Tijdens de presidentsverkiezingen van 2016 zaten de peilers ernaast. Hillary Clinton verloor, tegen de verwachtingen in. Kan zo’n scenario zich herhalen?
Als je de verkiezingen van 2016 even vergeet, dan is het duidelijk: volgende week gaat Joe Biden de Amerikaanse presidentsverkiezingen winnen. Met vlag en wimpel. In de landelijke peilingen stond hij gisteren immers met 9 procent voor op Donald Trump. En nog veel belangrijker: in de zes staten waar naar verwachting de beslissing zal vallen, stond hij gemiddeld 3,9 procent voor.
Trump heeft, volgens het computermodel van de website Fivethirtyeight.com, nog maar 12 procent kans op het voortzetten van zijn presidentschap.
Dat Trump in het defensief is gedrongen, is te zien aan zijn reisschema. Maandag was hij in Pennsylvania, gisteren in Wisconsin en Michigan. In die drie staten won hij in 2016 op het nippertje, maar dat deed de balans in het kiescollege wel doorslaan naar hem, ten koste van Hillary Clinton. Dit jaar staat hij er respectievelijk 5,3, 7,1 en 8,3 procent achter op Biden. Hij moet er dus heen, en vaak ook, om zijn aanhangers enthousiast te maken en in de lokale tv-journaals te verschijnen.
Maar vandaag gaat hij naar Arizona, een staat die in 1952 (Dwight Eisenhower) Republikeins begon te stemmen en sindsdien alleen in 1996 een uitzondering heeft gemaakt, voor Bill Clinton. Vanwege zijn 2,8 procent achterstand moet Trump zich ook over deze staat zorgen maken.
Even logisch is het dat Joe Biden in het offensief is gegaan om de sleutelstaten die Hillary Clinton zich zag ontglippen weer terug te winnen. Hij was de afgelopen weken vaak in Pennsylvania, en als je peilingen moet geloven trekt hij die staat volgende week dinsdag met gemak weer terug in het Democratische kamp.
Maar dinsdag hield Biden een toespraak in Georgia, een zuidelijke staat waar de laatste Democratische overwinning ook alweer 28 jaar geleden is. In de peilingen staat hij daar gelijk met Trump. Dat hij bereid is zijn best te doen voor die staat, en er tijd voor kan vrijmaken, is een teken van zelfvertrouwen. Pennsylvania kan hem de overwinning bezorgen, maar met een staat als Georgia erbij kan het een landslide worden, een verpletterende overwinning.
Drie keer raden dus hoe de stemming is onder Democratische politici, ze doen het in hun broek. “Elke keer als ik te blij word, geef ik mezelf een klap in het gezicht en hou mijn hand boven een houtvuur”, zei een lid van het Congres uit Missouri, Emanuel Cleaver, tegen website Politico. “Ik lees die peilingen, maar ik ben bang om in een overwinningsroes te komen, want we hebben gezien wat er in 2016 gebeurde.”
De verkiezingen van 2016: ja, onvergetelijk. Hillary Clinton dacht tot halverwege die avond, 8 november, dat ze zou winnen. Het complete commentariaat van de Amerikaanse en internationale media – inclusief de correspondent van Trouw – had het verhaal klaarliggen waarin werd uitgelegd waarom ze won en wat het voor Amerika zou betekenen. De campagnemedewerkers van Donald Trump geloofden al weken niet meer in zijn overwinning. Trump zelf was, toen die er toch kwam, totaal geschokt.
Geen riante positie
En de peilingen kregen de schuld. Dat was niet helemaal terecht. Ook in 2016 berekende website Fivethirtyeight vlak voor de verkiezingen op basis van de peilingen in de afzonderlijke staten, en de foutenmarges daarin, een winstkans voor Trump: hij moest het destijds doen met 28,6 procent. Dat was geen riante positie, maar iemand die bij ‘Mens erger je niet’ absoluut een zes moet gooien, heeft het moeilijker. En wie bij het oversteken van de straat een kans van ruim een op vier loopt om overreden te worden, laat het wel uit zijn hoofd.
Destijds stond Clinton landelijk, in het gemiddelde van de laatste enquêtes, met 3,9 procent voor. Toen alle stemmen geteld waren, bleek het verschil 2,10 procent in haar voordeel te zijn. Ze kreeg een kleine drie miljoen stemmen meer dan Donald Trump, tot diens grote chagrijn.
Maar in de VS weegt nu eenmaal niet elke stem even zwaar. Die extra stemmen voor Clinton kwamen uit door en door Democratische staten als Californië en Massachusetts. Een miljoen stemmen voor haar meer of minder in zulke staten leverde haar – en levert volgende week Joe Biden – niet één extra afgevaardigde op in het 538 leden tellende kiescollege dat de president moet aanwijzen; die had ze allemaal al binnen.
Maar door een tekort van in totaal een kleine 80.000 stemmen verloor ze in Michigan met 0,23 procent, in Wisconsin met 0,77 procent en in Pennsylvania met 0,72 percent – en daarmee gingen 46 voor haar onmisbare afgevaardigden naar Trump. En dat hadden de peilingen niet voorspeld: die hadden het zo’n 4 procent hoger ingeschat. Trump won met 306 afgevaardigden.
Biden onderuit? Dat kan
Kan Joe Biden volgende week ook zo onderuit gaan? Ja en nee. Ja, want peilingen kunnen fout zijn, en zoals in 2016 bleek zelfs behoorlijk fout. Nee, want ze moeten nu wel onwaarschijnlijk afwijken van de werkelijkheid. Als ze de aanhang van Biden in de sleutelstaten net zo overschatten als destijds Clinton, met 4 procent dus, dan wint Biden ze nog alle drie. Hij verliest dan, net als Clinton, wel Florida, Arizona en North Carolina. Maar hij wint de verkiezingen. Pas als de peilers er overal 6 procent naast zitten, en allemaal in de voor Trump gunstige richting, wordt hij herkozen.
Dat is heel onwaarschijnlijk. En bovendien: hoe kiezers in die staten erover denken, weten we nu ook veel beter dan in 2016, zegt Arie Kapteyn, hoogleraar aan het Dornsife College van de University of Southern California.
De Nederlander, bedenker van de innovatieve USC Dornsife Presidential Election Poll, was in 2016 een van de weinige peilers die Trump een grote kans gaven verkozen te worden. Dat leverde zijn peiling van tevoren veel kritiek op en achteraf de nodige lof – en veel aandacht, ook in Trouw.
Maar die lof was eigenlijk niet terecht, zegt Kapteyn nu. Zijn peiling voorspelde dat Trump landelijk de meeste stemmen zou halen, en dat gebeurde niet.
De oorzaak bleek een fout te zijn in de methode waarmee de peiling werd verwerkt. Die richt zich op een vaste groep van ruim 8000 mensen, die via internet regelmatig meewerken. In tegenstelling tot bij traditionele peilingen wordt hen niet gevraagd of ze wel of niet gaan stemmen, en op wie dan, maar hoe groot de kans is dat ze voor de Democratische kandidaat zullen gaan stemmen, of voor de Republikeinse.
Aan de schandpaal genageld
Met die gegevens denken Kapteyn en zijn onderzoeksgroep een nauwkeuriger beeld te krijgen van de intenties van de kiezers. Hij denkt dat dit soort onderzoeken de toekomst heeft, omdat het willekeurig opbellen van mensen om ze vragen te stellen, steeds moeilijker wordt.
“De respons is een paar procent. Dertig jaar geleden werd je uitgelachen als je dacht dat je op basis van zo’n responspercentage iets zinnigs kon zeggen. Zeker peilen per telefoon is wat mij betreft ten dode opgeschreven. Voordat je iemand aan de lijn hebt die bereid is te praten, heb je al vijftig telefoontjes gepleegd.”
Maar in een ander opzicht zit hij in hetzelfde schuitje als andere peilers. Als er in zijn groep meer ouderen zitten dan in de VS als geheel, of meer laagopgeleiden, dan moet dat worden gecorrigeerd door hun antwoorden minder zwaar te laten wegen. In 2016 bleken achteraf echter ook relatief meer plattelandsbewoners in het panel te zitten - en daarvoor was niet gecorrigeerd.
Kapteyn vertelt er opgewekt over, het gaat uiteindelijk om een wetenschappelijk onderzoeksproject, waarin fouten je ook vooruit helpen. “Maar het was toch wel gênant – ik ben bij recepties geweest met politieke hotemetoten en werd dan voorgesteld als de man die Trump goed heeft voorspeld – in die context is het dan moeilijk uit te leggen dat het gebaseerd was op een fout.”
De lof voor de Dornsife-peiling was de keerzijde van de hoon die over andere peilers werd uitgestort. En die was ook niet terecht, zegt Kapteyn: “Die werden aan de schandpaal genageld, maar gemiddeld zaten ze er vrij dicht bij.”
Dit jaar heeft Kapteyn voor zover hij kan bedenken voor alle afwijkingen in zijn panel gecorrigeerd. Maar opnieuw is de Dornsifepeiling een buitenbeentje: gisteren gaf hij Biden landelijk een voorsprong van 10,8 procent, bijna 2 procent meer dan het gemiddelde van alle peilingen.
Je kunt het nooit uitsluiten, maar op grond van dat landelijke beeld zou het Kapteyn schokken als Donald Trump herkozen wordt. En de peilingen per staat – die hij zelf niet uitvoert – sterken hem in die overtuiging. “Er zijn er nu veel meer van. Men is erachter gekomen dat het toch echt het kiescollege is waar het om gaat.”
In de peilingen per staat zijn bovendien ook de lessen verwerkt die de peilers trokken uit hun fouten in 2016. Ze doen met name beter hun best om kiezers met een lage opleiding in hun steekproeven te krijgen. Die groep was destijds ondervertegenwoordigd, terwijl juist daar Trump zijn meest enthousiaste aanhang vond. Maar dat was niet de enige reden dat het voor Clinton zo tegenviel, waarschuwt Kapteyn. “Er zijn een paar dingen gebeurd in de laatste paar weken die een enorme invloed hadden.”
Hij doelt met name op het heropenen door FBI-directeur James Comey van een onderzoek naar Clintons omgang met staatsgeheimen in e-mails. Ze was in opspraak geweest omdat ze als minister van buitenlandse zaken haar eigen mail-accounts had gebruikt in plaats van die van het ministerie, maar de FBI had die kwestie in juli 2016 afgesloten. Het heropenen van het onderzoek, elf dagen voor de verkiezingen, leverde de FBI geen nieuwe informatie op, maar was voor behoorlijk veel kiezers de laatste druppel.
Kapteyn: “In de data van ons panel kun je een verschuiving zien van zo’n 2 procent. Dat heeft haar precies de das omgedaan. Ik persoonlijk denk dat als Comey dat niet had gedaan, Hillary Clinton nu president was.”
Lees ook:
In kijkcijfers verliest Trump ook al van Biden
Het was een lastige tv-avond donderdag voor wie de Amerikaanse politiek volgt. Na de afgelasting van het tv-debat tussen Joe Biden en Donald Trump, vanwege de coronabesmetting van de laatste en zijn weigering van een debat via beeldverbinding (‘dan kunnen ze mijn microfoon uitzetten’), had tv-netwerk ABC zijn slag geslagen en Joe Biden geboekt. In zijn geboortestaat Pennsylvania hield hij live een ‘town hall’, een uitzending waarin kiezers hem vragen konden stellen.