InterviewGuus Kuijer

De vrije geest van schrijver Guus Kuijer: ‘Die rare jeugd heeft van mij een schrijver gemaakt’

Schrijver Guus Kuijer in zijn boerderij. Beeld Werry Crone
Schrijver Guus Kuijer in zijn boerderij.Beeld Werry Crone

Zijn personages hebben een sterke vrijheidsdrang. Misschien komt dat door zijn eigen autoritaire opvoeding, zegt Guus Kuijer. ‘Die rare jeugd heeft van mij een schrijver gemaakt.’ In januari krijgt hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre.

Iris Pronk

Ja, hij weet nog goed hoe hij was als kind, zegt Guus Kuijer als het gesprek al een eind op streek is. Hoe hij dacht, hoe hij voelde.

“Hoe dat komt? Dat zal ik je vertellen. Ik ben een typisch vlak-na-de-oorlog-kind, ik ben in 1942 geboren. Ik heb dus van jongs af aan meegemaakt hoe de bezetting werd herdacht, heel emotioneel. Herdenken was belangrijk, zodat er niet weer een oorlog zou komen, dat hebben de volwassenen me geleerd.

“Dus dat ging ik zelf ook doen: herdenken. Er stond bij ons thuis een leren stoel vlak bij een kachel. Elke keer als er iets naars was gebeurd in ons gezin, dan ging ik dat op die stoel zitten herdenken. Heel precies en met de opdracht aan mezelf: je mag dit niet vergeten. Ik dacht dat dat… ik moet er bijna weer van huilen… Ik dacht dat dat zou helpen. Dat het mij later niet weer zou overkomen, als ik het maar onthield.”

Wat indrukwekkend dat je het ‘herdenken’ zo op je eigen leven betrok.

“Ik heb zo geprobeerd iets te doen aan de nare dingen. Ik denk dat ik me daardoor tamelijk veel herinner uit mijn jeugd. Het werkte als een soort dagboek in mijn kop, het ging niet weg.”

Kun je je daardoor zo goed in kinderen inleven?

“Misschien komt dat inderdaad door dat herdenken. Ik weet niet of elke herinnering eerlijk is, maar ik vind het nog steeds niet zo moeilijk om te voelen hoe het is om kind te zijn.”

Kuijer (78) heeft oog voor mensen, groot en klein. In eenvoudige, humoristische zinnen roept hij ze tot leven: krachtige meisjes als Madelief en Polleke, maar ook de oudtestamentische koningin Izebel. Eind juni werd bekend dat hij voor zijn hele oeuvre – veel kinderboeken, maar ook romans en essays – de Constantijn Huygensprijs krijgt. Een mooie aanleiding voor een gesprek, eerst in zijn weelderige tuin, daarna vanwege de regen op de deel van zijn Noord-Hollandse boerderij. Hij wil trouwens met ‘je’ aangesproken worden – geheel in lijn met het anti-autoritaire karakter van zijn werk.

Het afgelopen decennium was Kuijer druk met ‘De Bijbel voor ongelovigen’, zijn eigenzinnige hervertelling van het Oude Testament. Maar bij veel lezers is hij toch vooral bekend als schrijver van kinderboeken als ‘Grote mensen, daar kun je beter soep van koken’, ‘Krassen in het tafelblad’ en ‘Papa is een hond’. Geliefd zijn ook de avonturen van Polleke, een innemende elfjarige met gescheiden ouders. Haar vader is aan de drugs, haar moeder wordt tot overmaat van ramp verliefd op de meester. En haar vriendje Mimoen mag niet met haar gaan vanwege zijn geloof. Toch blijft Polleke recht overeind en opvallend vaak vrolijk.

Maar zijn belangrijkste boek, vindt hij zelf, is ‘Het boek van alle dingen’ (2004). Het werd een internationale hit: het verscheen onder meer in Australië, Zuid-Korea, Japan, Rusland, de Verenigde Staten en Mexico. Waarschijnlijk, denkt Kuijer, omdat het onderwerp – geweld in het gezin – een wereldprobleem is.

Het boek speelt zich af in de benauwde jaren vijftig, de elfjarige Thomas lijdt onder een autoritaire, gelovige vader die hem én zijn moeder regelmatig slaat. Maar Kuijer staat niet toe dat Thomas’ wil gebroken wordt en zet alles op z’n kop. En als het hem te veel wordt, trekt hij zich terug om na te denken. Nee, niet op een leren stoel bij de kachel, maar voor het raam.

Het boek van alle dingen gaat over een heftig onderwerp: Thomas wordt geslagen, het boek gaat ook over kindermishandeling.

“Thomas krijgt gewoon klappen op zijn bips, wat in de tijd waarin het boek speelt nog tamelijk gewoon was: je moest bij vader over de knie en pats pats. Dat noem ik geen kindermishandeling, ik vind het wel heel vernederend en het is heel goed dat in Nederland het slaan van kinderen verboden is. Ik denk dat in die tijd heel veel vaders dachten dat het moest. Maar het slaan van z’n vrouw was gewoon woede, pats, dat maken nog steeds veel vrouwen mee, dat is nog steeds niet over.

“Het boek van alle dingen was voor mij heftig om te schrijven, maar ook een soort bevrijding wel. Ik ben Thomas niet, maar ik heb wel een beetje zoiets meegemaakt. En ik voelde als kind ook wel aankomen dat vrouwen in opstand zouden komen, wat in de jaren zestig ook is gebeurd.”

null Beeld Werry Crone
Beeld Werry Crone

Bijzonder is dat Thomas en zijn moeder hulp krijgen, je drijft de agressieve vader in een hoek. Je draait de machtsverhouding om.

“Dat is gelukkig ook bij tamelijk veel mensen gebeurd. Dat was de drijvende kracht van provo in de jaren zestig, een prachtige beweging: al die jongens en meisjes wilden zich bevrijden van die rare autoritaire opvoeding die ze achter de rug hadden.”

Over die strenge opvoeding schreef je ook in je invloedrijke essaybundel ‘Het geminachte kind’ (1980). Volwassenen waren er volgens jou op uit om het kind te ‘ontkinderlijken’, om het te knechten en te breken, het eigenlijk op te heffen. Je gaf blijk van een grote afkeer van pedagogen, opvoeders en ‘wetende’ volwassenen.

“Dat boek durf ik niet meer te herlezen. Ik was toen een beetje boos over mijn eigen rare jeugd. Die heb ik in Het geminachte kind van me af geschreven.

“Ik ben drie keer blijven zitten, ik was heel erg mislukt als leerling. Toen hebben mijn ouders me naar een kostschool gestuurd, ik moest vanuit Amsterdam naar een soort gevangenis in Zutphen. Je mocht één weekend per maand naar huis. En ineens had ik de beste cijfers van iedereen, ook daarna op de pabo.”

Drie keer blijven zitten is best veel.

“Ja, krankzinnig, belachelijk. Ik kan het niet anders verklaren dan dat het een soort protesthouding was: ik wil niet meedoen, ik wil niet volwassen worden, jullie zien maar. Pas op mijn zeventiende besloot ik dat het beter was om toch maar gewoon te doen wat mij blijkbaar zou kunnen bevrijden.”

Dus je ouders hadden gelijk dat ze je naar die gevangenis stuurden?

“Ja, ha ha, ik ben daarna nooit meer bij ze teruggekomen.”

Wat had jou kunnen helpen, als kind?

“Nou, misschien een beetje begrip. Er was een heel aardige leraar, hij heeft weleens gevraagd waarom ik niks deed aan mijn schoolwerk. Hij zei: ‘Jij bent toch niet dom’. Ik zei: ‘Ik weet het niet’. Verder is het niet gekomen. In die tijd was het niet zo dat ze probeerden iets voor je te doen. Nu misschien wel, nu zouden ze erachter proberen te komen of er iets met je aan de hand is, of je naar een psycholoog sturen.

“Ik vind het niet erg, hoor, dat het zo gelopen is. Die rare jeugd heeft waarschijnlijk van mij wel een schrijver gemaakt. Ik kon niks, maar ik kon wel schrijven.”

Denk je nog steeds dat opvoeders het kind proberen op te heffen? Dat ze geen respect hebben voor het wezen van een kind?

“De meeste mensen willen dat niet, hoor, maar… Ik merk aan tamelijk wat volwassenen dat ze niet meer weten hoe ze waren als kind. Dat ze geen herinneringen hebben aan hoe ze waren toen ze acht of tien waren, hoe ze zich voelden, wat ze dachten.

“En hoe komt dat? Misschien word je als kind niet genoeg serieus genomen, zodat je denkt: weg daarmee. Als je tien bent, wil je niet meer denken aan toen je vijf was, toen was je kinderachtig, kon je nog niet lezen. En als je vijftien bent wil je niet meer denken aan toen je tien was. Er zit een zekere mate van minachting in de mensheid tegenover het kind. Dan ben je nog een soort diertje of zo.”

De jury van de Constantijn Huygensprijs noemt je personages ‘vrije geesten’, met een sterk verlangen naar autonomie. Waar komt die vrijheidsdrang vandaan?

“Dat weet ik niet, ik schrijf niet over mezelf, maar de personages zullen toch ook wel wat met mij te maken hebben. Ik vond het leuk om te schrijven over Madelief en Thomas omdat ik dacht: zulke kinderen zou ik wel willen kennen.

“Ik heb me ook in dieren ingeleefd, heb geprobeerd te ontdekken wat eenden nou denken. Hoe je dat doet? Goed kijken. We hebben zelf eenden grootgebracht, met een broedmachientje, zo kon ik van het begin af aan zien hoe ze zich gedragen.”

Niemand is hetzelfde, leve de verschillen: het is de grondgedachte van je werk. Je twitterde laatst ‘Ik vind het heel prettig dat jij anders bent’. Waarom vind je dat prettig?

“Omdat je daar ook van kunt leren. Wij zijn nu 48 jaar bij elkaar, Corrie en ik, en ik ben veranderd. Zij ook, hoor. Dat anders zijn van die ander kan heel inspirerend zijn: verrek, zo kan het ook. Sommige dingen neem je over, andere dingen niet, maar je hebt wel bijgeleerd. Dat kan ook door het lezen van boeken of het kijken naar films of schilderijen.”

Wat is het belangrijkste dat je zelf als schrijver hebt geleerd?

“Ik ben begonnen met schrijven toen ik vijftien was. De verhalen die ik toen schreef waren een beetje aanstellerig en gewichtig, omdat ik dacht dat literatuur zo hoorde te zijn. Dat is een van de eerste dingen die ik heb opgestoken: je moet niet interessant proberen te doen.

“Wat ik mezelf ook heb aangeleerd is: eerst schrijven zonder na te denken, ook met tempo, hè. Dat doe ik nog steeds, onbewust schrijven, je weet nog niet eens waar het over gaat. Ik denk dat ik niet meteen wist wie Madelief was, bij Polleke duurde het nog langer voordat ik het wist. Ik had ook niet meteen een naam, ik weet niet waar ik Polleke vandaan heb gehaald. Dat komt ineens.

“Als je Madelief leest en daarna Polleke, dan kun je ook zien dat ik in de tussentijd veranderd ben. Polleke heeft veel meer oog voor de problemen van de volwassenen om haar heen. Ze leert voortdurend bij. Ik heb veel meer aangedurfd om een kind met problemen op te schepen, maar waar ze heel fris op reageert. Madelief denkt niet zo: mijn moeder heeft dit of mijn moeder heeft dat. Die leeft zich nog niet zo in de volwassenen in. Daar was ik toen nog niet aan toe.”

Ben je nu met iets bezig?

“Ja, met de tuin. Ik schrijf wel, maar dat is gelul, meer voor mezelf. Maar schrijven leer ik nooit af, hoor. Ik heb wel eens eerder vijf jaar niet geschreven en toen kwam Polleke ineens.”

Een deugmens met een stapel prijzen

Guus Kuijer (1942) groeide op in een katholiek-apostolisch gezin met zes kinderen in Amsterdam. Hij deed de pabo, was zes jaar onderwijzer en debuteerde in 1971 met een roman voor volwassenen. Voor zijn eerste kinderboek, ‘Met de poppen gooien’ (1975) kreeg hij meteen een Gouden Griffel. Daar kwamen later nog acht griffels bij, gouden en zilveren, en een stapel andere prijzen. De meest prestigieuze is de Astrid Lindgren Memorial Award (550.000 euro) in 2012; Kuijer was de eerste Nederlander die deze Nobelprijs voor de kinderliteratuur in ontvangst mocht nemen.

Kuijers oeuvre telt meer dan vijftig titels. Naast kinderboeken schreef hij romans voor volwassenen, zoals ‘Izebel van Tyrus’ (1988). En veel essays, waaronder ‘Hoe een klein rotgodje God vermoordde’ (2006), ‘Het doden van een mens’ (2007) en ‘Draaikonten en haatblaffers’ (2011). Samen zijn ze één groot pleidooi voor tolerantie en (zelf)educatie: respecteer verschillen, leer van elkaar. “Als je nu probeert tolerant te zijn, word je een deugmens genoemd”, zegt Kuijer. “Dat is een scheldwoord, dat vind ik wel griezelig.”

Zijn laatste grote project is de ‘Bijbel voor ongelovigen’ (2012-2017); de zes delen zijn inmiddels gebundeld in één band. Kuijer twittert bijna elke dag en heeft ruim 20.000 volgers.

Lees ook:

‘Een leuke Bijbel mag je gerust verzinnen’

interview | oud en nieuw | Schrijver Guus Kuijer vertelt in zijn Bijbel voor ongelovigen op geheel eigen wijze de verhalen uit de Bijbel na. Deze maand verscheen het vijfde deel: De twee koninkrijken, Job en de profeten. ‘De saaie stukken heb ik overgeslagen.’

De tien geboden van Guus Kuijer

Met ‘De Bijbel voor ongelovigen’ maakt schrijver Guus Kuijer kans op de Ako Literatuurprijs. Welke geboden houdt Kuijer zelf zijn lezers voor in zijn hervertellingen van de Schrift?

Blind geloof leidt tot brokken

‘De Bijbel voor ongelovigen’ van Guus Kuijer rekent af met personages in de Bijbel die onwrikbaar op God vertrouwen

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden