InterviewArthur Klaassens
Arthur Klaassens speelt op veertig hobo’s tegelijk: ‘Het is na tweehonderd sessies precies geworden wat ik wilde’
Vijf jaar en tweehonderd opnamesessies had Arthur Klaassens nodig om zijn debuut-cd te maken. Hij bewerkte bestaande muziek voor vier, vijf, twaalf of zelfs veertig hobo’s. Die bespeelde hij vervolgens allemaal zelf.
Wat klinkt er mooier dan één hobo? Veertig hobo’s. En dan niet door veertig musici bespeeld, zoals de bedoeling was in Händels originele Music for the Royal Fireworks, maar door een enkele hoboïst. Met moderne technieken kan het, en Arthur Klaassens deed het.
Op Klaassens’ debuut-cd Ratio staat een bewerking van Thomas Tallis’ 40-stemmige Spem in alium uit 1570. Daarin werden alle veertig stemmen laag voor laag apart opgenomen en daarna opgestapeld. Samen met opnameleider en -technicus Frerik de Jong dook de Haagse hoboïst de afgelopen vijf jaar ruim tweehonderd keer de studio in. Daar werd geschaafd, geluisterd, gepolijst, nog eens geschaafd en nog eens geluisterd. Monnikenwerk. Vorige week werd het marathon-project gepresenteerd.
Naast de Tallis-tour-de-force speelt Klaassens bewerkingen van Bachs Tweede partita voor solo-viool en van Steve Reichs New York Counterpoint. Originele composities zijn Berio’s Sequenza VII en het speciaal voor Klaassens gemaakte afwezige stemmen van Jesse Broekman.
Elk geluid op deze cd, hoe meerstemmig ook, werd gemaakt door Klaassens en een van zijn instrumenten. Naast gewone hobo’s en althobo’s horen we hier ook de lupofoon, een recent ontwikkelde bas-hobo. Daar zijn er nog niet veel van in de wereld, en Klaassens is de trotse bezitter van de genummerde elfde lupofoon die de Duitse bouwer Guntram Wolf afleverde. Met dat tot voor kort afwezige basgeluid in de hobo-familie kon Klaassens de cd maken die hem voor ogen stond.
Waarom wilde je alles alleen doen?
“Ik was net afgestudeerd aan het conservatorium en ik zat met een biertje op het dak van de woonboot van Frerik, de opnameleider. Filosoferen over wat ik nu wilde. Ik speelde als remplaçant in verschillende orkesten, in een trio, maar ik wilde meer. Zo ontstond het gedachte-experiment van een avondvullend muziekproject met mij in mijn eentje als solo-hoboïst. Het stuk van Steve Reich was het sleutelwerk van het project, daar begon het mee. Het is oorspronkelijk geschreven voor klarinet en hoewel het kan worden uitgevoerd door een ensemble van twaalf klarinettisten is het door Reich bedoeld voor één speler, die samen speelt met zijn eigen vooraf opgenomen stemmen. Zo heb ik het gespeeld, op hobo, althobo en lupofoon. Laagje voor laagje opgebouwd. Reich zelf heeft onze versie nog voorzien van zijn eigen suggesties en articulaties.
“Het pad van het gedachte-experiment dat met Reich begon, is uiteindelijk toch anders geworden dan ik dacht. Een cd is een cd, maar live op een podium zijn dit soort experimenten haast onmogelijk. Musici koppelen een concerttournee vaak aan een nieuwe cd vast. Dat kan met dit album dus niet. Ik zie Ratio dan ook meer als een visitekaartje van mij als artiest. En een springplank naar meer bijzondere en unieke samenwerkingen, bijvoorbeeld met componisten.
“Zo heeft Klaas de Vries voor mij Oboi, che melanconia... (O boy, what melancholy...) geschreven. Een monumentaal werk voor live-hobo met verschillende vooraf opgenomen lagen. Een mix van geluidsinstallatie en museumopstelling. Ik hoop het in juni opnieuw te kunnen spelen tijdens het Dag in de Branding-festival in Den Haag.”
Van fluit, klarinet en fagot kenden we de lagere varianten al veel langer. Waarom was de bas-hobo er niet eerder?
“Niemand zag er de noodzaak van in, omdat we in de laagte de fagotten al hadden. Maar er zijn wel pogingen geweest. Richard Strauss wilde heel graag zo’n lage hobo. In Eine Alpensinfonie uit 1915 schrijft hij een lage f voor hobo voor. Instrumentenbouwer Heckel heeft er toen speciaal voor dat stuk een gebouwd. In deze Heckelphone is vervolgens niet genoeg geïnvesteerd. Het bereik was uiteindelijk kleiner dan gehoopt, hij ging niet lager dan een a. Het Residentie Orkest bezit overigens nog een authentiek exemplaar, dat Strauss destijds persoonlijk in Den Haag heeft afgeleverd.
“De bouwer van de lupofoon heeft het instrument van de grond af aan opgebouwd, en daar is hij ontzettend goed in geslaagd. De klank ervan is een mix van althobo, baritonsaxofoon en fagot, en toch klinkt het als geen van deze drie. Mijn lupofoon - nummer elf dus - duurde een jaar om te bouwen. Hij doet z’n werk zó goed. Het heeft voor mij echt een probleem opgelost.”
Waarom koos je eigenlijk ooit voor de hobo?
“Ik werd verliefd op het geluid. Ik was negen jaar en ging met mijn ouders naar een jeugdorkest in Den Haag. Voor het concert begon lieten de musici heel educatief de verschillende instrumenten alvast even horen. Ik viel toen als een blok voor de hobo. Ik vond de klank warm en fluwelig, maar tegelijkertijd doorzichtig, als amberkleurig glas. Het is in ieder geval een klank die heel aanwezig is, aanraakbaar bijna.”
Ben je na de veertig stemmen in het motet van Thomas Tallis nu klaar voor de zestig stemmen in de Missa van Alessandro Striggio?
“Hahaha. Nee, hier stopt het even. Met het stuk van Tallis wilde ik uitzoeken hoe ver we konden gaan. Nu het eindresultaat er eindelijk is, kan ik zeggen dat het me allemaal absoluut waard is geweest. Maar ik zal het niet snel nog een keer doen. Ik heb ervan geleerd dat het goed is om dingen te laten rijpen, en dat je samenwerkingen, zoals deze met Frerik, de tijd moet geven.
“Ik was erop uit om al die hobo’s te laten versmelten tot één totaalklank. Bij het stuk van Tallis was ik in het begin niet zeker of het zou werken, of het niet veel te veel hobo zou zijn. Dat het geheel nu soms als een orgel of een accordeon klinkt, komt op het conto van Frerik, die op de mengtafel de juiste balans voor elkaar wist te krijgen. Het is na die tweehonderd sessies precies geworden wat ik wilde.”
De cd Ratio is verschenen bij 7 Mountain Records. De presentatie van de cd door Arthur Klaassens en Frerik de Jong is terug te zien op YouTube.