ReportageAardbeving Turkije
Syriërs uit Turkije gaan terug: ‘In Syrië weten ze beter hoe ze om moeten gaan met deze situatie’
Een maand na de verwoestende aardbevingen in Syrië en Turkije verlaten duizenden Syrische vluchtelingen Turkije. Hun al lastige bestaan in het land is door de aardbeving vaak alleen maar moeilijker geworden.
In de laadbak van een kleine truck rijdt Abdulrahman al-Tabl met zijn familie richting de Syrische grens. Alles wat ze hebben, vooral gedoneerde spullen, nemen ze mee. De tv is het enige van waarde dat ze uit hun ingestorte huis in Antakya hebben kunnen meenemen. “Ons huis is weg, we hebben helemaal niks meer”, zegt Al-Tabl. Met zijn vrouw, hun baby van drie maanden en hun drie andere kinderen, en zijn broer laat hij Turkije voorlopig achter zich. Met de tv onder de arm gaan ze op weg naar Hama, in Syrië.
Zoals de familie Al-Tabl zijn er meer Syrische vluchtelingen die na de aardbevingen Turkije verlaten via grensovergang Bab al-Hawa. De minister van defensie Hulusi Akar sprak eind februari over 30.000 terugkeerders.
Turkije vangt 3,5 miljoen Syriërs op. Naar schatting wonen zo’n 2 miljoen van hen in het getroffen gebied. Meer dan 4200 slachtoffers van de aardbeving waren Syriërs. Ankara geeft daarom nu toestemming aan Syriërs in het rampgebied voor een bezoek van maximaal zes maanden aan hun thuisland. Dat is ook het plan van het gezin Al-Tabl, ze verblijven de komende twee maanden bij familie, maar willen dan weer terug naar Turkije.
Het anti-vluchtelingensentiment opstoken
Zeker kort na de beving kwamen Syriërs met honderden tegelijk naar de grens. Radeloos omdat ze alles verloren hadden, voor velen niet de eerste keer. Deze middag loopt het geen storm, maar volgens beheerders van het parkeerterrein passeren in de ochtend zo’n honderd tot tweehonderd de grens. Meteen zeggen ze erbij dat ze hopen dat die Syriërs nooit meer terugkomen, met de standaard verwijten dat Syriërs hun huizen, banen en vrouwen afpakken.
Voor veel Syriërs was de aardbeving dan ook de druppel die de emmer van het toch al moeilijke bestaan in Turkije deed overlopen. Discriminatie en racisme waren al aan de orde van de dag, maar nu zijn sommige aardbevingsslachtoffers er ook nog van overtuigd dat Syriërs sneller, beter en meer hulp krijgen, hoewel daar geen bewijs voor is.
Daarnaast misbruiken extreemrechtse politici de ramp om het anti-vluchtelingensentiment op te stoken. Zo verspreidde Ümit Özdag, de leider van de kleine politieke partij Zafer (overwinning), het verhaal dat groepen Syriërs op plundertocht waren door het aardbevingsgebied.
‘Krankzinnig’
Advocaat Nergiz Görnaz reist als lid van de Vereniging van Progressieve Advocaten (ÇHD) door het gebied om slachtoffers, Turks en Syrisch, juridisch advies te geven. Ze maakt zich zorgen over de houding tegenover vluchtelingen. “De uitspraken van racistische politici samen met sommige accounts op sociale media wekken de indruk dat plunderingen het grootste probleem waren en dat het alleen de Syriërs waren die zich daar schuldig aan maakten”, zegt Görnaz.
In een statement op hun website zegt ÇHD iets soortgelijks: “Het is de realiteit dat er altijd mensen zijn die willen profiteren van de chaotische situatie in het aardbevingsgebied, maar om te suggereren dat alle daders vluchtelingen zijn, is krankzinnig.”
Syriërs bij de grensovergang Bab al-Hawa houden het erop dat het leven erg zwaar is: voor hen, maar net zo goed voor de Turken. Zo werkte de vijftienjarige Abdullah in Adana bij een textielbedrijf, maar sinds de aardbeving woonde hij in een tent. “Geen werk, geen huis meer”, zegt hij in gebrekkig Turks. Hij is niet van plan ooit nog terug te komen, zegt zijn neef Ali Hussein, die hem hier naar de grens heeft gebracht.
‘We gaan even afwachten in Syrië’
Anderen willen juist wel terugkeren, zoals de 18-jarige Muhammed Altinci, die door zijn vader wordt uitgezwaaid. “Er is hier geen plek om te verblijven”, zegt hij. Na de aardbeving kon de familie geen betaalbaar nieuw huis vinden: “We zijn naar Istanbul gegaan, naar Bursa, naar Konya, naar Mersin, naar Denizli. Alles was 18.000 tot 20.000 lira. We gaan even afwachten in Syrië, maar willen later weer terugkomen.”
De overtuiging dat het in Syrië veiliger en beter is, klinkt tegenstrijdig, geeft Usama as-Salum toe. Zelf werkt hij in Idlib als arts, maar woont met zijn moeder in de Turkse grensstad Reyhanli. Nu hun huis schade heeft opgelopen wil hij niet dat zijn bejaarde moeder daar nog langer verblijft. Hij sleept haar koffer naar het grenskantoortje en loopt dan zelf weer terug naar de auto.
“Ja, de situatie in Syrië is heel slecht, het zal moeilijk worden”, zegt As-Salum. “Maar wij komen uit Aleppo, we weten hoe het is om ontheemd te zijn. Daarom denk ik dat ze in Syrië misschien beter weten hoe ze om moeten gaan met deze situatie.”
Lees ook:
Na drie weken nog steeds amper hulp voor Samandag: ‘Niemand kijkt naar ons om’
In Samandag is de hulpverlening drie weken na de aardbeving nog nauwelijks op gang gekomen. De inwoners voelen zich achtergesteld bij de rest van het getroffen gebied.