RecensieBiografie
Arie Pos schetst een boeiend portret van Gerrit Komrij aan de vooravond van zijn grote succes
In het eerste deel van zijn Komrij-biografie schetst Arie Pos de vormende jaren van de schrijver, die zijn grote liefde ontmoet.
Onlangs hoorde ik Maaike Meijer, biograaf van Vasalis en Fritzi Harmsen van Beek, zeggen dat een schrijversbiografie vooral moet focussen op de relevantie van de levensfeiten voor het kunstenaarschap. Dus niet met wie de grote vrouw of man allemaal heeft theegedronken. In De wording van Gerrit Komrij van Arie Pos wordt ze op haar wenken bediend. Het eerste deel van zijn Komrij-biografie richt zich op de wording van de schrijver Komrij, en niet op zijn voorgeslacht, kindertijd en vroege jeugd en ook niet op zijn latere carrière als gevierd schrijver, dat komt allemaal nog.
Interessant, die vormende jaren van de grote schrijver. J.M. Coetzee beschreef ze in zijn (fictionele) Portret van een jongeman en schetste daarin een somber beeld van een arme en onzekere adolescent. Dat beeld blijft ook hangen na het lezen van De wording van Gerrit Komrij.
Lid van de provo-generatie
Pos begint met Komrijs eerste stappen als student in Amsterdam. De begaafde homoseksuele gymnasiast uit het Winterswijkse arbeidersgezin ontdekt er weliswaar de ‘zegeningen’ van de jaren zestig, provo, seksuele vrijheid, popmuziek (hij wordt smoorverliefd op Paul McCartney) maar lijkt er ook haast in ten onder te gaan.
Komrij als lid van de provo-generatie, het is haast onvoorstelbaar voor de individualistische, hypergecultiveerde schrijver van later, toch liggen in die provo-tijd talrijke Komrij-wortels. Zo gaat hij vriendschappelijk om met provo-voorman Duco van Weerlee. Van zijn medestudenten of professor Garmt Stuiveling moet hij het niet hebben. Hij leert er stilletjes tegen de schenen van de gevestigde cultuur aan te schoppen.
In 1964 vertrekt hij, twintig jaar oud, als min of meer mislukte student halsoverkop naar Kreta met een vriendin (!) maar geldgebrek, gefrustreerde liefde en algehele malheur drijven hem na een jaar of zo terug naar Amsterdam waar hij zijn levensgezel Charles Hofman herontmoet, de liefde van zijn leven en kennelijk iemand die hij nodig had. Vanaf dat moment gaat het langzaamaan excelsior met de schrijver Komrij.
Uit een financieel dal
Pos beschrijft, aan de hand van heel wat bronnenmateriaal en rijk geïllustreerd, hoe de arme Komrij allengs uit het financiële dal klimt door een werkelijk immense hoeveelheid vertaalklusjes aan te nemen, van Duits tot Nieuw-Grieks, maar ook hoe vrijwel alle uitgevers zijn gedichten aanvankelijk afwijzen. Pas als zijn latere uitgever Theo Sontrop zich ertegenaan bemoeit, boekt Komrij enig literair succes. Het is een verhaal van trial and error.
In de tussentijd schuimt hij met vriend Charles vuilnisbakken en vlooienmarkten af, op zoek naar weggegooide art déco en art nouveau spulletjes, in die tijd verguisde kunst, om hun kale vertrekken mee te meubileren. Die anachronistische kunst-smaak tekent de dan nog tamelijk stille dwarsheid van Gerrit Komrij. Hetzelfde geldt voor zijn literaire voorkeuren: hij noemt Staring, Bilderdijk, Potgieter en Kinker als onze grote schrijvers, schrijft zelf à la De Schoolmeester en Dér Mouw, allemaal namen uit een dan oneindig ver verleden. Hij verandert de ik-persoon in zijn verzen in een neutralere en anonieme ‘je’ en oefent daarmee op zijn latere maskerade. Hij werkt kortom, onzichtbaar, aan zijn latere imago.
Pos heeft een ook als casus boeiend portret van een kunstenaar in wording geschreven, aan de vooravond van zijn grote succes. Nu nog de kinderjaren en de jaren van volledige rijping.
Arie Pos
De wording van Gerrit Komrij
De Bezige Bij; 224 blz. € 29,99