InterviewCécile Huijnen

Concertmeester Cécile Huijnen (57) stopt ermee: ‘In een orkest ligt alles onder een vergrootglas’

Cécile Huijnen: ‘Het is niet reëel en niet gezond om tot je 67ste aan topsport te doen’.  Beeld Bram Petraeus
Cécile Huijnen: ‘Het is niet reëel en niet gezond om tot je 67ste aan topsport te doen’.Beeld Bram Petraeus

Concertmeester Cécile Huijnen (57) heeft na drie decennia geen vast dienstverband meer bij een orkest. Ze nam de beslissing zelf. ‘Tot aan je pensioen topsport beoefenen is niet reëel. Ik heb behoefte aan iets nieuws.’

Peter van der Lint

Afgelopen december speelde violist Cécile Huijnen haar laatste concert als concertmeester in loondienst. Ze voerde Phion aan in vijf uitvoeringen van Mahlers Derde symfonie, zo’n beetje de langste symfonie in het repertoire. Huijnens aller, allerlaatste noot in functie klonk op tweede kerstdag 2022, maar toen die slotnoot na anderhalf uur kwam, had ze er niet echt een bijzonder gevoel bij.

“Oké”, zegt Huijnen na enige reflectie, “het voelde misschien toch ietsiepietsie raar, al zag ik het niet als een afscheid. Want ik vertrek bij het orkest, maar stop niet met spelen. In de weken ervoor, tijdens de repetities, had ik het soms wel even te kwaad. Ik betrapte mezelf erop dat ik af en toe volschoot.”

Wat is de reden van het adieu, na een Christus-leeftijd van 33 jaar?

“Het afgelopen jaar was therapeutisch. Na zo’n lange tijd als concertmeester – tien jaar bij het Nederlands Balletorkest, twintig bij Het Gelders Orkest en drie bij Phion – begin je die periode een beetje te evalueren. Ik moest concluderen dat de balans niet meer de balans was die ik nodig had. Eerst de desastreuze bezuinigingen van staatssecretaris Halbe Zijlstra, toen de fusie tussen de twee orkesten in Overijssel en Gelderland, en daarna begon de corona-ellende.

Ontzettend veel ruis

“Je zit vanwege al die ingrijpende gebeurtenissen anders op het podium. Als concertmeester ben je niet alleen maar aan het spelen hè, er komt zo ontzettend veel ruis bij. Mijn motivatie en speelplezier leden daaronder. Terwijl je vooral concertmeester bent geworden om al die mooie stukken te spelen met je collega’s, en om dat alles samen met de dirigent in goede banen te leiden.

“In 1990 werd ik concertmeester bij het Nederlands Balletorkest. Ik was zo groen als gras, werd in het diepe gegooid. Maar ik voelde toen al dat die speciale vorm van non-verbale communicatie bij mij paste. Dus met body language laten zien waar de muzikale lijn heengaat, proberen iedereen mee te krijgen. Dat is het allermooiste van mijn baan. Een concertmeester is onderdeel van het collectief, maar kan ook een beetje mede de richting ervan bepalen. Als 24-jarige kreeg ik evenwel nul komma nul begeleiding. In het orkest zaten musici die Tsjaikovski’s Zwanenmeer al tweehonderd keer gespeeld hadden. En daar was ineens dat jonge meisje dat hen ging vertellen hoe ze het moesten doen. Ging niet altijd goed natuurlijk.

“Dat ik geen man ben, was soms een dingetje. Dat merkte ik ook bij de grote orkesten in de Randstad en bij sommige buitenlandse orkesten waar ik te gast was. Een ambitieuze vrouw die er liever niet omheen draait wordt al gauw gezien als bot, terwijl een ambitieuze man dan als doortastend en charismatisch wordt gezien. Ik hou niet van de zachteheelmeestersmethode, pappen en nathouden kan niet in onze bedrijfstak waarin zo weinig vaste banen zijn. Dus krijg je kritiek, die je moet leren incasseren en ombuigen naar iets positiefs. Terugkijkend had ik hulp moeten vragen, maar toen dacht ik dat het er allemaal bij hoorde, dat je als concertmeester alles in je eentje moest doen. Inmiddels zijn er trouwens meer vrouwen dan mannen op de eerste stoel, dat is compleet veranderd.

“In 2000 kwam ik bij Het Gelders Orkest en daar kon ik het allround symfonisch repertoire gaan spelen. Heerlijk. Brahms, Mahler, Bruckner en zo, maar ook Wagner. We speelden met Lawrence Renes, die toen chef was bij ons, Tristan und Isolde. Die partituur! Meer dan vijf uur fantastische muziek, een waanzinnige uitdaging.”

Vooral lekker spelen en genieten

Met Renes had Huijnen een klik, later met Antonello Manacorda ook, en er kwamen goede gastdirigenten. Zoals Nikolai Alexeev, die zonder al te veel te praten kon laten zien wat hij wilde met de muziek. Met zijn handen, armen en algehele mimiek. En áls hij weleens sprak, zegt Huijnen, was dat altijd heerlijk onderkoeld. Door zijn manier van dirigeren hoefde Huijnen als concertmeester zelf niet zoveel te doen en kon ze vooral lekker spelen en genieten van de muziek. Ook gastdirigenten als Hartmut Haenchen en Claus Peter Flor konden volgens haar het orkest enorm bevlogen laten spelen.

“De eerste tien jaar bij Het Gelders Orkest waren geweldig. We hadden een trouw publiek, een goede vriendenstichting, en we gingen regelmatig op tournee. Naar Japan met dirigent Ken-Ichiro Kobayashi. Gouden tijden. Maar toen kwamen de desastreuze bezuinigingen. Buiten het podium was ik regelmatig het aanspreekpunt op het persoonlijke vlak, mensen wilden hun zorgen kwijt. Onze banen werden bijna gehalveerd. Ineens had je een 0.6 baan met veel minder salaris. En toch moest je op het podium nog steeds voor honderd procent in vorm zijn. Hoe doe je dat? Mensen werden bang en onzeker. Desondanks brachten de onzekere tijden ook grote saamhorigheid bij het orkest. We speelden enorm zware programma’s met maar twee repetities. Het stresslevel was hoog, maar het gaf ook een kick.

“Groepsdynamiek in een orkest is zo belangrijk. Het gaat veel over veiligheid. Een orkest is bijna per definitie een onveilig bedrijf. Je zit met veel mensen op een heel klein oppervlak. Het is een snelkookpan, je werkt continu onder hoge druk, en alles ligt onder een vergrootglas. Ook ik heb me onveilig gevoeld. In mijn eigen orkest, maar ook bij sommige orkesten waar ik te gast was. Omdat je bij elke repetitie en ieder concert steeds opnieuw beoordeeld wordt, moet je stevig in je schoenen staan. Iedere dag vindt iedereen iets van je, met iedere solo doe je als het ware opnieuw auditie.

‘Je moet echt beresterk zijn’

“Als het je meer kost dan het oplevert moet je de enige juiste conclusie trekken. Achteroverleunen en wachten op mijn pensioen, dat past niet bij mij. Ik ben nu 57, ik wil nieuwe dingen gaan doen en ik voel de plicht mijn ervaring ook aan jongere musici door te geven.

“Bovendien is het niet reëel en niet gezond om tot je 67ste aan topsport te doen. Het is fysiek en mentaal zwaar, of je nou strijker, blazer of slagwerker bent. Er is geen vangnet, geen seniorenbeleid voor als het niet meer gaat. Naast alle repetities en studie-uren moet je drie of vier keer in de week om 20.15 uur klaarzitten om een topprestatie te leveren. En het is de bedoeling dat je rechtop zit en glimlacht. Dat ben je verplicht aan je publiek. Je hebt geen personal space, op het podium, in de bus, in de pauze in de rij voor koffie – altijd zijn er collega’s om je heen. Het is een schitterend vak, waarin ongelooflijke collectieve prestaties worden geleverd, met artistieke hoogtepunten die je nooit meer vergeet, maar je moet echt beresterk zijn.”

Huijnen had al eerder eens een half jaar een sabbatical genomen. Voor een pittige schrijfcursus waarin ze zichzelf tegenkwam, maar waarvan ze wel veel leerde. Haar geestige columns over het vak, die ze al jaren schrijft, werden twee jaar geleden gebundeld in het boek Kak.

“Ik weet nu dat nieuwe dingen proberen me iets oplevert. Ik blijf spelen, liefst veel opera en barokmuziek. Maar ik ga ook als keynote-speaker het bedrijfsleven in om presentaties te geven over verbale en non-verbale communicatie, en wat teamleiders daarvan kunnen leren. Verder wil ik jonge orkestaanvoerders gaan coachen. Met tips en tricks laten zien hoe je een groep kunt leiden die alleen je rug ziet. Want dat is best bizar, je zit altijd met je rug naar je teamleden toe.

“De weg ligt open, ik ervaar een nieuw soort vrijheid, op alle fronten. Ik verhuis uit Arnhem naar een huisje in de Betuwe. In het groen, maar wel centraal in het land. Ik wil overal snel kunnen zijn. Want het kan weleens heel druk worden met allemaal leuke dingen.”

Op de website van Cécile Huijnen is haar freelance carrière te volgen.

Lees ook:

Cécile Huijnen, vioolmeisje tegen wil en dank: Klassieke muziek is geen saai en seksloos gebeuren

Virtuoos violist Cécile Huijnen tekende een half leven aan ervaringen op in columns, nu gebundeld in een boek. ‘Het tuttige imago dat wij hebben moet eraf.’

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden