InterviewTerreurproces
Ze begrijpen elkaar, deze moeders van een slachtoffer en een jihadist
Vanaf maandag getuigen slachtoffers en nabestaanden over de aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel. Het terreurproces maakt veel los bij Sophie Pirson en Fatima Ezzarhouni. De een is de moeder van een terreurslachtoffer, de ander van een jihadist.
Waren er tekens? Eigenlijk was het alleen zijn kleding. Abdellah droeg ineens vaker een djellaba. “Dat is voor de moskee”, luidde zijn verklaring. Zijn moeder was er juist wel blij mee, ze dacht: mijn zoon zit op het goede pad. Wat ze niet wist was dat Abdellah zich had aangesloten bij de radicale groepering Sharia4Belgium. Drie dagen nadat haar oudste zoon 18 jaar was geworden, kreeg Fatima Ezzarhouni een brief die haar leven veranderde.
Om te beginnen dank u voor alles en vergeef mij alles.Ik hou van jou het meest. Ik ben naar Syrië gegaan om de moslims te helpen.Niemand heeft me gebrainwasht of gestuurd.
Fatima Ezzarhouni kent de woorden uit haar hoofd. Haar zoon was een van de eersten in België die naar Syrië vertrok, op 16 juni 2013.
Waterige ogen
Ook al heeft de Antwerpse Ezzarhouni (51), zorgmedewerker in een ziekenhuis, het verhaal al vaak verteld, het doet haar zichtbaar nog altijd pijn. Ze klemt haar handen steviger om het kopje thee dat ze vast heeft. Haar ogen worden waterig. Sophie Pirson (63) legt een hand op haar schouder en knijpt er zachtjes in.
De twee zitten er regelmatig zo samen bij, aan tafel voor de knetterende houtkachel in Sophies Pirsons appartement in de Brusselse wijk Elsene. Voor hen staat een grote pot thee, en Pirson haalt altijd chocolaatjes in huis voor Ezzarhouni. Als ze met elkaar in gesprek zijn vergeten ze de tijd. Samen kunnen ze het over alles hebben. Het is een fijn tafereel, op het eerste oog zo gewoon. Maar de hechte vriendschap tussen de twee is niet vanzelfsprekend. Ezzarhouni is de moeder van een jihadist en Pirson is de moeder van een terreurslachtoffer.
De kring in de praatgroep
Hun verhaal begint op een zonnige junidag in 2018. Ezzarhouni is na een lange werkdag naar Brussel gekomen. Natuurlijk weet ze wel dat ze naar een praatgroep gaat, maar ze is er met haar hoofd niet echt bij. Als ze in de kring gaat zitten en rondkijkt, ziet ze allemaal onbekende gezichten. Naast familieleden van geradicaliseerde jongeren zijn er die dag ook slachtoffers van terreuraanslagen en hun naasten bij de praatgroep aanwezig. “Ik dacht: waar ben ik nu beland? Ik voelde me heel schuldig.”
Dat schuldgevoel is moeilijk uit te leggen, zegt ze daar nu over. Ezzarhouni: “Sinds mijn zoon naar Syrië is vertrokken, heb ik dat gevoel altijd gehad. Ik schaamde me zo erg. Degenen die de aanslagen hier in België hebben gepleegd, waren ook in Syrië. Mijn zoon heeft geen aanslag gepleegd, maar er is wel een link. Ik was bang dat de slachtoffers mij dat kwalijk zouden nemen.”
Ook voor Pirson was het een emotioneel beladen dag. Ze voelde een sterke onderlinge verbondenheid met de mensen in de groep, vooral met Ezzarhouni.
Pirson: “Er was een klik, ik kan het niet anders uitleggen.” Ezzarhouni: “Ja, zo is het. Het was meteen goed.”Pirson: “We begrepen elkaar.”
‘Mama, ik leef nog’
Sophie Pirson reist dagelijks van Brussel naar Charleroi, waar ze werkt in een museum voor hedendaagse kunst. Ook op 22 maart 2016 was ze in het museum aan het werk toen ze werd gebeld door een onbekend nummer, vanuit een Brussels metrostation. “Ik kreeg een vrouw aan de lijn die zei dat ze bij mijn dochter Léonor was.” Daarop legde de vrouw de telefoon tegen Léonors hoofd: ‘Mama, ik leef nog!’ Het was alsof de grond onder Pirsons voeten wegzakte.
Léonor Pirson was die dag voor haar werk toevallig bij metrostation Maalbeek. Om elf minuten over negen ’s ochtends ontplofte daar een bom. Een uur daarvoor hadden twee andere terroristen zich opgeblazen in de vertrekhal van de luchthaven van Zaventem. De aanslagen eisten de levens van 32 mensen, en vorig jaar kwam daar nog een bij. Shanti De Corte was die dag op de luchthaven omdat ze samen met haar klasgenoten op Romereis zou gaan. Nadat ze jarenlang leed onder paniek–aanvallen en depressie, kreeg ze vorig jaar euthanasie.
Léonor Pirson verbrandde haar benen en verbrijzelde haar linkerhand door de bomaanslag. Ze herstelde grotendeels, maar liep blijvende gehoorschade op.
Hoewel het verhaal van Fatima Ezzarhouni en Sophie Pirson verschilt, delen ze een zelfde soort pijn. Ze hebben allebei verdriet om wat hun kinderen is overkomen. Uit dat gedeelde verdriet ontstond het idee om samen een boek te schrijven. Alle moeders wenen dezelfde tranen is het verhaal van een onwaarschijnlijke vriendschap tussen twee sterke vrouwen, die laten zien hoe krachtig kwetsbaarheid kan zijn. Het is een bijna poëtische weergave van de gesprekken die de twee voerden en reflecties op wat hen is overkomen.
‘Wanneer je beseft wat ik in die donkere uren heb doorgemaakt, Fatima, laat je je tranen de vrije loop’, schrijft Pirson in het boek. ‘Ze vermengen zich met die van mij. Alle moeders wenen dezelfde tranen, zeg je.’
Machtsspel
Herinneringen komen weer scherp naar de voorgrond nu tien verdachten terecht staan in het proces rondom de aanslagen van 2016. Het is
het grootste proces ooit in België. Vanaf het begin verloopt het moeizaam. Dat komt vooral door de verdachten. De rechtszaak liep al twee maanden vertraging op, omdat zij zich beklaagden over de glazen boxen waarin ze aanvankelijk moesten zitten, en op de eerste procesdag begon een eindeloos debat over naaktfouilleringen tijdens hun detentie.
Slachtofferorganisaties hekelen de vele aandacht voor beschuldigden, waardoor volgens hen de focus verschuift van waar het daadwerkelijk over moet gaan: waarheidsvinding en berechting. Ook de twee vrouwen hebben moeite met de gang van zaken in het proces. Pirson: “In Parijs ging de rechtszaak rondom de terreuraanslagen een stuk beter. Ik heb de indruk dat hier een soort machtsspel wordt gespeeld tussen politie en justitie.” Ezzarhouni: “Ik denk alleen maar: denk aan de slachtoffers, want daar gaat het om.”
Pirsons dochter Léonor wil niks met de rechtszaak te maken hebben. Ze wil die ene gitzwarte dag vooral achter zit laten. Voor haar moeder is dat anders. Die neemt één keer per week de bus naar de rechtbank in Haren, een voormalig Navo-gebouw dat voor miljoenen werd verbouwd tot zwaarbeveiligde bunker.
“Ik vind het belangrijk om het proces te volgen, voor mij is dat verwerking.”
Nadenken over vergeving
Tijdens de bezoeken aan de rechtbank praat Pirson veel met mensen en maakt aantekeningen van alles wat ze meemaakt en ziet. “Ik ben met een nieuw schrijfproject bezig”, zegt ze. “Het gaat over het thema vergeving, dat is iets waar ik veel over nadenk. Ik wil degenen die mijn dochter dit aandeden vergeven. Dat kan alleen als ze berouw tonen, en dat is nog niet gebeurd. Ik voel geen haat of de behoefte aan wraak, maar zonder excuses kan ik niet vergeven.”
Ezzarhouni ervaart het heel anders. Ze is één keer in de rechtbank geweest. “Het was voor mij niet makkelijk om daar te zijn, maar ik dacht: ik moet dit doen”, zegt ze. “Ik was er niet voor mezelf, maar om de slachtoffers en hun familie te steunen. Ik word gezien als de mama van iemand die naar Syrië is vertrokken. Dat is een stempel dat ik altijd zal dragen.” Door zo met het proces bezig te zijn, voelt ze zich nog dichter bij haar zoon Abdellah, om wie ze nog dagelijks verdriet heeft.
Abdellah Ezzarhouni is uiteindelijk overleden toen hij 25 jaar was, in een gevangenis in Syrië. Hij had diabetes en kreeg daar vermoedelijk geen medische zorg voor, waardoor hij een ontsteking opliep. Zijn moeder: “Mensen zeggen tegen me: je moet het verdriet een plaats geven. Ik zeg dan: ik heb geen plek meer. Zoiets kun je geen plek geven.” Ze heeft het haar zoon vergeven dat hij naar Syrië ging. In de laatste weken van zijn leven bleek dat Abdallah tot inkeer was gekomen. Hij had er spijt van dat hij naar Syrië was gegaan. Dat schreef hij in een brief, die ze via het Rode Kruis ontving na zijn overlijden.
1 miljoen keer sorry. Ik heb echt veel spijt. Ik was jong, en ik was wel gebrainwasht.
Alle moeders wenen dezelfde tranen, Sophie Pirson in gesprek met Fatima Ezzarhouni, uitgeverij EPO (2021), 88 blz. €9,90
Het proces
De verdachten van de terreuraanslagen op de luchthaven van Zaventem en bij metrostation Maalbeek staan terecht in een assisenproces, dat in december begon en zeker negen maanden zal duren. Een volksjury van twaalf Belgen zal uiteindelijk met ‘ja’ of ‘nee’ moeten antwoorden op de gestelde schuldvragen.
Momenteel is de inhoudelijke behandeling bezig. Eerder legden hulpverleners emotionele getuigenissen af, waarin ze spraken over “een afdaling naar de hel” in metrostation Maalbeek, waar net na de explosie overal lichamen en brokstukken lagen. “Niemand kan ooit voorbereid zijn op zoiets. Ook wij niet, zelfs al hadden we al eerder erge dingen gezien”, zo citeert de Belgische krant Het Nieuwsblad een hulpverlener.
Na twee keer uitstel is vanaf deze week het woord aan de slachtoffers en nabestaanden. Ruim 1100 mensen meldden zich als zogenoemde burgerlijke partij. Dat betekent niet dat zij allemaal zullen spreken op het proces. Ongeveer honderd mensen zullen als slachtoffer getuigen en worden bevraagd, met name mensen die een dierbare verloren of zwaargewond raakten bij de aanslagen. Er zijn vier weken uitgetrokken voor de getuigenissen.
Lees ook:
Hebben de aanslagen van 2016 in België het land voorgoed getekend?
In België begint maandag het ‘proces van de eeuw’ tegen tien verdachten van de terreuraanslagen in Brussel op 22 maart 2016. Welke sporen hebben de aanslagen nagelaten in het land?
Sébastien Bellin: ‘Ik wil de mensen die mij probeerden te vermoorden aankijken en vergeven’
Voormalig professioneel basketbalspeler Sébastien Bellin overleefde de aanslagen op de luchthaven van Zaventem in maart 2016. Hij raakte deels verlamd. Bellin legt binnenkort een getuigenis af in de rechtszaal tijdens het monsterproces over de aanslagen.