Eregalerij van de Nederlandse fotografie
Nederlands Fotomuseum in Rotterdam
★★★★
Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam heeft de internationale primeur: de eerste eregalerij van de fotografie. De 99 geselecteerde foto’s tonen vooral het gelukkige individu in Nederland. Iets meer seks en geweld had er wel in gemogen.
De Eregalerij van de Nederlandse fotografie is geen galerij. Geen lange gang zoals in het Rijksmuseum, in plaats daarvan allemaal losstaande panelen in de ruimte. Elke foto hangt er in een eigen formaat, soms met houten lijst en passepartout, soms alleen een zwarte of grijze rand. Van klein en zwart-wit tot metershoog en in kleur. De boodschap van die losse presentatie: alle 99 foto’s hebben hun eigen verhaal, hun eigen geschiedenis. De komende drie jaar kan het publiek die verhalen leren kennen.
Tussen de eerste foto, een portretje dat Eduard Isaac Asser in 1842 maakte van zijn dochtertje, en de laatste, een foto uit 2021, gemaakt door Jaya Pelupessy van een ouderwetse bak voor fotochemicaliën, maakt de bezoeker niet alleen een tijd- en wereldreis, het is ook een reis langs de verschillende rollen die de fotografie speelt in onze eigen beeldbank en in het collectieve geheugen. Een korte tekst geeft elke foto de nodige achtergrondinformatie, toch vereist het veel lenigheid van geest om alle beelden te plaatsen en begrijpen, het is een tentoonstelling die je vaker kunt zien.
Anne Frank en het maanoppervlak
Éen ding hebben alle foto’s gemeen: hun band met Nederland. Ze zijn hier gemaakt, of ze zijn in het buitenland gemaakt door fotografen die hier vandaan komen of wonen. Sommige foto’s konden niet ontbreken. Die van de vier voetballers in 1967, vastgelegd door modefotograaf Paul Huf. Een voetbalklassieker én een fotoklassieker, deze iconische prent van vier Ajacieden onder wie Johan Cruijff.
Het jongetje met het pannetje uit de hongerwinter, vastgelegd door Emmy Andriesse. Er zijn foto’s van kunstenaars zoals Sanne Sannes, Rineke Dijkstra, Erwin Olaf en Viviane Sassen. Maar je ziet ook de pasfotootjes van Anne Frank uit 1939 en een foto van het maanoppervlak, genomen vanuit de sterrenwacht in Leiden in 1862. Foto’s die nooit iets met kunst te maken hadden.
Het maken van de selectie was een ingewikkelde opgave. Een vijfkoppige commissie van fotospecialisten en fotografen onder leiding van curator Frits Gierstberg stelde de criteria op, en maakte de keuzes. De criteria waren streng: de foto moest een verhaal vertellen, er moest een maatschappelijke relevantie zijn, en het moest ook qua beeld interessant zijn. Vanuit een longlist zijn er 99 foto’s overgebleven.
Eén naaktfoto, met één tepel
Vanwege de lichtgevoeligheid van de originelen – foto’s mogen maximaal drie maanden per drie jaar te zien zijn, anders vergaan ze te snel – heeft het museum reproducties laten maken, één op één, dus precies zo groot als het origineel. ‘Over tien jaar maken we een andere keuze’, weet museumdirecteur Birgit Donker al. Het museum hoopt dat er een debat ontstaat over de keuzes, en over de functie van fotografie in Nederland in het algemeen.
Vragen zijn er inderdaad genoeg. Waarom is de selectie zo kuis? Er is ondanks de enorme populariteit van pornografie maar één volledige naaktfoto te zien, eentje die nota bene gemaakt is door het naakt zelf. Katharina Behrend fotografeerde zichzelf in 1908 als een klassiek, academisch beeld. Van Sanne Sannes, iemand die het expliciete naakt bepaald niet schuwde, is een relatief preutse foto gekozen met welgeteld één tepel in beeld. Naakte mannen zijn er niet, terwijl iemand als Erwin Olaf daar toch niet vies van is.
En waarom ontbreken geweld en ellende grotendeels? Je ziet de beroemde foto van Cas Oorthuys van de hongerige vrouw in de Hongerwinter, een plukje Hongaarse vluchtelingen van Ata Kando en een portret van Pinochet door Chas Gerretsen, maar afgezien van een giraffekadaver in zwart-wit uit Artis is iedereen in beeld ook in leven en staan, ook opvallend, alle gebouwen netjes overeind.
Veel aandacht voor het gelukkige individu, minder voor de schaduwkanten
De fotowereld van de Nederlandse Eregalerij is een fijne wereld: veelstemmig en -kleurig, met veel aandacht voor het gelukkige individu en minder oog voor de omgeving of de schaduwkanten van het leven. Of dat te maken heeft met de Nederlandse fotografie, met Nederland of met de selectie van het fotomuseum, is een vraag waarover de komende drie jaar hopelijk meer discussie ontstaat. De catalogus had daar best alvast een voorzet in kunnen geven, maar houdt het zuinig bij enkel de korte beschrijvingen van de losse foto’s.
Elke bezoeker heeft in elk geval één mogelijkheid een ontbrekende foto toe te voegen: de honderdste foto uit de tentoonstelling kan je ter plekke digitaal toevoegen aan de selectie. Goed om te weten voor vertrek van huis.
De eregalerij van de Nederlandse fotografie is ten minste de komende drie jaar te zien in een nieuwe zaal van het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. nederlandsfotomuseum.nl
Vijf opmerkelijke foto’s uit de eregalerij van de Nederlandse fotografie
1.Portret van het echtpaar Johannes Ellis en Maria Louise de Hart, Paramaribo, Suriname, ca. 1846
Waarschijnlijk door J.L. Riker of Warren Thomson
Een op het oog doorsnee familieportretje van een echtpaar. Het is vereeuwigd op een daguerreotypie, een koperplaat met een laagje zilver dat lichtgevoelig was gemaakt: delen van het plaatje spiegelen, zodat het licht precies goed moet vallen om de afbeelding te zien. Links zit de 19-jarige Maria Louise de Hart, dochter van een vrijgekochte slavin en een joodse plantage-eigenaar, naast haar zit haar man, Johannes Ellis, die was geboren in Ghana als onwettige zoon van een koloniaal bewindsman en zijn Ghanese maîtresse. Het stel was in 1845 getrouwd, ze woonden in Paramaribo. Dit portret is waarschijnlijk uit 1846, toen twee Amerikaanse daguerreotypisten rondreisden door Zuid-Amerika. Dat het gekleurde echtpaar 17 jaar vóór de afschaffing van de slavernij zo rijk was dat ze zich een foto konden veroorloven én zulke rijke kleding, is uitzonderlijk. Maria is op de foto al zwanger van hun zoon, Abraham George Ellis. Hij zou tussen 1903 en 1905 de enige Surinaamse minister ooit worden in een Nederlands kabinet. Nog een reden voor deze prominenten plaats in de eregalerij.
2. Opstijgen van luchtballon Koningin Wilhelmina met aeronaut Léon Mary gezien van het dak van Reguliersgracht 142 om 17:00 uur, Amsterdam, 8 juli 1893
Inmiddels zijn nieuwsfoto’s vanzelfsprekend, in de negentiende eeuw was het zeldzaam dat een fotograaf een gebeurtenis ‘live’ vastlegde – de eerste camera’s waren groot en de sluitertijd lang. Jacob Olie was opgeleid als timmerman, werkte zich op tot directeur van de Amsterdamse ambachtsschool. Daarnaast vond hij soms tijd om te fotograferen: eerst in de jaren zestig, daarna vanaf 1890, hij gebruikte nog steeds grote glasplaten als negatief. ‘Liefhebberproefjes’ noemde hij ze zelf, hij maakte er tot zijn dood zeker 3600, de meeste waren stadsgezichten van Amsterdam. Hier fotografeerde Olie het opstijgen van de luchtballon van Léon Mary, die vanwege de harde wind gevaarlijk dicht langs het Paleis voor de Volksvlijt scheerde – hier links op de foto. De tocht eindigde in mineur: het anker raakte verstrikt in de telefoondraden en een kroonlijst van een huis, de politie moest de kapitein en zijn passagier redden. ‘Niet bepaald een succes’, schreef De Telegraaf.
3. Amsterdam onder Duitse bezetting, Joodse Wijk, hoek Amstel-Nieuwe Kerkstraat, Amsterdam, 1943. Frits J. Rotgans.
De zwart-wit-foto’s en filmbeelden van de Tweede Wereldoorlog worden steeds vaker ingekleurd, de dia’s die Frits Rotgans maakte zijn een van de zeldzame originele kleurenbeelden. Rotgans, die grafisch vormgever en reclametekenaar was, begon in de jaren 1930 als amateurfotograaf. Tijdens de oorlog fotografeerde Rotgans onder anderen vanuit zijn raam aan de Sarphatistraat een peloton Duitse soldaten en een reclamebord met Duitse oorlogspropaganda en aankondigingen van nazi-tentoonstellingen. In Amsterdam was in februari 1941 de Jodenbuurt maar enkele dagen fysiek afgesloten geweest, daarna bleven de borden hangen, het werd een ‘optisch getto’. Het bord dat Rotgans hier fotografeerde, was dicht bij zijn eigen huis. Hij vervalste voor het verzet ook persoonsbewijzen en andere documenten, en zou later in Brabant onderduiken. Vanaf 1952 werd hij professioneel fotograaf, hij specialiseerde zich in panoramafoto’s.
4. Gouda, D.O.N.K. 2- Schoonhoven 4, 2-1 (13-04-1996). Uit Hollandse Velden, 1995-1998. Hans van der Meer.
Het is of je vanuit de trein meekijkt naar de voetbalwedstrijd op deze foto van Hans van der Meer. Honderden, misschien wel duizenden Nederlandse amateurvoetbalverenigingen treffen elkaar ieder weekend van Daalerveen tot Jisp en van Biezenmortel tot Brakel, weer of geen weer. Hans van der Meer legde die wedstrijdjes vast in zijn boek Hollandse Velden, oud-voetballer Jan Mulder schreef er een tekst bij, het boek werd een groot succes. De grasmat is zelden perfect, de opstelling soms verbazingwekkend. De achtergrond is altijd anders: hier een rij nog kale populieren, daarachter een kanaal en daarachter een woonwijk. Op de voorgrond de voetballers, op dit moment deels met de ogen in de lucht, daar zweeft de bal. De fotograaf had zijn voeten ook niet aan de vloer: je kijkt net over de spelers heen omdat Van der Meer zijn foto’s maakte vanaf een keukentrapje.
5. ‘Muazez, Amsterdam, 1998'. Céline van Balen.
Een meisje kijkt recht in de camera, haar donkerbruine ogen wijd open, bijna intimiderend, ondanks haar jonge leeftijd. Haar huid lijkt zijdezacht, en alleen haar gezicht is scherp, de rest eromheen, ook haar hoofddoekje, is ruis. Céline van Balen maakte de foto in 1998. Ze richtte haar camera op de mensen die niet vaak in de schijnwerpers staan: eenzame ouderen, mensen die ze op straat zeg, vrouwen met een hoofddoek. ‘Misschien waren we eens jong: maar toen hadden we al meer gezien. Kijk naar onze ogen. Wij zijn gewaarschuwd geboren’, schreef Remco Campert in het boek bij haar overzichtstentoonstelling in 2002. Ze maakte deze foto in een serie over kinderen van zeven, in opdracht van het Rijksmuseum, en koos daarbij meerdere meisjes met een hoofddoekje. Ze werkte met een grote camera, een lens die juist niet bedoeld is voor portretten. Van Balen zei zelf: ‘Ik wilde laten zien dat het allemaal verschillende meisjes zijn, dat ze meer zijn dan oh, dat is zo’n meisje met een hoofddoek.’
Lees ook:
Elke fotograaf jaagt op de mooiste kiek, of de vogel daar nou last van heeft of niet
Duikt ergens een bijzonder vogeltje op, dan is ook snel de natuurliefhebber daar. Met camera uiteraard. Natuurbeheerders zien het met lede ogen aan.
Toeristische iconen met een twist
Klompen, kaas, molens en tulpenbollen zijn waarschijnlijk de bekendste toeristenclichés van Nederland. Op het terrein van het Zuiderzeemuseum geven kunstenaars die vooroordelen een eigentijdse draai.