Review

ANNA ENQUIST: 'Uiteindelijk willen we bij vader op schoot, voorgoed, voor altijd'

Anna Enquist, 'Het meesterstuk', De Arbeiderspers, Amsterdam; 313 blz. - Fl. 39,90 (gebonden).

HANNEKE WIjGH

Drie dichtbundels schreef Anna Enquist tot nog toe, 'Soldatenliederen', 'Jachtscènes' en 'Een nieuw afscheid'. Hoewel ze laat debuteerde, werd haar lyrische talent direct opgemerkt. Zowel de kritiek als het gewone lezerspubliek vielen en masse voor haar ongewoon krachtig geluid. Ze werd vergeleken met grootheden als Martinus Nijhoff en Vasalis. In de poëzie van Anna Enquist gaat het altijd om ernstige zaken als pijn, woede en afscheid. Zelf betreurt ze dat haar gedichten niet lichtvoetiger zijn, of humoristisch. Nu komt ze over als een sombere tobber, die niet van de zonzijde van het leven kan genieten, zegt ze lachend.

Ontspannen en gebruind zit ze in haar spreekkamer in de Bijlmermeer. Het literaire succes heeft haar niet merkbaar veranderd. Ze praat nog even vriendelijk doch gereserveerd. Alleen haar baan aan Amsterdams Psychoanalytisch Instituut is inmiddels gehalveerd. Op die manier hoopt ze meer tijd te krijgen om te schrijven. Want een roman vergt een veel grotere krachtsinspanning dan een gedicht. “Ik heb 'Het meesterstuk' in drie maanden geschreven. De eerste vier hoofdstukken tijdens de vakantie in Zweden, de rest 's avonds en in het weekend. Gewoon met een vulpen op bloknootvellen. Na afloop was ik kapot. Ik ben maandenlang ziek geweest, eerst griep, toen longontsteking. Toch had ik deze ervaring niet willen missen. Bijna twee jaar had ik met de roman in mijn hoofd rondgelopen, het verhaal kwam er in één krachtige explosie uit.”

'Het meesterstuk' is geïnspireerd op de opera Don Giovanni. Alle figuren uit Mozarts opera hebben een plaats gekregen in de roman van Enquist, al heeft ze leeftijd en sekse veranderd als dat haar beter uitkwam. De schilder Johan Steenkamer is herkenbaar als Don Giovanni, de getalenteerde rokkenjager. Donna Anna is een generatie opgeschoven. Als de dominante Alma heerst ze nu over het leven van haar beide zonen, Oscar (Don Ottavio) en Johan Steenkamer. De rol van Leporello, de knecht van Don Giovanni, heeft Enquist over twee mensen verdeeld: het echtpaar Lisa en Lawrence. Donna Elvira, de eeuwige verloofde van Don Giovanni, keert terug als Ellen, de vrouw van Johan. Zerlina, het boerenmeisje dat aan de vooravond van haar huwelijk met Masetto (Mats) valt voor de charmes van Don Giovanni, heet Zina in de roman en is even onweerstaanbaar. De Commendatore tenslotte, de vader van Donna Anna, staat voor de afwezige Charles Steenkamer, een kunstschilder in Amerika.

Het is niet voor het eerst dat Anna Enquist zich door Don Giovanni liet inspireren. Al in 'Jachtscènes' publiceerde ze vijf gedichten over Donna Elvira, Donna Anna, Ottavio, Zerlina en Leporello. “Maar die aandacht was blijkbaar niet afdoende. Die figuren bleven door mijn hoofd spoken. Ze lieten zich niet tegenhouden. Nu is het thema van de opera ook erg uitnodigend. Over die figuur van Don Juan is vaker geschreven, door Molière onder andere, maar Mozart heeft er echt iets prachtigs van gemaakt. De muziek is fascinerend. Ik ken de partituur door en door. Wat me vooral aanspreekt is de heftige dramatiek. Don Giovanni steekt tijdens een duel de Commendatore dood. Op het toneel zie je een gevecht, maar in de muziek hoor je een liefdesduet. Bij de concertante uitvoering van de opera Don Giovanni tijdens het Holland Festival, door de televisie uitgezonden, had sir John Eliot Gardiner, de dirigent, het ook als een liefdesscène opgevat. Aan het eind draagt de Commendatore Don Giovanni als een klein jongetje over zijn schouder weg.”

Wat maakt een figuur als Don Giovanni nu zo fascinerend? Want zo'n aardig iemand is hij niet. Hij belazert alles en iedereen, zoekt alleen de bevrediging van zijn eigen lusten, is niet tot intimiteit in staat, kent geen compassie met wie dan ook. Toch vallen de vrouwen in honderdtallen voor hem, als je de opsomming van Leporello mag geloven - 'alleen al in Spanje duizenddrie' - in de onterechte veronderstelling dat zij als enigen in staat zijn hem van de ondergang te redden.

Ook in 'Het meesterstuk', de roman van Enquist, kent Johan Steenkamer geen mededogen met zijn naasten. Als hun dochtertje in het ziekenhuis onverwacht overlijdt, een van de aangrijpendste passages in het boek, laat hij zijn vrouw emotioneel in de steek. Hij gaat met Zina en Mats naar Parijs. Zijn kunst mag niet lijden onder haar verdriet, vindt hij. Toch blijft hij het middelpunt vormen in het leven van de romanpersonages, alles draait om hem, hoe wreed en egocentrisch hij zich ook gedraagt. Lisa is zelfs jaloers op hem, omdat hij tot grote daden in staat is, hij is een kunstenaar, geen lafaard. Hij lééft.

Anna Enquist deelt die fascinatie voor Don Giovanni, al doorziet ze als psychoanalytica ook de schaduwkanten. Dat Johan Steenkamer Ellen laat barsten in haar verdriet, is volgens haar geen boze opzet. “Hij kan niet anders. Zo zit hij nu eenmaal in elkaar. Hij ontbeert het vermogen om met zijn vrouw mee te voelen. Dat hij desondanks wel gevoelens heeft, blijkt uit het schilderij dat hij later maakt. Lisa die Ellen troost en omgekeerd. Don Giovanni's zijn eigenlijk te beklagen. Ze kunnen geen intieme relaties aangaan. Dat vermogen hebben ze als kind niet meegekregen.” Ze lacht als ik vraag of ze een Don Giovanni in analyse heeft. “Nee, zulke figuren komen niet in de hulpverlening terecht. Hooguit bij crisisinterventie, als er iets vreselijks mis gaat. Maar een inzichtgevende behandeling, daar wil een Don Giovanni niet aan.”

Ondanks het hoge Johan-gehalte, is de afwezige vader toch het eigenlijke thema van de roman. Charles Steenkamer blijft het hele boek in nevelen gehuld, al heeft Johan hem via-via uitgenodigd voor de opening van zijn tentoonstelling. Die opening verloopt overigens rampzalig. Vooral voor Oscar, de ongelukkige broer, die Johan met de waarheid confronteert. Aan het einde, als iedereen weg is - alleen Lisa heeft zich net als Leporello in de opera in de slotscène onder de tafel verstopt - droomt Johan dat zijn vader toch is gekomen: “Nu je hoofd laten zakken tegen de wollen trui, de stevige armen staan als een haag om waar jij net nog was, nu langzaam opgaan in de heerlijke leegte, vervloeien in hem die je zo heb gemist. Op schoot. Alles is goed. Alles is afgelopen.”

Maar ook Lisa is op zoek naar haar vader. Zij heeft hem nooit gekend, hij kwam om tijdens de oorlog. Na spertijd liep hij de gracht in en verdronk, omdat hij niet durfde schreeuwen. In een gesprek met Ellen zegt Lisa: “De goedkeuring van de vader zoeken. Je denkt dat je het overwonnen hebt maar zodra je niet waakzaam bent duikt het weer op, het verlangen om vaders liefste te zijn. (. . .) Uiteindelijk willen wij bij vader op schoot, voorgoed, voor altijd. Niet moeder. Vader.”

Anna Enquist beaamt dat haar roman in feite over afwezige vaders gaat. Niet specifiek over Charles Steenkamer, maar over vaders in het algemeen. “Het was niet mijn bedoeling, maar gaandeweg is dat thema gegroeid. Ik was me er niet van bewust, maar het is mooi dat het er uit is gekomen. Het heeft me niet verrast, het is kennelijk een thema dat me bezig houdt. De rol van de vader is voor iedereen van groot belang. In mijn vak let ik goed op de verhalen uit iemand jeugd. Een verstoorde relatie met een vader is van invloed op iemands latere sociale gedrag.”

Nieuwsgierigheid was haar grootste drijfveer bij het schrijven van de roman. Na drie dichtbundels wist Anna Enquist ongeveer hoe ze binnen een beperkte ruimte toch het maximale aan gevoelens kon bereiken. Het schrijven van proza bood haar andere mogelijkheden, ze hoopte vooral losser en lichter te gaan schrijven, minder cryptisch. Voor een deel zijn die verwachtingen ook uitgekomen, de roman heeft vaart, de figuren komen tot leven. Alleen is de dichteres enigszins op de achtergrond geraakt. De stijl in de roman is realistisch, er wordt weinig gesuggereerd maar veel gepraat en uitgelegd.

“Tijdens het schrijven van mijn roman heb ik geen enkel gedicht gemaakt, terwijl ik daarvoor toch minstens twee gedichten per maand schreef. Kennelijk verdragen die twee elkaar niet. Het duurde ook geruime tijd voor de poëzieproduktie weer op gang kwam. En nog is het oude niveau niet bereikt. Ik maak me daar geen zorgen over, ik zie wel of een vierde dichtbundel komt. Misschien schrijf ik eerst nog een tweede roman. Of een libretto voor een opera. Dat zou ik ook graag willen. Die zou dan over kapitein Cook gaan, de Engelse ontdekkingsreiziger die het avontuur verkoos boven een saai bestaan in Whitby, over wie ik al eens een paar gedichten heb geschreven.”

Dat er behalve lof uiteindelijk ook kritiek kwam op haar gedichten heeft Anna Enquist niet verbaasd. Wel de heftigheid waarmee de kritiek werd gespuid. Zo schreef Marc Reugebrink in De Groene Amsterdammer dat hij haar poëzie een 'pijnlijk banale hysterie' vond 'vol valse en zelfs kwalijke beelden'. Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes gingen op hun strooibiljet nog een stapje verder: “De poëzie van mevrouw Enquist is als braaksel in een bloembak, gehoest uit een kale kut.” Anna Enquist haalt de schouders op. “Na 'Jachtscènes' had ik al kritiek verwacht, er stonden gedichten in die om tegenspraak vroegen. Die kwam pas na het verschijnen van 'Een nieuw afscheid'. Het lijkt me terecht dat er naast lof ook kritiek komt. Poëzie is zo iets persoonlijks. Je kunt onmogelijk alles mooi vinden, wat er verschijnt.”

Mannen en vrouwen waarderen haar gedichten even zeer, is haar ervaring. Dat vrouwen haar poëzie hoger zouden aanslaan, omdat ze ook over baren en kinderen krijgen schrijft, is een misverstand. “Ik krijg even veel brieven van mannen als van vrouwen. Ook als ik signeer, staan er niet enkel vrouwen voor mijn tafel.” De opmerking dat de negatieve kritieken vooral door mannen zijn geschreven, pareert ze met een wedervraag: “Zijn er dan vrouwelijke poëzierecensenten?”

ELVIRA WANKELT

Als een tijger in het harnas van haar woede springt zij hoog over het land. Of stort zij zich van voet op voet? Zij spoedt zich;#

als het donker zijn gezicht verscherpt en breek- baar maakt verdampt haar gram, dan wordt haar gang een val. Zo zwicht een vrouw#

onder het onverbiddelijk gewicht van liefde. Voor zij samen, in fataal herkennen, zullen trekken uit dit straf bestaan - het uurwerk#

op de grond vertrapt, de muren wijken - wendt

hij zich af en tovert grindpad, licht. Hij huilt niet; hij heeft pijn in keel en kaken.

Het waait; Giovanni zwijgt; Elvira wankelt.

Uit 'Jachtsènes'

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden