Review
De Keersmaeker verslikt zich in Verdi-opera
Het risico dat intendant Bernard Foccroulle van de Brusselse Munt nam om zijn huischoreografe Anne Teresa De Keersmaeker een heuse opera te laten regisseren is op een grootse en jammerlijke mislukking uitgelopen. Van het bijzondere, vernieuwende of aparte van haar veronderstelde choreografische kijk op Verdi's 'I due Foscari' viel dinsdagavond niets te bespeuren. Het resultaat was eerder het omgekeerde: een oubollige, starre en houterige enscenering die noch het genre noch Verdi's weinig gespeelde jeugdwerk goed deed.
Het idee van Foccroulle om voor opera-ensceneringen wat verder te kijken dan naar gerenommeerde toneel- en operaregisseurs is toe te juichen. Eerder al gaf hij de Amerikaanse choreografe Trisha Brown kansen en dat leverde intrigerende producties op van Sciarrino's 'Luci mie traditrici' en Monteverdi's 'Orfeo'. Voor volgend seizoen heeft hij zelfs Jan Fabre gevraagd om Wagners 'Tannhüuser' te ensceneren. Intrigerend plan, maar behoorlijk risicovol dus. De fragiele De Keersmaeker kreeg dinsdagavond samen met haar decorontwerper Jan Versweyveld luidruchtige afkeuring te verwerken toen ze op het plankier verscheen. Ze hield zich kranig, werd door zangers en dirigent Kazushi Ono ostentatief omhelsd en geknuffeld, maar erg jofel zal ze zich toch niet gevoeld hebben.
Verdi's 'I due Foscari' (1844) speelt in Venetië. De oude doge Francesco Foscari wordt gemangeld tussen zijn staatsplichten en zijn vaderschap. Onder druk van de Raad van Tien moet hij de verbanning van zijn ten onrechte van moord beschuldigde zoon Jacopo bekrachtigen. Smeekbeden van zijn schoondochter Lucrezia kunnen hem als doge en als vader niet vermurwen. Op de achtergrond speelt het eeuwenoude spel om de macht en aan het eind van de opera - zijn zoon is inmiddels dood en hijzelf is als doge afgezet - sterft Francesco Foscari van verdriet.
Met 'I due Foscari' begonnen Verdi's jaren als galeislaaf, zoals hij die zelf noemde. Na de grote successen van 'Nabucco', 'I Lombardi' en 'Ernani' kreeg hij veel aanlokkelijke aanbiedingen van operahuizen. Dat resulteerde in elf opera's in zeven jaar tijd, totdat Verdi in 1851 definitief doorbrak met 'Rigoletto' en het wat rustiger aan kon doen. Veel kritiek is er gekomen op 'I due Foscari', maar dan vooral op het zwakke libretto dat gebaseerd is op een historisch drama in verzen van Lord Byron. Verdi's muziek is prachtig geconcentreerd (het is op een na zijn kortste opera) en hij nam zijn oude succesformules vernieuwend onder de loep en sleep ze bij. Het derde bedrijf is uitermate krachtig van opzet met grootse soli voor Francesco en ook de finale van de tweede akte komt uit het bovenste laatje van Verdi's partiturenkast.
Dat werd dinsdag gelukkig wel duidelijk in de heftige en opzwepende interpretatie van chef-dirigent Ono, die het effect zeker niet schuwde, maar ook gevoel had voor de fijnzinniger dwarsverbanden in deze muziek. De enige zanger die dit niveau haalde was Anthony Michaels-Moore als de oude doge. Met hartverscheurende pracht bracht hij in het laatste bedrijf zijn baritonstem in stelling om als Francesco nog een keer iedereen van zijn autoriteit te overtuigen.
Tenor Cesare Catani (Jacopo Foscari) zong ver beneden de maat. Een gesteund piano zat niet op de stembanden - de enkele keer dat hij zacht zong viel de stem gewoon weg - en door het constante gebrul was aan het eind van de avond van Catani's toch al geringe fraseringskunst helemaal niets meer over. Elena Prokina heeft al veel fraais laten horen (haar Tatjana in Amsterdam bijvoorbeeld), maar als Lucrezia was zij in Brussel niet op haar plaats. Voor deze vroege Verdi-rollen moeten de stembanden over evenveel staal als agilità (beweeglijkheid) beschikken en voor beide moest Prokina zich te veel forceren, wat dan weer funeste gevolgen had voor de toonzuiverheid.
Het meest wonderlijke van de voorstelling in Brussel is nog wel dat je je na afloop verbijsterd afvraagt waarom er wekenlang gerepeteerd moest worden voor een regie als deze. De hoofdpersonages verschuilen zich achter hopeloos ouderwetse opera-gestiek en gedribbel. Volgens de informatie leggen de personages ieder een eigen parcours af op de toneelvloer die een goudglimmende stadsplattegrond van Venetië voorstelt met het meanderende en blauwgroen oplichtende Canal Grande als herkenbare blikvanger. Een schitterende vondst van Versweyveld en De Keersmaeker, maar er wordt niets mee gedaan en van die parcoursen begreep ik niets.
Silenzio, mistero en giustizia (stilte, mysterie en gerechtigheid) zijn sleutelwoorden in het libretto, maar van de geheimzinnige, corrumperende en wegrottende sfeer van Venetië kon De Keersmaeker weinig voelbaar maken. De toga-dragende Raad van Tien had bij elke opkomst de toga verder weggestopt in een gewone pantalon; een teken dat ze het met de rechtspraak niet zo nauw namen. Mooi beeld, maar absoluut te weinig voor een eigenzinnige choreografe die pretendeert ook opera te kunnen regisseren.