Review

DE BRONTES TROTSEREN VICTORIAANS ENGELANDGeweld, zonde, wreedheid en eenzaamheid

“Ik moet bekennen dat ze mij op het eerste gezicht eerder interessant dan aantrekkelijk voorkwam. Ze was heel klein en had een merkwaardig ouderwets uiterlijk. Haar hoofd leek te groot voor haar lichaam. Ze had mooie ogen, maar haar gezicht werd ontsierd door de vorm van de mond en door haar teint. Ze had weinig vrouwelijke charme; en van dit feit was ze zich ongemakkelijk en voortdurend bewust (. . .) Ik denk dat ze al haar talent en roem had willen geven om mooi te zijn.”

TON CRIJNEN

Deze typering komt uit de pen van de Londense uitgever George Smith. Ze gaat over Charlotte Brontë (1816-1855), wier eerste roman, 'Jane Eyre', haar beroemd en hem gefortuneerd maakte. Het rake citaat staat in de biografie die de Engelse historica Juliet Barker in 1994 schreef over het gezin Brontë - vader, moeder, zoon en dochters - en die eind augustus in vertaling uitkomt.

Ondanks de titel, 'De Brontës', en het feit dat ook de lotgevallen van de rest van het gezin ruimschoots ter sprake komen, is het zevenhonderd pagina's tellende boek vooral de levensbeschrijving van Charlotte. Zij is de vrouw die als weinig anderen in haar tijd de bekrompen conventies van het Victoriaanse Engeland trotseerde door datgene te beschrijven waarover men volgens velen juist diende te zwijgen: geweld, wreedheid, eenzaamheid, zonde.

Het bezorgde haar en haar even onvervaard publicerende zusters Emily en Anne de giftige afwijzing van een hele generatie critici. Die vergaven hen nimmer dat zij in hun romans de zorgvuldig gekoesterde sociale conventies aan hun laars lapten en hardnekkig weigerden de lezer een gemakzuchtige moraliteit voor te schotelen: een wereld waarin de onschuldigen en goeden zuinig werden beloond en de boosdoeners overdadig gestraft.

Boeken als 'Jane Eyre' (Charlotte), 'Wuthering Heights' (Emily) en 'The Tenant of Wildfell Hall' (Anne), door generaties 'verslonden', werden aanvankelijk door de kritiek bijna unaniem verguisd vanwege hun 'platvloersheid'. Anderhalve eeuw later siddert de morele verontwaardiging nog door bij het lezen van de kritieken in destijds gezaghebbende kranten en tijdschriften.

Charlotte voelde zich door alle venijnige recensies genoodzaakt zichzelf en haar zusters te verdedigen. In een voorwoord bij de postume heruitgave van de romans van Emily en Anne - Emily stierf in 1848, 30 jaar oud, de twee jaar jongere Anne in 1849; beiden bezweken aan TBC - beschreef Charlotte hen als naïeve blauwkousen die een onschuldig, saai leven leidden van vrouwelijke vroomheid en plicht:

“In de afzondering van een afgelegen streek waar weinig ontwikkeling was en waar dan ook geen reden bestond om sociale omgang te zoeken buiten de huiselijke kring.”

Deze vertekening van de werkelijkheid werd na Charlottes eigen dood in 1855 - ze overleed op 38-jarige leeftijd aan de gevolgen van een zwangerschap, na negen maanden huwelijk met de hulppredikant van haar vader - doorgetrokken door haar vriendin Elizabeth Gaskell. In Gaskells biografie over Charlotte, de eerste van vele, gaf zij de critici het volle pond. Ze schreef de vermeende aberraties in het werk van de gezusters toe aan de 'achterlijkheid' van hun leefmilieu en de 'wrede excentriciteit' van hun asociale vader.

In haar eigen boek laat Juliet Barker, die elf jaar aan haar studie over de Brontës werkte, zien hoezeer hier de realiteit is verwrongen. Vader Brontë, pastor in de anglicaanse kerk, was een liberale, sociaal bewogen man. Hij lette zorgzaam op de educatie van z'n vroeg halfwees geworden drie dochters (twee andere waren jong gestorven).

En wat de plek betreft waar ze opgroeiden en werkten (het dorp Haworth bij Bradford in Yorkshire): die was uiteraard niet de culturele navel van Engeland, maar evenmin het van elke beschaving verstoken gat uit de Gaskell-biografie. De drie gezusters - allesbehalve naïeve blauwkousen - lazen goede regionale kranten, waren geabonneerd op literaire bladen en leenden boeken.

Aan het vertekend beeld had Charlotte Brontë mede schuld. Barker prikt overtuigend de clichés door die ze over haar broer en zussen rondstrooide. Met name Anne was in Charlottes ogen als schrijfster een quantité négligeable. Ze sloeg haar romans nog lager aan dan de contemporaine critici deden, die de heel eigen zeggingskracht ervan over het hoofd zagen.

Zo besefte Charlotte niet dat de rustige Anne in 'Agnes Grey' een dodelijker oordeel velde over het leven van de negentiende-eeuwse gouvernante dan zijzelf in haar gepassioneerde 'Jane Eyre'.

Emily was de meest getalenteerde van de Brontës. Dat blijkt ook uit haar (onderschatte) dichtwerk. Haar krachtige manier van schrijven was aangeboren, terwijl Charlotte haar compacte stijl pas op 26-jarige leeftijd verwierf, na anderhalf jaar zwoegen op de Brusselse kostschool van het echtpaar Heger. Met name de stijloefeningen die ze er kreeg van directeur Constantin Heger, bleken voor haar ontwikkeling als romanschrijfster van doorslaggevende betekenis.

Het hoe en waarom staan, met voorbeelden van het werk dat Emily en Charlotte voor Heger maakten, inclusief diens correcties, in een recent boek, 'The Belgian Essays', van de Amerikaanse taalkundige Sue Lonoff. Het voorwoord bevat ook het relaas van de onbeantwoorde liefde die Charlotte opvatte voor haar leraar. Een boeiend boek.

Kenmerkend voor de bedillerige manier waarop Charlotte tegen het werk van haar beide zusters aankeek, was het feit dat ze een na Emily's dood gevonden manuscriptvernietigde. Reden: het werk stemde, vond ze, niet overeen met het karakter van haar overleden zuster.

t Ook wat haar - eveneens literair begaafde - jongere broer Branwell betreft stond ze snel klaar met een oordeel. Toen hij, na een affaire met een getrouwde vrouw, tot alcoholisme verviel - de oorzaak van zijn vroege dood - liet zijn zus hem als een “onverbeterlijke zwakkeling” liefdeloos vallen. Branwell had de onvergeeflijke fout gemaakt niet aan haar hoge verwachtingen te voldoen.

Toch schokte zijn overlijden (hij werd 31) haar meer dan dat van haar jongste zus. Branwell belichaamde in haar ogen een onvervulde belofte, Anne niet. Het is Juliet Barkers verdienste dat ze dit soort scherpe analyses in haar boek verwerkt. Goedgeschreven geven ze een heldere kijk op de karakters van Anne (plichtsbewust, bescheiden), Emily (levend in een literaire droomwereld waarin geen plaats was voor intermenselijk contact), Branwell (veel later aan lager wal geraakt dan de Brontë-mythe decennialang heeft gesuggereerd) en Charlotte (verlegen, hypochondrisch, maar ook eigenzinnig en fel sarcastisch).

Barkers boek heeft ook duidelijke minpunten. De biografie pretendeert een beschrijving van het hele Brontë-gezin te geven, maar meer dan de helft ervan handelt over het wel van wee van Charlotte. Dat geeft het werk een zekere onevenwichtigheid. Die wordt nog versterkt door de overdreven uitvoerigheid waarmee Baker de jeugd van vader Brontë uit de doeken doet. Ook de ellenlange citaten uit het jeugdwerk van zusters en broer gaan op den duur irriteren.

Toch vormt haar boek boeiende lectuur en verschaft het de grote groep Brontë-fans nieuwe, relevante informatie over hun idolen. Want al mogen de romans van de Brontës bij ons dan zijn gedegradeerd tot zuchtend geconsumeerde eindexamenstof, in de Engelstalige wereld ligt dat anders. Daar beseft men de blijvende waarde van het werk, zeker dat van Emily, wier 'Woeste hoogte' tot de wereldtop behoort.

Het getuigt van moed dat de Bezige Bij de Brontë-'bio' straks, goed vertaald en rijk geïllustreerd, op de Nederlandse markt durft te brengen. Al is de prijs wel wat hoog!

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden