ReportageJubileum
De Rijksakademie laat al 150 jaar talenten bloeien
De Rijksakademie van beeldende kunsten bestaat 150 jaar. Ooit opgericht door koning Willem III is het instituut uitgegroeid tot een internationale springplank voor internationale kunst.
Er zit een gat in de betonnen vloer van de Rijksakademie. Een keurig rond gezaagd gat. De wapening van het beton – in een ruitpatroon gevlochten staaldraden – staat tegen de muur geparkeerd. De rand van het gat toont de lagen waaruit de vloer is opgebouwd: er is piepschuim te zien, plastic zeil, en daaronder vlak zand, als een klein strandje. The Earthport heet het gat volgens een briefje ernaast, de aardpoort.
Er is, zo stelt de tekst, te weinig aarde in de kunst en in het leven, de aardpoort is een ontmoetingsplek. Het is een kunstproject van de in Mexico geboren kunstenaar Aldo Esparza Ramos, die het bij elkaar brengen van mensen belangrijker vindt dan het maken van kunstwerken.
De Rijksakademie is geen zweverig instituut, het is een gerenommeerde internationale kunstspringplank. De lijst van wereldberoemde oud-studenten is lang. Karel Appel, Piet Mondriaan, George Hendrik Breitner gingen er naar school. In de afgelopen dertig jaar sloten onder anderen Thomas Demand, Fiona Tan, Hans Op de Beeck, Melanie Bonajo en Maria Barnas zich bij hen aan: kunstenaars die nu prijzen winnen, tentoonstellingen mogen maken en over vijftig jaar hoogstwaarschijnlijk nog bekender zijn.
Open studio’s
De eerste honderd jaar was de Rijksakademie een vrij traditionele kunstacademie – met een c – met een vaststaand lesprogramma. Sinds de jaren tachtig werd de structuur aangepast naar het huidige concept. Ieder jaar worden iets meer dan twintig talenten geselecteerd – de helft uit Nederland, de andere helft internationaal, allemaal hebben ze al gemiddeld vier jaar kunstacademie achter de rug.
Ramos is een van de 44 kunstenaars die in het gebouw in Amsterdam een atelier hebben. De kunstenaars kunnen gebruikmaken van de technische werkplaatsen en de kennis van de specialisten en krijgen inhoudelijk advies van ‘gearriveerde’ kunstenaars. Eens per jaar organiseert de Rijksakademie de ‘open studio’s’, waarbij het publiek van buiten kan zien wat er in de ateliers is bedacht en ontstaan.
Ook nu is het eindelijk weer zover, een half jaar later dan gebruikelijk, en vanwege het jubileum langer dan normaal. Volgens directeur Emily Pethick is te zien dat de kunstenaars vanwege de pandemie meer tijd dan gebruikelijk fysiek in hun atelier hebben doorgebracht, sommigen hebben ook letterlijk veel materiaal verzameld. En anderen kwamen juist minder makkelijk tot werken.
Ieder met een eigen stijl en eigen methode
Typische Rijksakademiekunst bestaat niet, iedereen heeft een eigen stijl, een eigen methode. Wel is de techniek vrijwel altijd indrukwekkend. De van oorsprong Ierse kunstenaar Eoghan Ryan heeft bijvoorbeeld een film gemaakt over het geweld in Noord-Ierland in de jaren negentig, waarbij hij ook gebruikmaakt van computeranimatie. Twee houten reliëfs, gebaseerd op foto’s van de rellen, maakte hij met behulp van een brander.
Bij de installatie Eelf-eel, gemaakt door de in Taiwan geboren Sheng-Wen Lo, loopt de bezoeker door netten en langs ronddraaiende schroeven. Het is de ervaring die de paling heeft als die in de Noordzee komt. Bij de performances van de Nederlandse Mette Sterre waan je je ook allesbehalve mens. In een hoge ruimte, waar een enorme hand naar beneden hangt, schuifelt een met bulten bedekt wezen rond, soms opeens boksbewegingen makend. Een pomp blaast lucht door de plastic buizen waardoor het wezen moet ademen. Mechanische gedempte geluiden en een bewegend decor van lichtblauw schuim maken dat je je even in een totaal andere wereld waant.
Nog absurdistischer zijn de werken van Ian Page. Hij laat borstels door de ruimte waggelen en stuurt een Frans terrasstoeltje met een robot door de ruimte – het is uitkijken dat je niet wordt aangereden. Daarnaast wordt er ook nog ‘gewoon’ geschilderd, bijvoorbeeld door de Haïtiaanse Tessa Mars. Grote surrealistisch aandoende scènes waarin ze zichzelf verbeeldt met rode hoorns op haar hoofd, in een landschap van blauw wuivend gras en lichtroze luchten.
Veel kunstenaars bleven vaak na hun afstuderen in Amsterdam wonen. Dat wordt steeds ingewikkelder, benadrukt directeur Pethick. ‘Kunnen kunstenaars nog wel in de stad wonen?’, vraagt ze zich af. Met meer samenwerkingsverbanden buiten de academie, zoals nu bijvoorbeeld met Artis, hoopt ze ook meer ‘tentakels’ in de samenleving te krijgen.
Het jubileumboek heeft de toepasselijke titel We had plans; er was van alles gepland vorig jaar, maar alles liep anders. Iets waar veel kunstenaars gelukkig óók een eigen mouw aan weten te passen.
Kaarten voor de Open Studios van de Rijksakademie zijn al uitverkocht. Op rijksakademie.nl zijn de films wel te zien (die zijn vanwege coronamaatregelen niet live op de academie te zien).