Een waterkar wordt gebruikt als klimrek in een vluchtelingenkamp in Baidoa (Somalië).

ReportageSomalië

De klimaatvluchtelingen in Somalië hebben niets om naar terug te keren. ‘Al ons vee is dood’

Een waterkar wordt gebruikt als klimrek in een vluchtelingenkamp in Baidoa (Somalië).Beeld Joris Belgers

De Hoorn van Afrika kampt met de grootste droogte sinds veertig jaar, en dat zorgt in Somalië voor overvolle vluchtelingenkampen. Klimaatverandering plaatst hulporganisaties voor een ingewikkeld vraagstuk: kunnen deze mensen ooit terug naar huis?

Joris Belgers

In een tent in het vluchtelingenkamp, op haar matras, zit in kleermakerszit Alina Mohammed (27). In haar armen houdt ze een zachtjes murmelende, piepkleine baby. Zacharia Nur, zegt ze met vermoeide blik. Zacharia is drie weken oud. Het is haar vierde kind, een vijfde is overleden toen die vijf dagen oud was. Mohammed en haar familie wonen hier al meer dan een jaar. “We kwamen hier op de vlucht voor de droogte. De honger”, zegt ze zacht, het hoofd naar beneden gericht. “Al ons vee ging dood. Mijn man was een boer. Nu is hij naar de markt in de stad, zoekend naar werk, naar klusjes.”

Mohammed is één van de naar schatting 600.000 inwoners van deze uitgestrekte vluchtelingenkampen rondom Baidoa, een van de grotere steden van Somalië in het zuidwesten van het land. Stuk voor stuk zijn de verhalen hetzelfde: allen zijn het veeherders of boeren, gevlucht voor de droogte die hun manier van leven onmogelijk maakt.

Soms vallen er harde slagregens op de vluchtelingenkampen rond Baidoa. De omliggende vlaktes kleuren groen. Maar het is niet zo dat deze regen, de eerste fatsoenlijke na vijf mislukte regenseizoenen, nu het gesprek van de dag is in de kampen. De regen die valt is voor de familie Mohammed geen reden om terug te gaan. “Er is daar niets meer.”

Voedselcrisis

De droogte die de afgelopen jaren de hoorn van Afrika teisterde is de ergste in veertig jaar, met een voedselcrisis tot gevolg. In 2022 kwamen 43.000 Somaliërs om van honger, de helft van de bevolking heeft op dit moment voedselhulp nodig. De honger is nog eens verergerd door de naschokken van de coronacrisis, de hyperinflatie door de Oekraïne-oorlog, en de zwakke Somalische overheid die nog altijd een oorlog uitvecht met Al-Shabaab, de terreurorganisatie die het in grote delen van het land voor het zeggen heeft.

Dit vluchtelingenkamp is in de loop van de jaren langzaam veranderd in een enorme sloppenwijk, die langzaam integreert met de stad zelf. Sommige vluchtelingen zitten hier al sinds de vorige hongercrisis van 2017. Mensen, zoals Alina Mohammed, hebben ondertussen kinderen gekregen. De kleurige koepeltentjes, van zeil, zakken en takken gefabriceerd, ogen stevig. Enkelen hebben zelfs een deur met een grendel erop. Er zijn latrines neergezet. Hulporganisatie Save the Children, op wiens uitnodiging enkele journalisten de kampen bezoeken, heeft golfplaten schoolgebouwtjes neergezet.

Niemand die ik gedurende het tweedaagse bezoek aan Baidoa spreek, koestert de verwachting ooit terug te keren naar waar ze vandaan komen. Deels vanwege het aanhoudende geweld − niemand heeft hier het vertrouwen dat Al-Shabaab snel verslagen zal worden. Als niet de eigen kinderen, kent iedereen wel iemand wiens kinderen zijn ‘gerekruteerd’ door de terreurorganisatie. Dat weigeren? Alina Mohammed kijkt de verslaggever niet-begrijpend aan.

Maar vooral dat ene, veelgehoorde antwoord blijft hangen: er is niets meer om naar terug te keren.

Ahmed Mohammed Ibrahim (r) en zijn familie. Beeld Joris Belgers
Ahmed Mohammed Ibrahim (r) en zijn familie.Beeld Joris Belgers

‘We zaten middenin de vuurlinie’

Ahmed Mohammed Ibrahim, gestoken in een gerafeld blauwgeblokt overhemd, is 70 jaar oud. Met een brede grijns steunt hij op een wandelstok tussen de koepelconstructies in het vluchtelingenkamp. Mensen komen om hem heen staan als hij met de verslaggever praat. Hij spreidt zijn armen, naar links, naar rechts, iedereen is familie van hem. Ze kwamen hier jaren geleden. Na een tiendaagse reis, te voet en met ezelwagentjes. Op de vlucht voor honger en droogte, maar ook voor de oorlog tegen Al-Shabaab. “We zaten middenin de vuurlinie.”

Dan, hoofdschuddend: “Ik kan niet vertellen hoeveel mensen ik heb verloren door het geweld. Ik ben de tel kwijt. Het huidige offensief zal ook niet helpen. Het geweld woekert voort. We kunnen niet terug. Alles is daar kapot.”

Met zijn zeventig jaar kan hij zich nog goed herinneren dat het elk seizoen gewoon regende. En dat alles groeide. Hijzelf had tientallen geiten. “En nu hebben we hier noodhulp nodig.” Of hij eraan denkt terug te gaan? Hij schudt zijn hoofd. “We zijn hier afhankelijk. Dat voelt niet goed. Maar we hebben tenminste eten hier, en medische zorg”, zegt hij. “En zelfs een school voor de kinderen”, valt iemand hem bij.

Langzaam daalt het besef in, wandelend door deze kampen vol ontheemden. Kunnen ze nog wel ontheemd genoemd worden als ze hier al jaren wonen? Deze mensen gaan hier niet meer weg. De vluchtelingen in de kampen hebben niets. Geen perspectief. Geen overheid die zich om hen bekommert, terwijl hulporganisaties de rekening oppakken.

Hulporganisaties zijn goed in het redden van mensen: het leveren van noodhulp, voedsel, medicijnen. Maar op de lange termijn verandert er weinig. Zolang ze voorzien zijn in eerste levensbehoeftes, hoe summier ook, zijn de vluchtelingen niet geneigd verder te trekken. Want een alternatief is er niet.

Geen perspectief

“En dat zal door klimaatverandering zo blijven. Het pastorale leven, het enige dat deze mensen kennen, is in grote delen van Somalië onmogelijk geworden”, zegt Martina Dase van Save the Children, die het persbezoek voor een handjevol internationale journalisten aan Baidoa organiseerde. “Zelfs als het de komende maanden blijft regenen, is dat niet genoeg, want de grond is al te veel uitgedroogd door drie jaar absolute droogte.”

Wat de enorme aantallen intern ontheemden in Somalië daarom nodig hebben, is meer dan alleen voedselhulp. Hoe om te gaan met dit dilemma is voor hulporganisaties als Save the Children de ‘zillion-dollar-question’, zegt onderzoeker Erol Yayboke.

Yayboke schreef voor denktank Center for Strategic & International Studies (CSIS) mee aan het begin dit jaar verschenen rapport Rethinking Humanitarian Assistance, naar aanleiding van de gevolgen van klimaatverandering in de Hoorn van Afrika. Hij pleit voor meer visie op de lange termijn, meer aandacht voor preventie en meer samenwerking tussen noodhulp, overheden, ontwikkelingshulp en klimatologen.

‘Mensen worden structureel afhankelijk van noodhulp’

Yayboke werkte zelf voor een hulporganisatie tijdens de droogte van 2011, in de Somalische regio van Ethiopië. “Het voelde toen nog alsof dit een eens-per-generatie-ding was”, zegt hij. “De nomadische herdersgemeenschappen hebben zo’n vijf à zes jaar nodig om van zo’n shock te herstellen. Maar sindsdien is zo’n droogte in de Hoorn elke drie, vier jaar voorgekomen. De mensen hebben geen enkele kans om dit te boven te komen voordat de volgende ramp voor de deur staat.”

“En de huidige droogte is al helemaal out of control”, vertelt de Amerikaan via videoverbinding vanuit Washington. “De ontheemdenkampen worden steeds groter. Mensen worden structureel afhankelijk van noodhulp. Niet omdat ze dat willen, maar omdat ze niet anders kunnen.”

“Hulporganisaties zijn heel goed in mensen in leven houden, door ze snel en efficiënt voedsel of medicijnen te bieden. Alleen waar ze historisch gezien minder goed in zijn, is die mensen weer van die hulp af krijgen. Ik zeg hiermee niets nieuws: hulpverleners zijn de eersten om je te vertellen hoe geweldig het zou zijn als hun werk overbodig zou worden.”

Het zou helpen als hulporganisaties beter nadenken over hoe de levens van mensen die ze helpen er in de toekomst uit moeten zien, denkt Yayboke. Zeker gezien de realiteit van klimaatverandering. “De hulpverleningsreflex is nu: zoveel mogelijk hulp naar zoveel mogelijk mensen. We moeten toe naar slimme oplossingen. Hulporganisaties zouden meer na moeten denken over de vólgende ramp, en in de hulp die ze aanbieden nú al systemen inbouwen om zich daarop voor te bereiden. “We weten bijvoorbeeld dat het ook in de toekomst minder zal regenen. Dus leer boeren nu omgaan met gewassen die minder water nodig hebben.”

De vluchtelingenkampen in Somalië worden steeds groter.  Beeld Joris Belgers
De vluchtelingenkampen in Somalië worden steeds groter.Beeld Joris Belgers

Klimaatadaptatie

Dat dat overigens al gebeurt, en dat dit soort klimaatadaptatie in de regio daadwerkelijk vruchten afwerpt, is te zien aan het gebied waar de vluchtelingenstromen deze periode van droogte in Somalië vandaan komen. “De gemeenschappen waar niets is gedaan aan klimaatadaptatie, worden nu het hardst getroffen”, zegt Said Isse van Save the Children. “In 2017 was de droogte vooral in het noorden een probleem. Toen hebben verschillende hulporganisaties daar samen met de VN geïnvesteerd in oplossingen, zoals de aanleg van aarde-dammen, het slaan van extra diepe waterputten, of het aandragen van gewassen waar minder intensieve landbouw voor nodig is. We zien dat er de afgelopen twee jaar veel minder ontheemden uit dát gebied richting de kampen zijn gekomen dan bijvoorbeeld uit het zuiden, waar de aanwezigheid van Al-Shabaab dit soort investeringen nog altijd onmogelijk maakt.”

Het verheugt Yayboke dit te horen. “Deze voorbeelden zijn hoopvol. Maar veel hulporganisaties besteden hun donorgelden nog altijd reactief, terwijl ze meer naar de toekomst moeten kijken.” Er zijn data beschikbaar waarmee je de socio-economische gevolgen van klimaatverandering in die gebieden kunt uittekenen, zegt hij. Dat is de volgende stap om in hulpprogramma’s bestendigheid voor toekomstige schokken in te kunnen bouwen.

“Tegelijkertijd wil je niet dat die organisaties stoppen met noodsteun. Want als je geen basale voedselhulp levert, gaan mensen dood. Dus het is én-én: ze moeten én levens redden, én meer coördineren met ontwikkelingspartners.”

Zwakke overheid

Nu is het ook weer niet zo dat klimaatverandering het pastorale leven geheel onmogelijk maakt, mailt Yaybokes mede-auteur Beza Tesfaye, die als klimaatonderzoeker werkt voor de Amerikaanse hulporganisatie Mercy Corps. ‘Er zijn veel factoren waardoor de mensen in Somalië aan de grond zitten, niet allemaal veroorzaakt door klimaatverandering. De markt functioneert niet zoals hij zou moeten, er is sprake van een zwakke overheid, er is een burgeroorlog gaande, sociale vangnetten zijn afwezig.’

Was dat beter op orde, dan zou het land beter kunnen inspelen op klimaatverandering, denkt zij. Alleen wordt dat in Somalië nogal bemoeilijkt. ‘Hulpverleningsinstanties zijn daar niet zozeer actief dankzíj de overheid, maar ondánks die overheid’, stelt Yayboke. ‘Sommige opereren in een totaal vacuüm. De Somalische overheid is daarbij voornamelijk gefocust op het neerslaan van Al-Shabaab.’

Het is vermoedelijk de realiteit, erkent Yayboke, dat de Somalische regering het wel best vindt dat hulporganisaties de rekening oppakken voor de noodlijdende bevolking, zodat zij zich volledig op de oorlog kunnen richten.

Minder aandacht uit het Westen

Dat is ook wat Nasir Abdi Arush zegt, en niet eens zo schoorvoetend. Hij is provincieminister voor humanitaire zaken in de South West State, waarin Baidoa ligt. Ze kunnen het niet alleen, erkent hij direct. “Eigenlijk kunnen wij als provincie hoofdzakelijk de hulpverlening coördineren, en aandacht blijven vragen voor het probleem. Dat is nodig, want we zien een enorme teruggang in aandacht van het Westen, en dus in geld, zeker sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne.”

Over het verslaan van Al-Shabaab is hij optimistisch. De gevolgen van klimaatverandering vindt hij op termijn bedreigender. “Misschien keert maar een kwart van de vluchtelingen in de kampen ooit terug naar hun dorpen, naar hun oude leefwijze. De meesten zullen hier blijven. Dat is de realiteit. En daar moeten we ons op voorbereiden. We zijn al bezig met investeringen en aanpassingen in de steden, in infrastructuur, watervoorziening. Scholing. En het geven van land aan de vluchtelingen kan ze van enig perspectief voorzien.”

Oftewel: met de beperkte middelen die de overheid tot haar beschikking heeft, wil hij zoveel mogelijk voorwaarden scheppen waardoor de vluchtelingen zelf een nieuw bestaan kunnen opbouwen. Een ‘enorme taak’, maar Arush houdt hoop. “Somaliërs zijn van nature erg ondernemend. Als je hen de ruimte en de middelen geeft, zullen ze zich uiteindelijk zelf redden.”

Vrouwen en kinderen in een vluchtelingenkamp in Somalië.  Beeld Joris Belgers
Vrouwen en kinderen in een vluchtelingenkamp in Somalië.Beeld Joris Belgers

Voor altijd naar school

Op een open plek in het kamp staat een gekantelde aanhangwagen, die normaliter een volle waterton vervoert. Een mager ezeltje staat ernaast, aan een touwtje vastgebonden. Kinderen gebruiken de kar als klimrek, ze buitelen over elkaar heen.

Meisjes, jongens, ouder dan een jaar of tien zullen ze niet zijn. De tieners zijn naar Baidoa om werk te zoeken. De meisjes als schoonmaker of in winkeltjes, de zonen zijn met hun vaders mee naar de markt. Ze kijken of ze hier ergens op het land kunnen werken, of zoeken naar hout om op te koken in de geïmproviseerde ovens tussen de tentjes.

Een meisje met een gestippelde blauwe hoofddoek kijkt brutaal naar de witte bezoekers, de armen om haar vriendinnen geslagen. Ze voert het hoogste woord. Naast het klimrek spelen de kinderen hier met rommel die ze tussen de tenten vinden, zegt ze. “Maar ’s middags gaan we naar school! Dat vinden we het leukst. We leren Arabisch, we leren over Somalië, en we leren Engels.” Praten ze zelf ook Engels? De tolk vertaalt even niet, de kinderen kijken verbaasd, dan schudden ze lachend hun hoofd.

Wat ze later wil worden als ze groot is? “Niks!” giebelen ze. “We willen voor altijd op school blijven.”

Omdat Somalië niet eenvoudig toegankelijk is voor buitenlandse journalisten, reisde Trouw voor dit verhaal mee met hulpverleningsorganisatie Save the Children, die zorg droeg voor de beveiliging.

Lees ook:

Dit is deel 2 van een tweeluik over de droogte in Somalië. Lees hier het eerste deel: hoe klimaatverandering zorgt voor de derde hongercrisis in Somalië in tien jaar.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden