ReportageKaboel
Jonge vrouwen komen in Kaboel zelden voorbij
De Taliban veroverden op 15 augustus de Afghaanse hoofdstad Kaboel. Sindsdien leven veel Afghanen in angst en is er gebrek aan werk, geld en voedsel.
“Ik mis de oorlog wel. De gevechten, het spannende leven.” Omari Taha lacht verontschuldigend. “De jihad is gewoon het mooiste wat er is.” Maar nu bemant de talibanstrijder met een kalasjnikov over zijn schouder een checkpoint bij het meest luxueuze hotel van Kaboel.
Dat hotel, het Serena, was nota bene twee keer doelwit van dodelijke aanslagen door diezelfde Taliban. De laatste was in 2014, in het restaurant van het hotel. Negen doden vielen er, Afghanen en buitenlanders. Nu schuiven in datzelfde restaurant vrijwel elke dag hogere talibanleden aan voor het diner, hun wapens naast zich.
Het is kenmerkend voor de opmerkelijke en snelle verandering die in Afghanistan heeft plaatsgevonden. Of zoals talibanstrijder Omari Taha zegt: “We hebben gevochten tegen de regering van Ashraf Ghani. We zijn dappere moslims, we zijn nu hier en niemand die er iets tegen kan doen.”
Jonge vrouwen komen maar sporadisch voorbij
De Taliban zijn hier, maar ze zijn zeker niet op elke straathoek zichtbaar. Wel rijden ze overal rond. Regelmatig komen strijders, met verschillende baardlengtes, voorbij in terreinwagens met automatische wapens uit het raam gestoken en een wapperende Talibanvlag op het dak: een wit doek met zwarte letters. Ook gebruiken ze Humvees, de zandbruine gepantserde legerjeeps van Amerikaanse makelij. Die zijn veelal buitgemaakt op het Afghaanse leger dat miljarden aan materieel kreeg van de Amerikanen.
Verder oogt de stad druk als vanouds. Maar in de drukte ontbreekt wel een deel van de samenleving. Vooral jonge vrouwen, in de huwbare leeftijd, komen maar sporadisch voorbij. De vrouwen die op straat zijn dragen soms een boerka, maar dat doen ze zeker niet allemaal. Alleen een hoofddoek kan blijkbaar ook nog steeds. Ze lopen wel sneller en gedecideerd door, zodra er weer een pick-up-truck vol talibanstrijders opduikt.
De leefregels zijn nog onduidelijk. Wel duidelijk is dat het besturen van Afghanistan geen eenvoudige opgave is voor de Taliban. Buitenlandse tegoeden zijn bevroren, grote hulpprojecten zijn stilgezet. Afghaanse banken laten klanten maar beperkt geld opnemen of overboeken. Maar het grootste probleem is dat steeds meer mensen überhaupt bijna geen geld meer hebben.
Vijftig kilo rijst, zakken pasta, suiker en olie
Dat blijkt ook bij een voedseldistributie in een buitenwijk van Kaboel. Het is een particulier, Afghaans initiatief, waarbij enkele tientallen families een flink voedselpakket kunnen ophalen, met vijftig kilo rijst, zakken pasta, suiker, meel en bakolie.
Ali Ahmad (44) komt ook een pakket ophalen. “We zijn arm, zoals zovelen. Ik ben dagloner. Sinds corona ging dat al slecht, maar sinds de Taliban hier zijn, is er helemaal geen werk meer.” Over de Taliban wil hij niet meer zeggen dan dat “de mooiste tijd hier was onder president Karzai (de eerste Afghaanse president nadat de Taliban, die tussen 1996 en 2001 ook aan de macht waren, werden verdreven, red.)”.
Moeder Masooda (38) en dochter Zainab (14) krijgen hulp bij het vervoer van de zware zakken. Ze zijn arm en hebben er een probleem bij: Zainab mag van de Taliban voorlopig niet naar school. Voor meisjes vanaf 12 jaar zijn de scholen nu dicht. Zainab, die zegt dokter te willen worden, hoopt dat dit nog verandert. “Ik mis mijn klasgenoten.” Haar moeder geeft haar nu thuis onderwijs.
‘Allah is alles voor ons’
Verderop in de stad, bij een slagboom naar de verlaten Nederlandse ambassade is een groepje Talibanstrijders aan het volleyballen. Ze willen niks zeggen over wat er met meisjes als Zainab moet gebeuren. “Dat is aan onze leiders.” Op de foto willen ze ook niet. “Straks hangt er een drone boven ons.”
Praten willen ze wel. Abu Tariq (zijn oorlogsnaam) heeft een Amerikaans M16-geweer over zijn schouder. “Ooit buitgemaakt op een Afghaanse soldaat.” De talibanstrijder was al maanden in Kaboel voordat de stad viel. “Ik was zo blij toen het gebeurde. Ik kon mezelf eindelijk laten zien.” Talibanlid Mansour, een Amerikaans M4-geweer in zijn hand, vindt dat de Amerikanen de Afghaanse tegoeden moeten vrijgeven. “Die zijn niet van hen maar van het Afghaanse volk.”
Bij het Serena-hotel maakt talibanstrijder Omari Taha zich minder de druk om de bevroren miljarden. “We hebben geen hulp van andere regeringen nodig. Wij hebben Allah en hij is alles voor ons.”
Lees ook:
Het kabinet werkt aan een plan om meer mensen uit Afghanistan te halen
Het demissionaire kabinet en de voormalige coalitiepartijen bespreken de mogelijkheden om een grotere groep te evacueren uit Afghanistan.