Collectie Bouwfonds krijgt museale allure

door Cees Straus

Medewerkers van de vastgoedonderneming Bouwfonds zien ’s morgens, als ze hun computer aanzetten, op hun bureaublad een aankondiging verschijnen van de nieuwste aankoop voor de kunstcollectie. Het is een van de vele manieren waarop het bedrijf uit Hoevelaken zijn verzameling van naoorlogse kunst onder de aandacht wil brengen. In de eerste plaats zijn de kunstwerken bedoeld om er het werkklimaat mee te veraangenamen. Maar het Bouwfonds vindt dat de kunst een maatschappelijk belang vertegenwoordigt. Om die reden zijn delen van de collectie op gezette tijden in in de musea te zien. Het Bouwfonds leent graag zijn werken uit, maar wil ook met grotere presentaties een overall-indruk geven van zijn verzamelbeleid.

Om die reden wordt de tentoonstelling ’Room with a view’ georganiseerd die nu in het Gemeentemuseum in Den Haag is te zien. Samengesteld door een trio van het Bouwfonds dat de werken heeft aange-kocht: conservator Sharon Oldenkotte-Vrolijk, directeur Kunststichting Fons van Meijgaarden en extern adviseur Micky Piller.

Gedrieën doen zij jaarlijks verschillende voorstellen voor kunstaankopen, soms bij kunstenaars op hun ateliers, meestal in galeries of op gerenommeerde beurzen als de Frieze Art Fair in Londen, de ARCO in Madrid of de FIAC in Parijs. ,,Voor ons is de Frieze Art Fair belangrijk omdat je daar veel jonge kunstenaars kunt signaleren die later de moeite waard blijken”, zegt Micky Piller, die de taak op zich heeft genomen om talent voor het Bouwfonds te scouten.

De nadruk in de collectie ligt niet op ’het nieuwste van het nieuwste’. ,,De collectie heeft een voorgeschiedenis die teruggaat tot halverwege de jaren zeventig toen de eerste werken werden aangekocht. We blijven een eenmaal aangekochte kunstenaar trouw in de jaren dat hij of zij goed werk blijft maken en zijn ontwikkeling het noodzakelijk maakt om zijn werk ook in de collectie te houden”, zegt Sharon Oldenkotte. Zo ontstaan lijnen in het verzamelbeleid die soms spannende confrontaties kunnen opleveren. Daarbij ligt de nadruk op levende kunstenaars, maar een eenmaal aangekochte schilder die komt te overlijden, zal als daar aanleiding voor is, toch worden gevolgd. De landschapsschilder Gerrit Benner, voor wie na zijn dood nog steeds veel belangstelling bestaat, is zo’n naam. ,,Zulke schilders kopen we dan met name op de veiling aan. Sharon Oldenkotte, die ooit bij Sotheby’s werkte, heeft goede ervaringen met deze vorm van aankopen”, aldus Van Meijgaarden.

Lijnen in de collectie kunnen langs bekende namen worden getrokken. Carel Visser, behalve tekenaar ook tekenaar en graficus, wordt met zijn werk dat sinds de jaren zestig is ontstaan, vrijwel op de voet gevolgd. Hetzelfde gebeurt met de vertegenwoordigers van de Nieuwe Figuratie (Yvan Theys, Reinier Lucassen, Roger Raveel), maar ook Jan Roeland, Emo Verkerke, Antoine Berghs (een van de nieuwkomers die wat het Bouwfonds betreft volledig is doorgebroken) en Joris Geurts kwamen regelmatig op het pad van de onderneming. Ogenschijnlijk zit er in dit beleid geen duidelijke samenhang, maar er bestaat wel degelijk een onderlinge samenhang. ,,Noem het maar een binding die ’heel Hollands’ is. We zitten op het grensvlak van figuratie en abstractie. Mensen als Raveel, Geurts en Verkerke hebben een heel eigen manier ontwikkeld om de abstractie in hun werk te brengen. Voor de fotografie geldt dat we minder de pure documentaire fotografie willen hebben, dan wel werk van die fotografen die op een schilderkunstige blik zijn te betrappen”, aldus Piller, die namen noemt als Carmen Calvo, Paul den Hollander en Dirck Braeckman (die fascinerende duistere interieurs maakt). Ook voelt ze zich niet weerhouden om in keramiek museale kwaliteit te zien. ,,Met mensen als Barbara Nanning, Irene Vonck en Esther Stassen hebben we uitstekende kwaliteit in huis.”

De collectie van het Bouwfonds, tegenwoordig een private onderneming op het gebied van verwerven van, beheer van en beleggen in vastgoed en als zodanig een volledige dochter van de Rabobank, omvat nu ruim 1800 werken. Die zijn allemaal in de afgelopen dertig jaar bijeengebracht. In 1976 werd de collectie opgericht, rond de dertigste verjaardag van het Bouwfonds. Jaarlijks kon de aankoopcommissie over een budget van zo’n drie ton (in guldens) beschikken. Hoe groot het jaarbudget nu is, daarover worden geen cijfers bekendgemaakt.

De oprichting van de kunstcollectie werd verantwoord met de uitspraak: ,, Wij bouwen goede huizen en zoeken daar goede architecten voor. Daar hoort ook goede kunst bij.” Aanvankelijk lag de nadruk op Nederlandse kunst, met name de Limburgers die tot de postgeneratie Cobra behoorden (Defesche, Lataster), werden in die periode aangekocht. Later kwam er een internationale doorbraak van bijvoorbeeld de later zo beroemde geworden Zuid-Amerikanen als Kuitca en Galán bij. Een Cubaan als Ricardo Brey, lieveling van Jan Hoet maar in Nederland ook al door het Haagse Gem ontdekt, is van de nieuwste ’latinisten’ in dit gezelschap. ,,Wij onderscheiden ons met de Zuid-Amerikanen van vele andere bedrijfscollecties. Iemand als Julio Galán of Guillermo Kuitca zul je niet snel in andere bedrijven tegenkomen”, aldus Oldenkotte.

Het ligt in de lijn dat de collectie van het Bouwfonds in de komende jaren nog in omvang zal groeien. Fysieke beperkingen zijn er vrijwel niet: alle aangekochte werken worden zoveel mogelijk in de kantoorruimtes opgehangen of neergezet. Kantoren van het Bouwfonds zijn er in overvloed te vinden, nieuwe ruimtes ontstaan zowel in eigen land als in het buitenland. Wel houdt het verzamelende trio de mogelijkheden om kunst te tonen goed in het oog.

Veel kunst is niet geschikt om op te hangen in een niet-museale omgeving waar bovendien gewerkt moet worden. In een van de liften hangt een zeldzame video (een jonge vrouw die de bezoeker ten langen leste een verleidelijke knipoog toewerpt, een mooie film van Marijke van Warmerdam), maar zulke installaties zijn een sta-in-de-weg in gangen waar ook print- en faxapparatuur voor algemeen gebruik moeten staan.

En de kunst zelf stelt ook haar grenzen. Van Meijgaarden: ,,We houden op zich geen rekening met persoonlijke voorkeuren of smaken. Maar we willen ook geen werk dat weerzin wekt, werk van blasfemische of seksuele aard. Anderzijds, werk dat misschien niet goed begrepen wordt, dat wordt best wel eens aangekocht. We gaan er dan vooral educatief mee aan de slag. Het werk wordt aangekondigd op ieders computer, er volgen lezingen, interviews met de maker in ons tijdschrift. En tenslotte mag ook de buitenstaander er zich over uitspreken. Die valt zeker voor het museale karakter.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden