ReportageKoloniaal verleden
Koloniaal Jakarta krijgt een flinke opknapbeurt, maar dat schiet nog niet echt op
Het opknappen van koloniale panden in Jakarta komt voorzichtig op stoom, maar restauratie blijft peperduur.
In Kota Tua, het oude stadscentrum van Jakarta, stonden de koloniale panden van het voormalige Batavia lange tijd te verkrotten. Beetje bij beetje krijgt het voormalige koloniale hart van de Indonesische hoofdstad weer een beetje glans, hoewel veel gebouwen nog wachten op een flinke opknapbeurt – als ze al niet al zijn ingestort of gesloopt.
In een voormalig Nederlands handelskantoor in Kota Tua staat tegenwoordig een lange rij voedselkraampjes waar gebakken rijst, noedels en sap van suikerriet worden verkocht. “Dit is een van de panden die met succes zijn gerenoveerd,” zegt Angeline Basuki, projectmanager en architect bij Konsorsium Kota Tua. Volgens haar is er een groeiende interesse om koloniale gebouwen in Indonesië te renoveren en een nieuw, commercieel doel te geven. “De grote belemmering is vaak het hoge prijskaartje dat aan de renovatie hangt.”
Prostitutie, drugs, criminaliteit
Lange tijd was de wijk Kota Tua – voorheen Batavia – een no-goarea. Prostitutie, drugs, criminaliteit, afval op straat, slechte straatverlichting en lastige bereikbaarheid maakten dat toeristen de plek liever meden, ondanks de vele koloniale Nederlandse gebouwen. Daar lijkt nu, mede dankzij de inspanningen van het Konsorsium, langzaam verandering in te komen. Twaalf van de 273 gebouwen die in Jakarta als ‘monument’ zijn bestempeld, vallen onder het beheer daarvan sinds de huidige president Joko Widodo, destijds gouverneur van Jakarta, in 2014 een groep bedrijven en het bestuur van de stad bij elkaar aan tafel zette. Het doel was om samen de slechte reputatie van Kota Tua te veranderen.
Al lopend door Kota Tua vertelt Basuki over de gebouwen die al gerenoveerd zijn, met hulp van het Konsorsium. De authentieke rood-blauw-gele tegelvloeren van het voormalige handelskantoor van Rotterdams’ Lloyd Trading Company zijn weer bijna hersteld, net als de ramen en het plafond van het enorme kantoor. Het pand wordt nu met name gebruikt voor het opnemen van films, fotoshoots en muziekvideoclips. Andere oud-koloniale panden in Kota Tua zijn in gebruik als museum, gedeelde werkplekken, café’s en een hostel.
Maar lang niet elk koloniaal gebouw in Kota Tua is al onder handen genomen. Zo zijn er op veel plekken in de wijk losse gevels te vinden, terwijl de rest van het gebouw is gesloopt of ingestort. De plek waar ooit de drukpers van een van de grootste uitgeverijen van Zuidoost-Azië stond – G. Kolff & co – dient nu als opslagplek voor de roze, witte en blauwe fietsen waar toeristen dagelijks op rondrijden op het Fatahillah Plein. Terwijl ze naar het plafond wijst, zegt Basuki: “Dit gebouw wordt een van de grootste uitdagingen om te herstellen.” Het complex, dat ooit uit twee delen bestond, is deels gesloopt omdat dure teakhouten balken van de gevel stukje bij beetje werden gestolen waardoor deze in 2015 instortte.
Koloniaal verleden niet leidend
Pauline van Roosmalen, eigenaar van een bureau dat onderzoek doet naar en advies geeft over (koloniaal) erfgoed in Indonesië, vertelt dat de staat waarin de gebouwen uit de Nederlandse tijd verkeren, enorm verschilt. “Direct na het vertrek van de Nederlanders zijn veel kenmerkende gebouwen, standbeelden en bijvoorbeeld de Amsterdamse Poort gesloopt, maar het overgrote deel van de panden is blijven staan en nog in gebruik.” Het presidentiële paleis, bijvoorbeeld, was ooit het huis van de Nederlands-Indische gouverneur-generaal. “De vraag bij koloniale gebouwen is niet meer: doet ons dit denken aan het koloniale verleden? Eerder: staat het in de weg, kunnen we er iets mee of staat het op instorten?”
Van Roosmalen stelt dat de gebouwen die worden hersteld – naast Jakarta gebeurt dit ook op andere plekken in Indonesië – daar niet altijd ook daadwerkelijk van opknappen: “Van de buitenkant ziet het er dan beter uit, maar technisch gezien is het vaak geen verbetering.” Een reden hiervoor is volgens Van Roosmalen dat er niet veel restauratie-architecten zijn in Indonesië. De architectonisch waardevolle gebouwen staan met name op Java, Sumatra, Ambon en Bali, vertelt ze.
“Daarnaast zijn er duizenden en duizenden ‘normale’ gebouwen, zoals woonhuizen, kantoren, vliegvelden, havens en stations die stammen uit de Nederlandse tijd. De basisstructuur van veel steden is, net als de infrastructuur, is aangelegd voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Dat ga je niet allemaal weghalen.”
Hoewel in de jaren 70 al meerdere gebouwen in Kota Tua als monumentaal erfgoed zijn aangeduid, ziet Van Roosmalen dat Indonesiërs vooral sinds het vertrek van Soeharto – die van 1968 tot 1998 aan de macht was in Indonesië – anders kijken naar de kolonisatie door Nederland. “De jongere generatie is in mijn ervaring juist geïnteresseerd in het verleden.”
Lees ook:
Van Batavia is weinig meer over
Het Nederlandse culturele erfgoed in Indonesië dreigt verloren te gaan. De brede gracht waardoor VOC-schepen eens hun handelswaar vervoerden, is veranderd in een stinkend open riool.