RecensieBeeldende kunst
Alleen het stemgeluid ontbreekt in de renaissanceportretten van Sofonisba Anguissola
Personages uit het Italië en Spanje van de zestiende eeuw komen even tot leven in Enschede. Daar zijn ze te zien op de schilderijen van Sofonisba Anguissola, een van de belangrijke kunstenaars van haar tijd.
Drie zusjes schaken. De oudste doet net een slimme zet, ze kijkt triomfantelijk naar haar publiek – naar ons. Haar tegenstander, het middelste zusje, steekt haar hand op. Speelt haar grote zus vals? Haar verontwaardigde blik suggereert van wel. En ook uit het schaterlachen van de jongste kunnen we opmaken dat er iets raars gebeurt. Ze lacht zo uitbundig dat we haar tanden zien, een unicum in de schilderkunst tot ver in de twintigste eeuw.
De kinderen op het schilderij, dat nu te zien is in Rijksmuseum Twenthe, hebben weliswaar peperdure kleding aan, glimmend van het gouddraad en met parels in hun haar, ze doen iets herkenbaars. Ze schaken, en ze hebben er lol in – de één misschien net wat meer dan de ander. Alleen het opschrift langs de rand van het schaakbord vertelt dat dit schaakpartijtje al in 1555 werd vastgelegd door Sofonisba Anguissola. De kunstenaar schilderde dit rond haar twintigste: honderd jaar na de geboorte van Leonardo da Vinci, maar ook honderd jaar vóórdat Rembrandt de Staalmeesters verrast zou doen opkijken van hun werk.
Mensen van vlees en bloed
Het weergeven van zo’n huiselijk tafereel, van mensen van vlees en bloed, was nieuw in de schilderkunst. Sofonisba Anguissola (1532-1625), oudste dochter van adellijke ouders in Cremona, maakte er haar specialiteit van. Mensen dóen wat, ze poseren maar zelden. Zelfs als die mensen Maria zijn, of Franciscus van Assisi, kan je je voorstellen dat ze bewegen.
Anguissola had vijf zussen en één broertje. Omdat iedere adellijke dochter bij het trouwen een bruidsschat mee moest brengen en ook voor het klooster geld moest worden betaald, en vader en moeder Anguissola niet rijk waren, was de schilderkunst een manier om alsnog geld te vergaren voor de familie. Ze richtten thuis zelfs een permanente tentoonstelling in van het werk van hun dochter en stuurden tekeningen naar Michelangelo.
Je zou hen kunnen vergelijken met hedendaagse ouders die hun kinderen naar talentenjachten sturen of als influencer op sociale media laten optreden. De pr-methode had succes. Ze werd schilder en hofdame aan het Spaanse hof, en zou na haar eervol ontslag een levenslang pensioen ontvangen.
Bij het zien van de tentoonstelling in Enschede wordt duidelijk dat haar kunst nog niets aan de waarde heeft verloren. Samen met de Nivaagaard-collectie, die de expositie eerder in Denemarken toonde, wist het Rijksmuseum maar liefst achttien schilderijen van Sofonisba Anguissola te verzamelen, van musea uit heel Europa en de VS. Daarnaast zijn er ook nog drie schilderijen te zien van Sofonisba’s jongere zussen Lucia en Europa. Het is jammer dat het museum de schilderijen aan een kale betonnen muur heeft opgehangen, een rommelige muur waarop soms teksten van eerdere tentoonstellingen nog te lezen zijn. Ongepaste slordigheid bij zulke verfijnde kunst.
Vrouwelijk perspectief
Voor de duidelijkheid, stellen dat Anguissola ‘schilderde als een man’, zoals de Twentse krant Tubantia vorige week deed, is absurd. Allereerst suggereer je daarmee dat mannen beter schilderen dan vrouwen, maar je ontkent ook dat de voorstellingen die ze schilderde ons een vrouwelijk perspectief tonen. Mannen en vrouwen kregen en krijgen nog steeds niet dezelfde behandeling, zéker niet in de adellijke kringen. Vrouwen hadden dus ook niet dezelfde leefwereld. Drie schakende zussen was niet een tafereel dat mannen vaak van dichtbij meemaakten, laat staan dat ze het als onderwerp kozen voor hun schilderij.
Nog een tweede misverstand: we kunnen niet zeggen dat Anguissola ‘vergeten’ was of nu is ‘herontdekt’, zo blijkt ook uit de uitgebreide catalogus. Giorgio Vasari, de eerste kunstenaarsbiograaf, schreef al in 1568 dat de figuren op Anguissola’s Schaakspel met zo veel zorg en bezieling waren geschilderd dat ‘enkel de spraak ontbreekt’. En schilder Anthony van Dyck bezocht Anguissola kort voor haar dood en omschreef haar als een ‘wonderbaarlijke schilder’. Na eerdere onduidelijkheid over wie er überhaupt aan het Spaanse hof verbleef en wie daarvan geportretteerd is, is er in de twintigste eeuw door de ontdekking van belangrijke bronnen steeds meer bekend geworden over wie Anguissola schilderde aan het hof van Elisabeth van Valois.
Deze tentoonstelling is er dus in de eerste plaats om te genieten van de schilderijen. De eerste werken tonen haar familie. Haar schakende zusjes, haar vader met twee kinderen en de hond, en een adembenemend portret van Elena Anguissola, ook een zusje, als non. De twee zussen hadden samen schilderles gekregen van gerespecteerde kunstenaars, maar over Elena’s schilderkwaliteiten werd na 1556 niet meer geschreven; ze was het klooster in gegaan.
Op het schilderij is de stijfheid van de witte nonnenkleding te voelen, de stof hangt log om het gezicht. Ze mag wat aarzelend overkomen, de bijbel in haar handen houdt ze zelfbewust vast. We zien nog net een duim op het papier dat ondanks al het wit van de kleding licht lijkt te geven. En haar ogen volgen je waar je ook staat.
Levende slang
Anguissola was ook goed in het portretteren van notabele heren (Anguissola, niet Sofonisba: ze ondertekende haar schilderijen met haar voor- én achternaam, er is dus geen enkele reden om de kunstenaar met haar voornaam aan te duiden). Een lokale dichter portretteert ze met de ganzenveer in de aanslag, een arts omknelt een stok waar een levende slang omheen krult, als een levende esculaap.
Vanaf 1559 treedt ze toe als hofdame en hofschilder aan het Spaanse hof, het hoogst haalbare voor een kunstenaar (m/v) in die tijd. Hier past Anguissola haar stijl aan aan de hofregels, zo is ook te zien in Enschede. Toch zou ze haar vakmanschap niet verliezen. In 1573 trouwde ze, haar eerste echtgenoot overleed door een piratenaanval; in 1580 trouwde ze opnieuw, nu onder haar stand, met een Genuese kapitein.
De wereld van Anguissola is er een die lijkt op de onze, een spiegel die alle grote kunstenaars ons voorhouden. Op meerdere zelfportretten in de tentoonstelling, in diverse formaten, is dat spiegelbeeld zelf te zien. Zo schildert ze zichzelf terwijl ze de laatste penseelstreken maakt van een Maria met kind op de ezel voor haar. Ze kijkt ons vriendelijk maar geconcentreerd aan. Ze is aan het werk, en ze doet waar ze goed in is. Dat neemt niemand haar meer af.
★★★★★
‘Sofonisba Anguissola. Portrettist van de renaissance’
Tot 11 juni te zien in Rijksmuseum Twenthe
Lees ook:
Rafaël, vandaag 500 jaar overleden, lijdt aan zijn eigen succes
Ooit gold Rafaël, die vijfhonderd jaar geleden stierf, als hét voorbeeld voor iedere kunstenaar. Tegenwoordig krijgen zijn tijdgenoten Michelangelo en Leonardo da Vinci veel meer aandacht. Zijn we Rafaël een beetje vergeten omdat hij in alles te perfect was?