalen die de schilderijen extra boeiend maken, maar Museum More wil er niet te veel nadruk op leggen. Daarom zijn de werken bij elkaar gehangen rond thema’s als landschap en stilleven, en niet per kunstenaar. Dat werkt goed, het is soms verbluffend hoe de stijl van de kunstenaars, die nooit contact met elkaar hadden, overeenkomt. De Nederlander Sipke Houtman schilderde een Amsterdams huizenblok met eindeloos repeterende balkonnetjes – een evenbeeld van de balkons in de theaterzaal die de Fransman Louis Vivin afbeeldde. De schilderijen hangen terecht naast elkaar.

Schilderij op kasboekpapier

Toch wil je ook de persoonlijke geschiedenis van die Houtman niet missen: hij droomde er als kind van om schilder te worden. Maar zijn ouders staken er een stokje voor, hij moest onderwijzer worden. Pas na zijn pensioen pakte hij het penseel op. Met succes.

Het tragische leven van de Pool Nikifor Krynicki maakt de drie subtiel gekleurde landschapjes van zijn hand nog ontroerender. Nikifor was analfabeet, had een spraakgebrek en leefde op straat. Hij schilderde op alles wat hij te pakken kon krijgen – een van de werken is op gelijnd papier uit een kasboek geschilderd – en hij verkocht ze om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij moet er duizenden gemaakt hebben. Nog tijdens zijn leven werd zijn werk door een Pools echtpaar ontdekt en kwam het in musea terecht. Maar Nikifor profiteerde daar zelf nauwelijks van. In 1968 stierf hij in een tehuis .

‘Nikifor En Route’ (datum onbekend) van Nikifor. Beeld Stedelijk Museum Amsterdam
‘Nikifor En Route’ (datum onbekend) van Nikifor.Beeld Stedelijk Museum Amsterdam

Dan had Grandma Moses het beter voor elkaar. Zij en haar familieleden verdienden goed geld door haar schilderijen op puzzels, kalenders en kerstkaarten te laten drukken. Het is ze gegund, maar die uitverkoop doet de stroming tekort. Het Naïef realisme is geen koektrommelkunst.

★★★★

Naïef Realisme, Van Rousseau tot Grandma Moses. t/m 25 juni in Museum More Gorssel. Info: museummore.nl

Lees ook:

Picasso cancelen? Dat is onmogelijk, hoe seksistisch hij ook was

Pablo Picasso overleed deze zaterdag precies vijftig jaar geleden. Nog steeds is hij een icoon. Ondanks – en misschien ook wel vanwege – de vele schandalen over hoe hij mensen om hem heen behandelde. Waarom gebruiken jonge kunstenaars het werk van een van de meest seksistische kunstenaars ooit nog steeds als referentie?

Artistiek directeur Ype Koopmans: Het publiek houdt van realistische kunst - en het publiek bepaalt

De kunstwereld haalde er lange tijd de neus voor op, maar het publiek is altijd dol geweest op realistische kunst. Afzwaaiend artistiek directeur Ype Koopmans is dan ook niet verbaasd over het succes van Museum More.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden