ArcheologieDe Haerlem bij Kaapstad
Zoeken naar VOC-schip de Haerlem
Het VOC-schip de Haerlem leed in 1647 schipbreuk vlak bij waar nu Kaapstad ligt. Dat veranderde de geschiedenis van Zuid-Afrika voorgoed. Maritiem archeoloog Bruno Werz weet na decennia van onderzoek ‘voor 95 procent zeker’ waar het wrak precies ligt.
Als het schip de Haerlem schipbreuk leed op de plek die Bruno Werz aanwijst vanaf het strand, dan had het deel van de bemanning dat daarna een jaar lang in de Kaapse duinen moest zien te overleven, in elk geval een fenomenaal uitzicht. “Kijk, het is waar de kinderen in de branding spelen”, zegt Werz. “Alleen dan verder de zee in.”
Het strand waarop de Nederlandse maritiem archeoloog staat, is hagelwit. In de verte doemt de platte, massieve Tafelberg op tegen een strakblauwe lucht. Net een ansichtkaart.
Historische verslagen stellen dat het schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) vastliep op één musketschot uit de kust. Dat is maximaal zestig meter. “Ik ben voor 95 procent zeker dat het schip daar ligt”, wijst Werz.
En Werz is niet de eerste de beste. Hij ontdekte rond de eeuwwisseling bijvoorbeeld de oudste (prehistorische) door mensen gebruikte voorwerpen die ooit onder water zijn gevonden. Enkele jaren geleden vroeg de regering van Namibië hem om te helpen het oudste scheepswrak in Afrika ten zuiden van de Sahara op te graven, de Portugese Bom Jesus uit 1533. “Maar de Haerlem is van zo’n groot historisch belang dat het de kroon op mijn werk zou zijn”, zegt hij. “Want zonder dat schip had Zuid-Afrika zoals wij het nu kennen nooit bestaan.”
Een stuk oud hout op het strand
De 59-jarige Werz woont en werkt al sinds 1988 in Kaapstad. Eerst elf jaar als docent maritieme archeologie aan de universiteit van die stad en later als directeur van het African Institute for Marine and Underwater Research, Exploration and Education (Aimure). Al een paar weken nadat hij in Kaapstad was komen werken, belde een vrouw hem op de universiteit op. Ze had een stuk oud hout gevonden op het strand en dacht dat het misschien afkomstig was van de Haerlem. Werz zag direct dat dat niet zo was, maar hij realiseerde zich door de tip wel hoe sterk de geschiedenis van het Nederlandse VOC-schip de gemoederen in Zuid-Afrika ook 340 jaar later nog bezighield.
Hij ging de drie decennia erna op onderzoek uit en vond in Zuid-Afrikaanse en Nederlandse archieven oude landkaarten en documenten die tot dan toe niemand had kunnen vertalen. Werz had tijdens zijn studie geschiedenis zeventiende-eeuwse handschriften leren lezen. Hij was daar opvallend goed in. “Geen van de Zuid-Afrikaanse experts had die teksten kunnen ontcijferen”, zegt hij.
De Haerlem was een schip van ongeveer 45 meter lang en elf meter breed. In 1647 liep het in de Tafelbaai vast in laag water, met 120 man aan boord. Kaapstad bestond toen nog niet. Commandeur Jan van Riebeeck zou die stad pas vijf jaar later stichten, als permanente Nederlandse verversingspost voor schepen die op weg waren van of naar Indië.
Vanuit de Kaap kreeg de kolonisatie van zuidelijk Afrika in de eeuwen daarna vorm. De Nederlanders voerden er de slavernij in. De Britten wonnen diamanten en goud in de binnenlanden. In de twintigste eeuw werd de racistische apartheidspolitiek ingevoerd. En historici zijn het eens: zonder het vergaan van de Haerlem was dit alles anders gelopen. Want dan had Van Riebeeck nooit de opdracht gekregen om Kaapstad te stichten, in 1652.
Kaap der Stormen
Al sinds 1488 legden er in de Tafelbaai regelmatig schepen aan, hoewel het een winderige plek was. De Portugees Bartholomeus Diaz noemde de zuidpunt van Afrika aanvankelijk zelfs Cabo Tormentoso: Kaap der Stormen. Het aantal scheepswrakken bewijst dat. Werz telde er op basis van uitgebreid onderzoek van historische verslagen alleen al in de Tafelbaai 350. Pas na Diaz’ terugkomst in Portugal veranderde zijn koning João II de naam in het positievere Cabo de Bõa Espreranza: Kaap de Goede Hoop.
Lang haalde geen van de Europese grootmachten het in zijn hoofd er een permanente post te stichten. De inheemse bevolking, de Khoikhoi, had de reputatie erg agressief te zijn. Maar nadat de Haerlem was gestrand, bleef de helft van de bemanning een jaar op het strand om de uit het schip geëvacueerde lading Aziatisch porselein en peper te beschermen tot een volgende VOC-vloot die zou oppikken. Zo werden de mannen gedwongen intensief contact aan te gaan met de Khoikhoi.
De 62 schipbreukelingen deden dat onder leiding van onderkoopman Leendert Jansz. En het viel alles mee. Een van de Khoikhoi-leiders, die een tijd op een Brits schip had meegevaren, sprak Engels. Er was dus communicatie en handel mogelijk. Bovendien verkende Jansz de omgeving, die hij vruchtbaar achtte en waar genoeg zoetwaterbronnen aanwezig waren. Een jaar later, terug in Nederland, schreef hij samen met Mattijs Proot een lovend rapport over de Tafelbaai als plek voor een permanente verversingspost. De twee waren positief over de interactie met de Khoikhoi.
Permanent fort dat Kaapstad werd
Ironisch genoeg waren het juist deze lovende woorden die de VOC aanzetten tot het bouwen van een permanent fort in wat later uitgroeide tot Kaapstad – met alle onderdrukking van de Khoikhoi van dien die daarop volgde. Van Riebeeck, aan boord van de VOC-vloot die Jansz en zijn bemanning in 1648 oppikte en naar Nederland bracht, bood zich aan om de stichtingsexpeditie te leiden. “Hij heeft ongetwijfeld met de schipbreukelingen van de Haerlem gepraat tijdens de terugreis”, zegt Werz. Want zelf verbleef Van Riebeeck maar kort in de Kaap.
Werz ontdekte dat historische verslagen de afstand van het wrak tot waar Van Riebeeck later zijn fort bouwde nauwkeurig vermeldden: anderhalve Nederlandse mijl. Lange tijd is men volgens hem ten onrechte uitgegaan van Engelse of nautische mijlen. Ook de positie van het wrak ten opzicht van de zuidpunt van Robbeneiland voor de kust bleek aangegeven op oude kaarten. En grondmonsters die Werz liet vergelijken met de geologische verslagen van een in 1647 gegraven waterput in het kamp van de schipbreukelingen, kwamen op één plek van het strand sterk overeen. Telkens betrof het exact hetzelfde punt: net ten zuiden van het Dolphin Beach Hotel in de wijk Tableview, waar Werz nu in het witte zand staat.
Twee jaar geleden ging hij samen met geofysicus Billy Steenkamp met een soort metaaldetector bij uitzonderlijk laag water zo ver mogelijk de zee in. Ze vonden een plek waar het apparaat uitzonderlijk hevig uitsloeg. “Daar moet dus veel ijzer in de grond zitten”, legt Werz uit. Uit historische documenten is bekend dat de bemanning achttien ijzeren kanonnen en vier grote ijzeren ankers in het wrak achterliet, nadat zij de Haerlem verliet.
Halssieraad
Werz begon te graven. Al snel vond hij handgemaakte koperen spijkertjes. Die duiden op een schip gebouwd vóór de negentiende eeuw. Ook groef hij een zware koper-en-tinnen plaat op, waarvan hij wist dat die kenmerkend was voor de achtersteven en het roer van VOC-schepen.
Bovendien vond Werz, voordat hij zijn graafwerkzaamheden voorlopig staakte uit angst het wrak te beschadigen, ook een bijzonder stuk koperdraad. Hij laat het zien. Het lijkt sterk op een halssieraad. “Uit de dagboeken van Jan van Riebeeck weten we dat de Nederlanders koperdraad met de Khoikhoi ruilden tegen schapen”, legt hij uit. “Ook beschrijft Van Riebeeck uitvoerig dat de Khoikhoi daar sieraden van maakten voor hun enkels, polsen en nek.”
Werz vermoedt dat de Khoikhoi, nadat de Nederlanders na een jaar vertrokken, het kamp op het strand en het nog half boven het water uitstekende wrak van de Haerlem bezochten. “Misschien hoopten ze er kreeft of schelpen in te vinden, waarvan zij leefden”, zegt hij. “Iemand zal toen zijn ketting hebben verloren. En dat moet voor de grote pokkenepidemieën van de achttiende eeuw zijn geweest. Want die decimeerden de inheemse bevolking. De paar Khoikhoi die deze epidemieën overleefden in de Tafelbaai, zagen zich daarna gedwongen op te gaan in de Europese gemeenschap. Hun koperen sierraden droegen ze daarna niet meer.”
Dit is belangrijk, omdat Werz eerder al vaststelde dat er in zijn zoekgebied weliswaar ruim dertig scheepswrakken liggen, maar dat slechts één daarvan verging tijdens de zeventiende eeuw: de Haerlem. De rest zijn Britse schepen van later datum. “Natuurlijk weten we pas zeker dat we dat VOC-schip hebben gevonden als we op termijn iets vinden met een VOC-logo erop, of een scherf Aziatisch porselein die we kunnen dateren, maar alles wijst wel echt puur in één richting”, zegt Werz. “Namelijk dat hier vlak voor ons in zee de Haerlem ligt.”
Momenteel worden de spijkertjes in een laboratorium in Johannesburg geanalyseerd. Werz hoopt dat daar kan worden vastgesteld waar het koper, waarvan zij zijn gemaakt, ooit is gewonnen. “Ook dat kan weer een extra bevestiging betekenen dat het om het wrak van de Haerlem gaat.”
Het opgraven zal minstens anderhalf miljoen euro kosten
En hoe overweldigender het bewijs, des te groter de kans dat hij het geld bij elkaar krijgt om het scheepswrak ook écht op te graven. Werz schat dat de operatie minstens anderhalf miljoen euro zal kosten. “Je moet een kofferdam aanleggen en het water wegpompen, zodat je de zeebodem kan afgraven.”
Zijn helderblauwe ogen stralen. “Ja, anderhalf miljoen euro klinkt natuurlijk als veel geld, maar afgezet tegen de wetenschappelijke en toeristische waarde is het niets. Het wrak van de Haerlem is een cruciaal monument binnen de Nederlandse en vooral de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Geen enkel ander land kan zo’n groot deel van zijn geschiedenis terugvoeren op één enkele schipbreuk.”
Lees ook:
In Kaapstad heeft alle pracht een historische prijs
Zuid-Afrika-correspondent Niels Posthumus wil zijn moeder de mooiste plekken van Kaapstad laten zien en probeert voor één keer de historische littekens te negeren. Dat blijkt niet makkelijk.