Nestplakkers
De Europese jeugd blijft langer thuiswonen. Waarom?
Jongeren blijven niet alleen tijdens hun studententijd, maar ook daarna nog thuis wonen, blijkt uit Europese cijfers. Ook in Nederland werd het nest vorig jaar weer op latere leeftijd verlaten dan voorheen.
Op je achttiende op kamers? Zo is het allang niet meer. Het idee dat jongeren het ouderlijk huis verlaten na de middelbare school is geen werkelijkheid meer. Na het coronajaar van 2020 is de leeftijd waarop kinderen in Nederland het huis uit gaan weer met een paar maanden verhoogd. Waren jongeren in 2019 nog dik 23 als ze op zichzelf gingen wonen, nu zijn jongeren gemiddeld 24 jaar en vier maanden.
Dat is Europees gezien niet eens zo heel oud. Het gemiddelde in Europa ligt op ruim 26 jaar, zo blijkt uit onlangs gepubliceerde cijfers van Eurostat, het bureau dat voor Brussel gegevens bijhoudt. In Montenegro bijvoorbeeld duurt het gemiddeld tot het 33ste jaar eer de jongere generatie uitvliegt, in Kroatië ligt de leeftijd rond de 32 en in Spanje zijn mensen met gemiddeld 29 jaar ook allang de studentenleeftijd voorbij als ze voor het eerst een ander dan hun ouderlijk huis betrekken.
Jongeren blijven niet voor hun plezier lang bij de ouders
Het is een trend die al langer zichtbaar is, zegt socioloog Herman Vuijsje. Vuijsje schreef met Anneke Groen het boek ‘eindeloos ouderschap’ over onder meer deze ontwikkeling. Dat ligt in de eerste plaats aan de middelen. Gebrek aan jongerenhuisvesting, afgenomen studiefinanciering, het heeft allemaal bijgedragen aan een langere thuiswoonduur voor de jeugd.
“Jongeren”, zegt Vuijsje, “blijven natuurlijk niet voor hun plezier zo lang bij hun ouders. Het wordt in hoge mate ingegeven door de sociaal-economische ontwikkelingen, zoals de arbeidsmarkt. Dat is goed te zien aan de leeftijd waarop mensen in de armere landen van Europa het ouderlijk huis verlaten.”
Maar dat is niet het hele verhaal. Want de relatie tussen ouders en hun kinderen is ook veranderd. Vuijsje: “Ik ben 75, voor mij was het heel belangrijk zo gauw mogelijk weg te gaan uit die benauwenis van het ouderlijk nest. Nu lijkt het wel alsof jongeren minder hechten aan die autonomie waar de mensen van mijn generatie zo veel behoefte aan hadden.”
Ouders als vertrouwelingen bij liefdesperikelen
Hij wijt dat vooral aan de veranderde omgangsvormen tussen ouders en kinderen, die vriendschappelijker is geworden. “Tegenwoordig is het veel gewoner dat je bij liefdesperikelen ook je ouders in vertrouwen neemt bijvoorbeeld.”
Daar komt bij dat de trend van globalisering – bijvoorbeeld dat jongeren overal in Europa kunnen studeren – gepaard gaat met wat hij noemt ‘glokalisering’. “Bij het globaliseren neemt ook het belang toe van de plek waar je gehecht bent. Je hebt het vermogen om je over de hele wereld te ontplooien, maar het groene gras van thuis lonkt ook. Er zijn veel mensen die het combineren. Jongeren zijn daar heel pragmatisch in.”
Maar de verandering is structureel, ziet hij ook. “Een psycholoog uit Californië, Vern Bengtson, heeft de hedendaagse familie beschreven als een soort bonestaak”, zegt hij. “Vroeger hadden wij het in de sociologie over het kerngezin, de nuclear family. Nu, doordat bijvoorbeeld vrouwen zijn gaan werken en het aantal scheidingen toeneemt, is dat gezin niet meer zo de kern. Grootouders spelen ook een rol. Er blijft afhankelijkheid tussen generaties bestaan.”
Werken op je twaalfde
Kijk je over een heel lange periode terug, dan is het langer thuisblijven van jongeren ook een symptoom van een steeds langer durende periode van adolescentie, zegt Vuijsje. “In de Middeleeuwen had je kleine kinderen en als die een jaar of twaalf waren, gingen ze werken. Later kreeg je puberteit en adolescentie. Eigenlijk is er een steeds langere tussenperiode tussen babyschap en volwassenheid. De leeftijd waarop je eigenlijk geacht wordt deel te nemen aan het maatschappelijk economisch leven is steeds verder opgeschoven. Dat blijft, ook als de economische situatie verandert. Ik zie niet gebeuren dat kinderen weer eerder het huis uit gaan en weer jonger tot volwassene worden verklaard.”
Maar hoewel de fladdertijd van jongeren steeds langer is geworden, is het nu soms echt té lang. Vuijsje: “Op sommige plaatsen in Europa zijn het verschrikkelijke leeftijden waarop kinderen pas de deur uit gaan. Ik denk dat het niet leuk is in die huishoudens.”
Hij heeft het dan met name over Spanje, Griekenland en Kroatië. “Ik denk dat het leven in die gezinnen daar heel pijnlijk en vaak moeilijk is.”
Lees ook:
Moet ik mijn zoon van 19 langzaam het huis uit werken?
Eerder zwalkte hij langs opleidingen, was niet gemotiveerd en ging liever chillen met vrienden. Nu hij weer thuis is, begint het gelanterfant weer. Als hij zijn levensstijl wil blijven voortzetten, prima. Maar niet in mijn huis onder mijn ogen. Moet ik hem verder begeleiden in zijn zoektocht of werk ik hem langzaam het huis uit?