De blik in de ogen is de essentie van een portret
Trouw onderzoekt in een korte serie hoe kunstenaars aan een nieuw werk beginnen. Aflevering 2: beeldend kunstenaar Iris Kensmil schildert altijd eerst de ogen. ‘Die zijn de essentie van een portret en moeten er goed op staan. Daarom schilder ik ze als ik nog fris ben.’
Als Iris Kensmil een portret gaat schilderen, begint ze altijd met de ogen. “Daar denk ik niet eens meer over na. Zo vanzelfsprekend is het dat ik als eerste de ogen op het doek zet.”
Maar ogen zijn toch heel moeilijk om te schilderen?
“De blik in de ogen is de essentie van een portret. De ogen moeten er goed op staan. Daarvoor moet ik optimaal geconcentreerd zijn. En daarom schilder ik ze als eerste en niet pas aan het eind, als ik niet meer zo fris ben.”
Het kan haast geen toeval zijn dat het ook een paar ogen is dat meteen de aandacht trekt in het atelier van Kensmil, in een voormalige school in de Amsterdamse Jordaan. Het zijn de ogen van een zwarte vrouw. Kensmil schilderde het moment dat ze wordt omringd door journalisten met microfoons. Er is de vrouw iets vreselijks overkomen, dat is wel duidelijk. De blik in haar ogen laat je niet meer los.
De vrouw op dit schilderij is Betty Shabbazz. Haar portret maakt deel uit van een drieluik, waarin Kensmil verbeeldt hoe Shabbazz wordt belaagd door de media, nadat haar man, de zwarte moslimleider Malcolm X, is doodgeschoten. Kensmil maakte het in 2017 na een bezoek aan de Ballroom in de New Yorkse wijk Harlem, waar de moordaanslag in 1965 plaatsvond. Ze ‘voelde’ daar nog de spanning en angst en bracht die over op het schildersdoek met symbolische getuigen als een omgevallen stoel en een katheder met kogelgaten erin. Malcolm X werd doodgeschoten toen hij een toespraak hield. Zijn vrouw, zwanger van een tweeling, en hun vier dochters zaten ook in de zaal. Na zijn dood bleef Shabbazz in zijn geest strijden voor gelijke behandeling van de zwarte gemeenschap.
Kritiek
Het zijn veelal zwarte vrijheidsstrijders en voorvechters van een betere wereld die het oeuvre van de uit Suriname afkomstige Kensmil domineren. Toen ze vijftien jaar geleden de geschiedenis van de emancipatie van de zwarte mens als belangrijkste thema koos voor haar werk, kreeg ze kritiek uit de kunstwereld. Ze zou ’pamflettistische’ kunst maken. “Dat vatte ik juist op als aanmoediging.” De kritiek is inmiddels verstomd. Musea kopen haar werk aan. En dit jaar mag ze Nederland mede vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië, de ‘Olympische Spelen’ van de kunstwereld. Al maanden werkt ze aan deze prestigieuze opdracht.
Hoe begint u aan zo’n grote uitdaging?
“Zoals ik dat altijd doe. Ik begin met uit te zoeken wat ik wil maken. Soms start ik bij een thema, soms bij een kunstwerk dat me intrigeert. In dit geval diende het onderwerp zich al snel aan. Het Nederlandse Rietveldpaviljoen in Venetië, het ideaal van de modernistische kunstenaars van De Stijl, was voor mij een mooi gegeven.”
Waarom?
“Hoe mooi en helder het paviljoen ook is, er klopt iets niet aan de utopie van het modernisme, er ontbreekt een en ander. Waar is de zwarte moderniteit? Als noodzakelijke aanvulling voor die witte utopisten heb ik gekozen voor acht zwarte feministen. Het zijn kunstenaars, schrijvers en activistes van wie de meesten net als ik van Caribische afkomst zijn. Toen ik het onderwerp wist, ben ik me gaan verdiepen in de geschiedenis van deze vrouwen. Ik lees boeken, duik in archieven en gaandeweg krijg ik al veel ideeën hoe het eruit moet zien. Daar maak ik heel veel schetsen en tekeningen van tot ik weet hoe ik mijn werk wil presenteren. Het wordt een combinatie van doorlopende wandschilderingen en schilderijen op doek.”
Dan breekt het moment aan dat u echt gaat schilderen. Hebt u vaste rituelen?
“Ja, de deur op slot, koffie zetten en tot rust komen voor opperste concentratie. Ik begin altijd om negen uur en werk dan achter elkaar door tot de lunch. ’s Ochtends ben ik op mijn best. Daarom begin ik altijd met de ogen.”
En als dat witte doek u toch maar blijft aanstaren?
(Lachend:) “In die vraag proef ik een ondertoon van het romantische idee van de kunstenaar als genie, onderworpen aan krachten buiten zichzelf. Maar ik ervaar mezelf niet als een medium dat spontaan en intuïtief, aangestaard door het doek, flarden bewustzijn verbeeldt. Als het niet meteen lukt, is het een kwestie van doorwerken. Dan ga ik wat anders proberen, andere kleuren, een andere compositie, of helemaal opnieuw beginnen. Maar het is dan toch vooral doorzetten.”
Er zijn kunstenaars die dan naar de drankfles grijpen ...
“Dan zou er niets meer uit mijn handen komen. Ik doe aan sport en yoga om in goede conditie te blijven. Die heb ik nodig om uren achtereen met een hoge concentratieboog te kunnen schilderen. Straks moet ik in het Rietveldpaviljoen een wandschildering maken van 24 bij 5,5 meter. Zonder een goede conditie houd ik dat niet vol.”
Iris Kensmil (48) vertegenwoordigt dit jaar samen met kunstenaar Remy Jungerman Nederland op de Biënnale van Venetië, de belangrijkste internationale kunstmanifestatie. Kensmil werd geboren in Amsterdam, bracht haar jeugd door in Suriname en kwam op haar negende terug naar Nederland. Ze studeerde aan Academie Minerva in Groningen. In haar schilderijen en installaties staat de geschiedenis van de emancipatie van de zwarte mens centraal.
Voor de biënnale maakt ze – als onderdeel van een monumentale installatie met de titel ‘Hier begint het nieuwe Utopia’ – portretten en een wandschildering van acht zwarte feministes: Suzanne Roussie Césaire, Claudia Jones, Amy Ashwood Garvey, Hermina Huiswoud, Octavia E. Butler, Sister Nancy, Audre Lorde en bell hooks.
Lees ook:
Liedjes uit een autistisch hoofd: ‘Nerd zijn is the way to be’
Trouw onderzoekt in een korte serie hoe kunstenaars aan een nieuw werk beginnen. Aflevering 1: Chris Verlaan is autistisch én cabaretier. Dat gaat best goed samen. ‘Ik ben eigenlijk altijd moe en sombertjes. Maar als ik optreed, ben ik helemaal in het moment.’