Oliewinning
De middenweg die Joe Biden zoekt bij oliewinning in Alaska kan hem helpen bij de volgende verkiezingen
Met zijn beslissing om olieboringen toe te staan in het noorden van Alaska heeft president Joe Biden zowel de olie-industrie als de milieubeweging teleurgesteld. Toch kan dat hem helpen als hij, zoals verwacht, in 2024 probeert herkozen te worden.
De Amerikaanse overheid gaat oliemaatschappij ConocoPhillips toestemming geven voor het ‘Willow’-project om olie te winnen op drie plaatsen in het National Petroleum Reserve-Alaska.
Dat gebied van 95.000 vierkante kilometer werd in 1923 opzij gezet om ooit in de oliebehoefte van de Amerikaanse marine te voorzien. Maar behalve wat proefboringen is er nooit activiteit geweest, en het geldt als een belangrijk natuurgebied, onder andere voor de trek van ganzen en het Noord-Amerikaanse rendier, de kariboe.
De milieubeweging vindt dat Biden daarmee zijn verkiezingsbelofte schendt dat zijn regering geen nieuwe vergunningen zou geven voor oliewinning op federaal land. Het project bedreigt het milieu in het gebied en zorgt er bovendien voor dat in dertig jaar 600 miljoen vaten olie uit de grond komen, met als gevolg de uiteindelijke uitstoot van 210 miljoen ton van het broeikasgas CO2. Dat staat haaks op de noodzaak om die uitstoot zoveel mogelijk te verminderen.
Compenseren met bomen
Volgens de regering was aan goedkeuring niet te ontkomen, omdat de locatie al lang geleden aan de oliemaatschappij was gegund, en die een eventuele rechtszaak zou winnen. Maar Biden kan zijn toestemming ook gebruiken als schild in een mogelijke campagne voor zijn herverkiezing. De Republikeinen kunnen hem dan niet zo gemakkelijk meer verwijten dat hij alleen oog heeft voor het klimaatprobleem en niet voor de benzineprijzen. Die kenden vorig jaar een uitschieter als gevolg van de oorlog in Oekraïne.
Om daarentegen de milieubeweging gerust te stellen, gaat het besluit gepaard met maatregelen die de gevolgen zoveel mogelijk moeten beperken. ConocoPhillips mag maar op drie locaties olie winnen in plaats van de gevraagde vijf. En om de CO2-uitstoot te compenseren, worden er elders bomen geplant. Maar die bomen, werpen critici tegen, stonden al lang in de plannen en hebben niets met het Willow-project te maken.
De olie-industrie heeft ook redenen om ongelukkig te zijn met het besluit. Want tegelijk met de vergunningverlening voor het Willow-project heeft Biden twee derde van het National Petroleum Reserve Alaska helemaal van oliewinning uitgesloten.
Moeilijk om actie te voeren
Volgens Jamal Raad, directeur van de milieuorganisatie Evergreen Action, kan de oliewinning in Alaska net zo’n magneet worden voor actievoerders als de Keystone XL pijpleiding tijdens de regering-Obama. Maar terwijl daar actievoerders locaties van de geplande olieleiding konden blokkeren, is dat een stuk moeilijker voor het gebied in Alaska, dat boven de poolcirkel ligt en nauwelijks te bereiken is.
In Alaska zelf werd Bidens besluit kritisch verwelkomd door de gouverneur, de Republikein Mike Dunleavy, die graag meer oliewinning had gezien. Mary Peltola, de Democraat die Alaska vertegenwoordigt in het Huis van Afgevaardigden, had van tevoren gewaarschuwd tegen een vergunning die zo beperkt zou zijn dat het project niet meer economisch zou zijn, maar toonde zich tevreden over het besluit. Zij is een Yup’ik, een van de groepen van oorspronkelijke bewoners van Alaska, die in meerderheid voor de oliewinning zijn.
Maar Josiah Patkotak, een vertegenwoordiger in het staatsparlement uit diezelfde groep, die ruim 15 procent van de totale bevolking uitmaakt, toonde zich tevreden. Het was alsof je eindelijk thuis kwam na een lange reis met een sneeuwmobiel, zei de afgevaardigde van de plaats Utqiagvik (voorheen Barrow) aan de noordkust, tegen de website Alaska Beacon. “Je komt misschien aan met een vieze carburateur en half defecte bougies, maar je hebt het gered.”
Lees ook:
Duurzaam beleggen? ‘Niet van onze centen’, zeggen Republikeinen in de VS
Grote vermogensbeheerders als Blackrock en Vanguard zijn ineens doelwit van rechts-conservatieve Republikeinen. De reden: zij investeren ‘te duurzaam’.