Review
De mooiste wereld die er is
„Nu bestaat muziektheater, nu kunnen ze er niet meer omheen.” Paul Koek is dolblij dat hij de Prins Bernhard Cultuurprijs krijgt.
Morgen ontvangt muziek- en theatermaker Paul Koek (Roelofarendsveen, 1954) de prestigieuze Prins Bernhard Cultuurfonds Theaterprijs 2009 (50.000 euro) voor zijn hele oeuvre. De jury roemt Koek om zijn rol van vernieuwer en bruggenbouwer tussen de werelden van muziek en theater, en noemt hem een gedreven docent en inspirator voor nieuwe generaties jonge kunstenaars. ’Het oeuvre van slagwerker, componist, regisseur, docent, artistiek leider en performer Koek is indrukwekkend’, aldus het juryrapport.
Aanvankelijk werd Koek opgeleid als slagwerker aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Al tijdens zijn studie was hij verbonden aan Toneelgroep De Appel, waarmee de kiem werd gelegd voor zijn liefde voor theater. „Er is veel gezegd over Erik Vos”, zegt Koek hierover. „Maar ik vind hem een vernieuwer. Als die man Shakespeare ging doen, gaf hij drie weken achter elkaar college. Uit zijn hoofd. En dan lag ik als een kleuter met mijn kin op de tafel te luisteren. ’s Avonds ging ik dan naar een Meiconcert van Louis Andriessen, Han Bennink of Misha Mengelberg. Dat was voor mij de mooiste wereld die er is. Die invloed zit nog in mijn lijf.”
Later maakte Koek deel uit van een aantal ensembles, waaronder Hoketus van Andriessen. Hij sloot zich in de jaren tachtig aan bij Theatergroep Hollandia, waarvan hij mede-artistiek leider en regisseur werd. In 2005 richtte Koek de Veenfabriek op, een laboratorium en productieplaats voor muziektheater – in het bijzonder locatietheater. Daarnaast is hij ook docent muziektheater aan zijn oude conservatorium.
Het gesprek met Koek vindt plaats in Leiden, in de gerenoveerde wollendekenfabriek waar de Veenfabriek zijn thuis heeft gevonden. Koek vertelt dat hij al een tijdje wist dat hij de Theaterprijs zou krijgen: „De jury vroeg me het nog even voor me te houden. Het broeit natuurlijk al die tijd welin je achterhoofd, maar ik was het alweer een beetje vergeten toen het officiële bericht naar buiten kwam. Pas nu leeft de prijs echt voor me, met alle mails en brieven die ik krijg. Zelfs van mijn dorpsgenoten. Zo van: zie je wel, het begint allemaal in Roelofarendsveen!”
Het muziektheater van Koek is moeilijk in een hokje te stoppen. Vaak op locaties gebracht, geeft de Veenfabriek muziek en theater hetzelfde gewicht in zijn voorstellingen. In welk opzicht verschilt zijn muziektheater van opera of musical? „Er is een groot verschil in het maakproces”, aldus Koek. „Bij opera maakt een componist als een kluizenaar een partituur op basis van een drama of een komedie. Als die partituur klaar is, komt er een stempel op, is het werk af en hoeft het eigenlijk niet meer gespeeld te worden.”
„Daar komt bij dat de instrumentatie van een opera vaak plat bevestigend is. Als een zanger een liefdesverklaring zingt naar het personage met wie hij in dialoog is, dan speelt het orkest ’hij is eerlijk’ of ’hij is niet eerlijk’. Dat weet je als publiek. Komt daarna een derde zanger ook een liefdesverklaring zingen, dan speelt het orkest ’nu is het conflict’, ’hij is eerlijk’, ’hij is niet eerlijk’. Het publiek hoeft niets meer te doen, dat kan ook wegblijven dan is die opera er ook.”
Zelf werkt Koek weliswaar ook met tekst, acteurs, ruimte en muziek – maar gebruikt hij die parameters in zijn eigen voorstellingen in alle lagen: „Ik schrijf het niet op, maar ik regisséér al die aspecten. Dat is anders, daarmee maak je de muziek levend in het stuk. En dan doe je als publiek veel eerder mee.”
Hoe gaat dat dan in zijn werk? „Als ik een componist vraag, komt die met een proef van hoogstens één A4’tje met noten. Met de muzikanten gaan we dan de studio in om te onderzoeken wat hij heeft geschreven. En we doen voorstellen. Daar begint mijn rol al. Zo ben ik opgevoed: bij Hoketus deden we niet anders. Het was in de geschiedenis sowieso gebruikelijk dat componisten veel meer samenwerkten met muzikanten dan nu het geval is. Sinds de jaren negentig is dat klimaat kouder geworden.”
Terwijl de muzikanten in dat beginstadium in de studio bezig zijn, kijkt Koek al naar de teksten en begint de verhouding tussen muziek en taal zich al af te tekenen. Want alles moet uiteindelijk in balans zijn. Zo regisseert Koek ook de ruimte: „Een acteur mag niet zomaar een stelling of een trap op in de voorstelling. Dat moet kloppen met wat er in de muziek gebeurt.”
De verbindingen die Koek tussen de disciplines legt, ziet hij nog niet in de maatschappij: „Er is nog steeds geen journalist die gespecialiseerd is in muziektheater. Dat vind ik vreemd. Ik ben daarom blij dat ik samen met Paul Slangen een opleiding voor het Haags Koninklijk Conservatorium mag bedenken mag bedenken die waarschijnlijk Master Muziektheater gaat heten. Ik heb gespeeld met de naam Elektrisch Muziektheater, omdat er op het toneel bijna niks meer gebeurt zonder speakers. Maar we gaan daar niet bewust genoeg mee om. De speakers staan bijvoorbeeld altijd links en rechts, terwijl iemand midden op het toneel zogenaamd staat te brullen. Dát bewustzijn probeer ik met dat ’elektrisch’ helder te krijgen.”
Koek is nog na aan het denken wat hij met het geld van de Theaterprijs gaat doen. In ieder geval wil hij de prijs maatschappelijk benutten. „Ik zit te denken aan project met bewoners van de volkstuinen. Het probleem dat we in de maatschappij denken te moeten oplossen, de multiculturele samenleving, functioneert daar gewoon. In de volkstuinen wordt over alles gesproken. Er zit bijvoorbeeld een bigband van kerels van zeventig jaar. Die swingt als een tierelier. Daar heb ik al mee gesproken.”
Hoe vindt Koek het om op zijn leeftijd een oeuvreprijs te krijgen? „Erg feestelijk. Toen ze het me vertelden aan de telefoon werd ik eerst heel erg stil en toen heel erg gelukkig. Waarom? Omdat ik dacht: nu bestaat muziektheater, nu kunnen ze er niet meer omheen. Gelukkig staat er ook dat het om mijn oeuvre gaat. Daar mag dus behalve mijn eigen werk ook het werk bij dat ik met componist Dick Raaijmakers en met Johan Simons bij Hollandia heb gemaakt. Ik heb ook tegen mezelf gezegd: dit is een mooie streep in het leven, maar nu weer verder. Ik ben vijfenvijftig. Ik ben nog lang niet klaar.”