De MegastadJohannesburg
Dromen van geweld in Johannesburg
Ik droomde vannacht dat ik in Johannesburg in een bus zat. Een van de passagiers trok een stalen buis onder zijn stoel vandaan en begon op de gezichten van mensen om hem heen in te slaan. Hij had er al een paar verbrijzeld toen ik eindelijk het pistool vond – dat ik in mijn dromen kennelijk bij me draag – en hem in zijn hart schoot. Het schot klonk zo levensecht, dat ik er wakker van schrok.
Ik onthoud mijn dromen niet vaak, hoogstens een paar keer per jaar, maar ze gaan sinds ik zevenenhalf jaar geleden in Johannesburg kwam wonen opvallend vaak over geweld. Nachtmerries zijn het niet. Ze zijn niet per se eng. Er wordt alleen wel consequent in geschoten.
Traumaverwerking
In mijn eerste jaren vond ik dit verklaarbaar. Al snel werd ik twee keer beroofd. Een keer in een huis in Soweto, waarbij mijn belagers me van achteren besprongen, me met pepperspray verblindden, in een hoek duwden en me met de dood bedreigden. De tweede keer hoorde ik een tik tegen het halfopen raam van mijn auto bij een stoplicht. Toen ik me zijwaarts draaide, keek ik in de loop van een pistool. De dromen die ik daarna had, leken mij een soort traumaverwerking.
Maar inmiddels is mij al jaren weinig overkomen – afgezien van een op straat uit mijn hand gegriste telefoon en een bewaker die op een avond voor het terras waar ik zat te eten zijn pistool leegde op een vluchtauto met criminelen. Toch zijn mijn dromen nooit meer verdwenen. De enige verklaring die ik daarvoor kan bedenken: de enorme hoeveelheid verhalen over geweld die je voortdurend hoort in Johannesburg. Ook als je zelf niets overkomt, drukken apps van de buurt en sportclub, mensen in de kroeg én verhalen van vrienden je telkens weer met je neus op een of andere moord, roofoverval of verkrachting.
Lugubere ervaringen
En dan heb ik het nog niet eens over de stroom verhalen die dagelijks in de media voorbijkomt. Een branche waarin ik natuurlijk zelf ook werkzaam ben. Zo kwam ik, om maar wat te noemen, voor een artikel een keer een huis binnen waar de politie na een schietpartij nog bezig was hersenresten van de muur te schrapen. Dat beeld kan ik nog steeds zo weer voor me zien.
Maar kijk, nu doe ik het zelf ook, als een typische Johannesburger: lugubere ervaringen met anderen delen zonder dat dit strikt noodzakelijk is. In een stad die wordt geteisterd door extreem veel geweld, is niet alleen dat geweld zelf een probleem. Dat blijft, hoe frequent ook, uiteindelijk toch incidenteel. Het probleem is vooral de collectieve angst voor dat geweld. Want die vrees is permanent.
Begin augustus werden de jaarlijkse criminaliteitscijfers in Zuid-Afrika bekendgemaakt. Die kun je opsplitsen naar politiebureau. Ik zocht bureau Jeppestown op, waar ik naast woon. Dat handelde met 108 zaken vorig jaar bijna evenveel moorden af als de politie in héél Nederland. Mijn wijk telt nog geen 100.000 inwoners. Er werden in mijn buurt twee keer zoveel moorden gepleegd als op alle boerderijen in Zuid-Afrika samen – een categorie waarvoor traditioneel veel aandacht is.
Ik rekende uit dat in 2019 van al mijn buren er één op elke 725 was vermoord. Die rekensom had ik misschien beter kunnen laten. Grote kans dat dit besef de aanleiding vormde voor mijn droom vannacht.
Uitdijende metropolen bieden een groeiend deel van de wereldbevolking onderdak. Hoe houden de mensen het daar leefbaar? Trouw-correspondenten doen wekelijks verslag uit hun eigen megastad.