Review
De intuïtie van de eigenzinnige Helman
In 1994 dichtte Albert Helman: 'Kijk vreesloos in de spiegel, jij / die eeuwig dacht te leven.' Op 91-jarige leeftijd, twee jaar voor zijn dood, kon hij zichzelf recht in de ogen kijken, omdat hij zijn eigenzinnige geest altijd trouw was gebleven.
Voorbeelden daarvan zijn er te over. Had hij in 'Zuid-Zuid-West' het liefdeloze kolonialisme in Suriname fel aan de kaak gesteld en kostte hem dat een hoogleraarschap? Dan maar geen hoogleraar. Zou het aanpakken van een knoeiend arts hem zijn kop als Surinaamse minister van volksgezondheid kosten? Dan maar met veel herrie aftreden. Vielen recensenten over zijn archaïsch aandoende taalgebruik? Toch doen, want recensenten zijn domkoppen.
Er was altijd gekrakeel en tumult rond Albert Helman, stelt Michiel van Kempen in 'Kijk vreesloos in de spiegel'. In zes essays maakt hij op een persoonlijke en betrokken manier een eerste balans op van het afwisselende leven en het enorme oeuvre van Helman. Affaires maken daar wel deel van uit, maar decennialange vriendschappen ook en die vinden hun weg niet naar de archieven waarop Van Kempen zich baseert. Zo ontstaat helaas over de mens Helman het beeld van een twistzieke man die vrienden versleet. Dat beeld is vertekend.
Het hangt samen met de visie van Van Kempen op de persoon Helman. Hij betwijfelt of hij zich ooit door andere dan cognitieve processen heeft laten meevoeren. Vanuit die optiek verklaart hij dat Helman het nooit kon opbrengen andersdenkenden nog een procentje gelijk te laten.
Maar zo was het niet. Wie met Helman heeft samengewerkt, merkte dat hij je de ruimte gaf, ook als hij van mening verschilde. Dat verbaasde mij en ik heb hem daarnaar gevraagd. “Ik ben sterk vrouwelijk”,' zie hij. “Ik ga bij de beoordeling van mensen op mijn intuïtie af.”
Het intuïtieve aspect van Helman ontbreekt in Van Kempens visie helemaal en het is volgens mij de verklaring waarom Helman zo totaal met iemand kon breken. Hij had zich dan verkeken op iemand, wat voor Helman betekende dat hij het gevaar liep zichzelf niet trouw te zijn.
In het oeuvre van Helman doet Van Kempen interessante ontdekkingen. Helman wilde uitproberen inhoeverre hij als schrijver een 'vreemde' werkelijkheid adequaat kon weergeven. Dat geldt voor zijn Europese en Mexicaanse romans, maar ook voor het werk dat over Indianen gaat, want al stamde hij van hen af, hun leven was hem toch vreemd. Een tweede opmerkelijke constatering is dat Helman zich in zijn werken altijd verzette tegen categorieën waartoe hij zelf had behoord.
Het levendigst is Van Kempen als hij zich mengt in het debat over de betekenis en de waardering van Helman. Vanuit Surinaamse hoek klinkt het verwijt, dat Helman teveel onder Hollandse invloed zou staan. Zo stelt de schrijver Rappa: “Al schrijft hij vaak heel deskundig over Suriname, hij doet dat duidelijk niet vanuit onze tegenwoordige bril.” Van Kempen laat bijna Helmanniaans sarcastisch volgen: “Vanuit een bril schrijven: ja, dat valt natuurlijk niet mee.” En hij voegt eraan toe dat Helman een echte kosmopoliet was, waardoor hij veel Caribischer was dan menig schreeuwer die het patent op die naam opeist.
De veelzijdigheid van Helman is nog zo'n twistpunt. Van Kempen denkt dat ze de waardering van Helman geen goed heeft gedaan, maar hij neemt het ook voor hem op. Alle detailfouten in zijn werk als historicus nemen niet weg dat 'De foltering van Eldorado' consequent vanuit een niet-Europees perspectief is geschreven. En de kritiek op zijn linguïstisch werk kwam pas toen het onderzoek naar het Sranan Tongo twintig jaar verder was.
Een omslag in de Surinaamse waardering voor Helman situeert Van Kempen rond de negentigste verjaardag van de schrijver. Maar het officiële Suriname heeft het nooit kunnen opbrengen hem lof toe te zwaaien als een groot Surinamer, denkt Van Kempen.
Dat is niet helemaal waar. Begin 1966 heeft het officiële Suriname achter de schermen laten informeren of Helman een lintje wilde accepteren. Helman verklaarde zich bereid de ambassadeur te ontvangen. Maar voordat ik die boodschap kon overbrengen, trof hem zijn eerste beroerte. Het had een verzoening kunnen zijn met zijn land van herkomst, maar evengoed had hij de gelegenheid kunnen aangrijpen nog eens al zijn gram over het Surinaamse bewind te spuien. Hij was immers altijd zijn eigenzinnige weg gegaan.