Review
De roots van een negerjodin
Maak je los uit de etnische groep waar je toe behoort, dat is de boodschap van de meeste Caribische auteurs. Ze vinden de oude raciale en religieuze scheidslijnen in hun gebied verstikkend en weigeren nog langer te leven volgens de geldende groepsnormen. Ze laten zich liever leiden door hun eigen geweten dan door wat de traditie voorschrijft. De hoofdfiguren uit hun romans komen dan ook in conflict met hun familie en met de gevestigde politieke orde.
Tegen deze achtergrond is 'Negerjood in moederland' van Ellen Ombre een opvallend romandebuut. De hoofdfiguur, Hannah Dankerlui, probeert juist wanhopig aansluiting te krijgen bij een religieus-etnische groep. Ze heeft een zwarte Surinaamse vader en komt erachter dat haar moeder, die ook donkergekleurd is, joods bloed heeft. Dit maakt haar volgens de wetten van het jodendom ook tot jodin, want niet de vader maar de moeder is hiervoor bepalend. De zogenaamde negerjoden hadden in Suriname te maken met twee botsende rechtssystemen: het koloniale, dat menging van blanken en joden officieel streng afwees, en het joodse, dat simpelweg vaststelde dat een kind van een jodin bij geboorte jood is. In de praktijk hanteerden de joden de raciale rangorde, zodat negerjoden nergens echt bij hoorden.
Hannah doet haar best aansluiting te krijgen bij het jodendom. Het is de voornaamste reden dat ze trouwt met Chaim, een Nederlands-joodse antropoloog. Maar het huwelijk brengt haar niet wat ze zoekt. Chaim is haar steeds ontrouw en van een zielsverwantschap blijkt geen sprake. Ook bij haar harde, egocentrische moeder kan ze niet terecht met haar behoefte aan te sluiten bij haar joodse roots. Haar ontreddering wordt versterkt door haar positie als Surinaamse in Nederland.
In haar verhalenbundels heeft Ellen Ombre al messcherp beschreven wat het allemaal inhield om -in de jaren zestig- vanuit Suriname in Nederland te komen wonen: teleurstelling in het vooraf geïdealiseerde Nederland, waar plat wordt gesproken, niemand beleefd is, niemand interesse toont in Suriname, en velen zich beledigend neerbuigend gedragen ten opzichte van de nieuweling. In 'Negerjood in moederland' maakt Hannah Dankerlui dat ook allemaal mee en deze verhaallijn behoort tot het beste deel van de roman.
Hannah voelt zich dubbel ontheemd: het moederland stoot haar af en het jodendom omarmt haar niet. Het enige dat haar houvast geeft, is een schrift van haar overleden vader, die daarin beschrijft hoe een verre voorouder de eerste negerjodin werd. Ellen Ombre lijkt te willen zeggen dat mensen niet buiten een eigen historisch perspectief kunnen en dat de behoefte bij een groep te horen onuitroeibaar is. Het is een interessant gezichtspunt, zeker binnen de Caribische literatuur, maar het maakt 'Negerjood in moederland' nog niet tot een geslaagde roman. Ombre's taalgebruik schiet tekort. Ze schrijft alleen maar hele korte zinnen. Werkte dit staccatoritme in haar korte verhalen nog goed, in een boek van langere adem werkt het doodvermoeiend. Het is het taalgebruik van een drenkeling die eigenlijk het liefst maar één woord roept: ,,Help! Help!'' Nu past deze geestesgesteldheid wel bij Hannah Dankerlui, maar het kan niet de bedoeling zijn dat de lezer ook steeds het gevoel krijgt in ademnood te verkeren.