ReportageBalkan
Elkaar vertrouwen zit er in verdeeld Noord-Kosovo vooralsnog niet in
Onder grote druk van de EU en de VS praten Kosovo en Servië over alweer een nieuw plan voor normalisering van hun onderlinge relaties. In het overwegend Servische noorden van Kosovo hebben de bewoners weinig geloof in een oplossing.
Regel je voor rechtenstudenten stages bij de rechtbank en openbaar aanklager, stapt ineens collectief het voltallige personeel op. Organiseer je een conferentie over vrouwenrechten, worden de wegen geblokkeerd en kunnen deelnemers niet komen - of ze durven niet meer. Het werk van Slobodan Stosic is er de afgelopen maanden niet makkelijker op geworden.
“Al jarenlang zetten we vaak twee stappen vooruit en eentje achteruit. Maar nu denk ik vaak: het is eentje vooruit, twee achteruit”, zegt de programmamanager van het Advocacy Center for Democratic Culture (ACDC) in Kosovska Mitrovica, zoals hij en andere Serviërs de etnisch verdeelde stad in het noorden van Kosovo noemen. Hij zit achter een tafel in een conferentiezaal waar net de afsluitende sessie heeft plaatsgevonden over inter-etnische samenwerking in het noorden van de stad, waar vooral Serviërs wonen.
ACDC is van het type waarop westerse donoren, op de Balkan vaak gericht op verzoening tussen bevolkingsgroepen die in de jaren negentig met elkaar in oorlog waren, dol zijn. Opgericht in 2011 zet ACDC zich in voor mensenrechten, het naleven van de wet door burgers én overheid en een open, tolerante en vreedzame maatschappij in Kosovo en de regio, geeft ze beleidsadvies aan de lokale en centrale overheden en draagt ze bij aan de dialoog tussen Belgrado en Pristina, valt op de website te lezen.
Status nog steeds niet definitief
Dat was al nooit makkelijk in een gebied waarvan de status sinds de oorlog in 1999 ten einde kwam nog steeds niet definitief, en met instemming van iedereen, geregeld is. Na negen jaar VN-bestuur verklaarde de provincie Kosovo zich in 2008 onafhankelijk van Servië. Maar dat land weigert die zelfstandigheid te erkennen, van het gebied dat het ziet als de bakermat van de Servische natie. Belgrado wordt daarin gesteund door onder meer Rusland, China en vijf EU-landen.
De regeringen in de hoofdsteden Belgrado en Pristina overleggen onder leiding van Brussel wel al tien jaar over normalisering van de betrekkingen, voor beide een voorwaarde om op termijn te kunnen toetreden tot de Europese Unie. Maar de paar akkoorden die werden gesloten, worden nauwelijks uitgevoerd. Van verzoening of zelfs maar toenadering is nauwelijks sprake. Maandag was er weer een overlegronde in Brussel, maar veel concreets leverde die niet op.
In hun hart Servisch
Van de krap twee miljoen inwoners van Kosovo is ongeveer 90 procent van etnisch Albanese afkomst; ruim 100.000 zijn Serviërs. Iets meer dan de helft van hen woont in enclaves verspreid door heel Kosovo en is door de omstandigheden gedwongen min of meer geïntegreerd. Ze betalen belasting aan Pristina, zijn aangesloten op het Kosovaarse elektriciteitsnet en rijden rond in auto’s met Kosovaarse nummerplaten. In hun hart voelen ze zich onderdeel van Servië, in de praktijk wonen ze in Kosovo.
Voor de 40.000 inwoners van Noord-Kosovo, grofweg boven de rivier Ibar, ligt dat anders. Hun stuk van Kosovo grenst aan Servië, of aan centraal Servië zoals zij zeggen, en Belgrado heeft er veel invloed. Dat verzorgt onder meer het onderwijs en de gezondheidszorg, en de almachtige politieke partij is een afdeling van die van de autocratische Servische president Aleksandar Vucic. Veel bewoners rijden met Servische kentekenplaten rond.
Geen belasting
Tegelijkertijd vallen politie, de gemeentes, de aanklager en de rechtbanken onder het Kosovaarse systeem – dankzij een spaarzaam gedeelte uit een akkoord uit 2013 dat wél werd uitgevoerd. Btw, andere belastingen en de elektriciteitsrekening vallen nergens onder. De bewoners betalen ze eenvoudigweg niet. Niet aan Pristina omdat ze het gezag van de ‘tijdelijke instituties’ daar niet erkennen, en niet aan Belgrado omdat dat niet de juridische macht heeft om het geld te innen.
“Dit is geen Kosovo, dit is geen Servië, dit is het Noorden”, vat Stosic de situatie lachend samen achter zijn tafel. Op zijn visitekaartje prijkt als vestigingsplaats ‘Noord-Mitrovica’. Niet Kosovska Mitrovica zoals de Serviërs de stad noemen (omdat er in Servië nog een andere grote stad Mitrovica bestaat), en ook niet Mitrovica, zoals de Kosovaren zeggen.
Gebarricadeerde wegen
De hoofdstraat vol Servische vlaggen komt uit op een brug die het overwegend Servische noorden van de stad met het vrijwel uitsluitend Albanese zuiden verbindt. Ongehinderd en rustig gaan er mensen heen en weer, gadegeslagen door Italiaanse carabinieri die onderdeel vormen van de Navo-troepenmacht KFOR die de vrede in Kosovo bewaakt. Niets wijst op de spanningen die hier vlak voor nieuwjaar nog voelbaar waren, toen boze Serviërs met shovels en vrachtwagens wegen in het noorden barricadeerden, ook hier om de hoek, en de vlam in de pan dreigde te slaan.
Op de parkeerplaats bij de brug staan auto’s met Servische kentekenplaten, met Kosovaarse kentekenplaten, en met helemaal geen kentekenplaten. Dwars door elkaar, terwijl een ruzie daarover in november nog de aanzet was voor een verhitting van de gemoederen. Pristina wilde toen na meerdere keren uitstel boetes gaan uitdelen aan mensen die rondrijden in auto’s met door Servië uitgegeven kentekenplaten voor Kosovaarse gemeentes, in plaats van met Kosovaarse nummerborden. Om de wetteloosheid in Noord-Kosovo terug te dringen, zei Pristina.
Belgrado legde de maatregel uit als een nieuwe ronde Serviërs pesten. De Servische baas van de politie in Noord-Kosovo weigerde mee te werken, en werd door de autoriteiten in Pristina geschorst. Daarop besloten alle Servische politieagenten, rechters, aanklagers, burgemeesters en de enige Servische minister in de regering in Pristina het werk neer te leggen. De Kosovaarse regering stuurde vervolgens etnisch Albanese politieagenten naar het noorden, en benoemde een Servische minister die kritisch is op Belgrado.
Smokkelarij viert hoogtij door machtsvacuüm
Dat zette kwaad bloed bij de Serviërs, helemaal toen Albanese agenten een Servische ex-collega arresteerden op verdenking van betrokkenheid van aanvallen op niet-Servische politiemensen. Dat was aanleiding voor gefrustreerde Serviërs om blokkades op te werpen op wegen en grensovergangen. Al dan niet daartoe aangespoord door de Servische president Vucic; het is lastig vast te stellen wie de touwtjes in Noord-Kosovo echt in handen heeft. In ieder geval vieren smokkelarij en andere vormen van criminaliteit er dankzij het machtsvacuüm hoogtij.
Vucic bracht eind december ook nog eens zijn leger in de hoogste staat van paraatheid nadat een Kosovaar op Serviërs zou hebben geschoten. Uiteindelijk liep alles na druk van de EU en de VS met een sisser af, zoals vaker gebeurt. De kentekenboete werd opnieuw uitgesteld, Servië beloofde in ruil daarvoor geen nieuwe nummerplaten voor Kosovo meer uit te geven. De gearresteerde politieagent kwam onder huisarrest in plaats van in de gevangenis en de wegen werden weer vrijgemaakt.
De barricades mogen dan zijn opgeruimd, de problemen op Stosic’ werk zijn dat niet. De Serviërs die voorheen werkten bij de Kosovaarse overheid zijn vooralsnog niet teruggekeerd op hun post. Dus stages bij de rechtbank en aanklagers zijn er nog niet bij. Ook een project met een speelplaats in een buurt waar veel Roma-kinderen wonen, kwam stil te liggen.
Burgemeester afgetreden
“We werkten daarvoor heel goed samen met de burgemeester en zijn plaatsvervanger, en de gemeente. Toen traden die ineens allemaal af om politieke redenen. Wat moet je dan doen?”, vraagt Stosic retorisch. “Eerst maar eens afwachten. Maar je weet niet hoelang het duurt, wat gaat er gebeuren, komen ze terug of komen er anderen? Soms vraag ik mezelf af waarvoor we het doen, of ik er nog wel zin in heb.”
Gelukkig kunnen ACDC en ook andere soortgelijke organisaties inmiddels creatief omgaan met dit soort situaties. Stosic schiet opnieuw in de lach. “We zijn gewoon doorgegaan en hebben het afgerond met dezelfde mensen, terwijl ze formeel niet meer voor de gemeente werkten.”
De EU en de VS proberen intussen de dialoog tussen Belgrado en Pristina weer vlot te trekken, een vrijwel onmogelijke klus. Maandag legden ze een plan voor aan zowel president Vucic van Servië als premier Albin Kurti van Kosovo. De kernpunten zijn dat Servië de onafhankelijkheid van Kosovo niet formeel erkent, maar toetreding tot organisaties als de Verenigde Naties niet langer zal blokkeren. In ruil daarvoor krijgen de overwegend Servische gemeenten in Kosovo recht op een samenwerkingsverband.
De oprichting van deze ‘Gemeenschap van Servische Gemeenten’ werd al in 2013 overeengekomen, maar is er nog steeds niet. Het hooggerechtshof van Kosovo bestempelde delen ervan als ongrondwettig, reden voor de regering in Pristina om het idee dan maar helemaal overboord te zetten. Wat precies de bevoegdheden en macht van het Servische samenwerkingsverband zouden zijn, is nooit vastgelegd.
Kurti was leider van de studentenopstand tegen de Servische onderdrukking eind jaren negentig, waarvoor hij in de gevangenis heeft gezeten, en werd door Vucic onlangs bestempeld als ‘terroristisch uitschot’. Hij gruwelt van de gedachte bij een soort Republika Srpska in Kosovo.
Vrees voor inmenging van Poetin
Die Servische deelrepubliek binnen Bosnië-Herzegovina geniet grote autonomie, ondermijnt het centrale gezag en streeft openlijk naar onafhankelijkheid. Republika Srpska wordt daarbij gesteund door Rusland, en Kosovo vreest dat president Poetin via bondgenoot Servië ook wil stoken in Kosovo.
Van een nieuwe bestuurslaag kan daarom volgens Kurti geen sprake zijn, hij wil hooguit denken over een soort overleggroep die met adviezen kan komen. Die mag niet worden aangestuurd door Belgrado. Hij moet het als premier wel hard spelen: als oppositieleider was hij al fel tegen en spoot hij zelfs traangas in het parlement bij een zitting over het Servische samenwerkingsverband.
De Amerikaanse Kosovo-gezant heeft al laten doorschemeren dat de oprichting van de gemeenschap een juridische verplichting is van Kosovo, en dreigde dat die er met of zonder Kurti zal komen. “Het is oneerlijk om het meest pro-Europese, pro-Amerikaanse en democratische land van de westelijke Balkan onder druk te zetten”, zei de Kosovaarse premier daarop. “De druk zou op Belgrado moeten liggen.”
Nationalistische retoriek
De Servische president Vucic zal met een veredelde praatclub echter geen genoegen nemen. Voor hem is het de facto loslaten van Kosovo daarentegen een bittere pil, die lastig te verkopen is aan zijn volk. Beide leiders hebben maandag, na grote internationale druk, toegezegd verder te praten over het plan. Het is de vraag hoe oprecht zowel Vucic als Kurti is. Beiden hebben vooralsnog electoraal meer te winnen dan te verliezen van een harde lijn. “Nationalistische retoriek vormt het uitgangspunt voor beide kanten”, vat Stosic samen.
In Pristina en andere delen ten zuiden van de Ibar gaat het leven los van de ferme taal van politici gewoon door, maar in het noorden blijft het borrelen. Wie je ook spreekt, ze verwachten weinig heil van de nieuwe onderhandelingen. Met de vorige leiders van Kosovo viel tot op zekere hoogte zaken te doen, vinden ze, maar de huidige premier Kurti is niet te vertrouwen. Die hamert er voortdurend op dat hij niets tegen lokale Serviërs heeft, maar wel tegen inmenging van Belgrado.
“Niet-Albanezen voelen zich niet veilig bij de landelijke instellingen. Om maar een heel klein voorbeeld te noemen: volgens de grondwet zijn het Albanees en het Servisch gelijk. Maar dat recht wordt in vrijwel elke instelling met voeten getreden”, zegt Stosic. “Het Servisch op websites en zelfs naambordjes van instellingen zit vol taalfouten, vaak zijn Servische internetpagina’s zelfs helemaal leeg. Als je dan vindt dat Kosovo een land is, leef dan in ieder geval je eigen wetten na en laat zien dat je de rechten van minderheden serieus neemt.”
Ook Milos Subotic maakt zich druk over de twee gezichten van de Kosovaarse regering. Subotic is verantwoordelijk voor internationale relaties van de Servische universiteit van Pristina, die is uitgeweken naar Kosovska Mitrovica. In het café naast het ACDC noemt hij een waslijst aan voorbeelden op die zijn leven moeilijker maken. “Ik kan mijn appartement niet verkopen, omdat Kosovo mijn Servische eigendomspapieren niet erkent. Mijn rijbewijs ook niet trouwens. Mijn nichtje, als vondeling bij een ziekenhuis achtergelaten en geadopteerd, is nu 24 maar kan nog steeds geen Kosovaarse ID-kaart krijgen.”
Schietincidenten
Daarnaast voelt ook hij zich niet veilig, nu Albanese politieagenten in het noorden de taken van hun Servische collega’s hebben overgenomen. “Ze staan zowat om de tien kilometer, met hun machinegeweren. Er zijn ook schietincidenten. Soms worden die misschien uitgelokt, dat is waar, maar het blijft heel naar.”
Een snelle normalisering van de verhoudingen, veertien jaar nadat het hier oorlog was, kan hij zich niet voorstellen. Mocht Kosovo ooit een door iedereen erkend onafhankelijk land worden, dan zou hij hier blijven wonen. “Maar niet op deze manier. Kurti behandelt ons nu op dezelfde manier als Milosevic in de jaren negentig de Albanezen. Hij intimideert en marginaliseert ons. Terwijl wij hier geboren zijn en al generaties lang wonen.”
Alweer een nieuwe overlegronde zal weinig opleveren, vreest hij. Subotic acht het goed voorstelbaar dat Serviërs uit wanhoop een guerrillabeweging oprichten, net als de Albanezen in de jaren negentig. “Als het zover komt, ga ik me ook bewapenen. Ik ben links, en heb helemaal niets met president Vucic. Hij is een nationalistische opportunist. Maar Kurti is erger dan de slechtste regering in Belgrado. Hoe slecht die ook is, we zullen daar altijd goede relaties mee moeten onderhouden. Uit zelfbehoud.”
Lees ook:
Servië dreigt Kosovo met militaire confrontatie
De spanningen tussen Servië en Kosovo lopen verder op. Belgrado heeft het leger aan de grens in de hoogste staat van paraatheid gebracht.