MegastadTokio
De conbini heeft voor elk Japans probleem een oplossing
De eerste keer dat ik Japan bezocht, werd ik direct na aankomst door mijn reisgroepje naar een van de oudste tempels in Kyoto gesleept. We waren beland in de helse hitte van de Japanse zomer, en al zwetend klom ik de ene na de andere heuvel op. De tempel was mooi om te zien, maar als Nederlander zonder bergklimhobby was ik niet goed voorbereid, en had ik al helemaal niet verwacht dat ik in de loop van de dag een emmer zweet kon produceren.
Toen ik op mijn fysieke grens was beland, voorovergebogen en hijgend aan de voet van de twintigste heuvel die we op en af moesten, tikte een reisgenoot me op de schouder. “Laten we even afkoelen”, zei hij onbezorgd, wijzend naar een klein gebouwtje op het midden van een parkeerplaats dat was volgeplakt met flitsende neonborden. Ik dacht in eerste instantie dat ik werd uitgenodigd om ’s middags te gaan clubben. ‘Ik wil water, geen polonaise’, dacht ik.
Honderden hapjes en drankjes
Eenmaal binnen troffen we een lange rijen koelkasten met daarin honderden hapjes en drankjes, van rijstballetjes tot frisdranken gemaakt van gefermenteerde melk. Ik wist niet wat me overkwam, deze eerste aanraking met een convenience store. Nu kan ik ze niet meer uit mijn leven denken.
Het Japanse landschap staat bekend om zijn schoonheid. Maar tegenover elke glinsterende waterval of rokende vulkanische krater, waar dagelijks tienduizenden toeristen op afstromen, staat gegarandeerd een convenience store. Het land heeft er meer dan 55.000.
Eenmaal gevestigd in Tokio, de megastad die er meer dan 7000 telt, maak ik inmiddels bijna dagelijks gebruik van de ‘conbini’. Zo noemen ook goed geïntegreerde immigranten de winkel die eigenlijk ‘conbiniansu sutoa’ heet, volgens de Japanse liefde voor afkortingen.
Elk bezoek een nieuwe ontdekking
Elk bezoek biedt weer een nieuwe ontdekking. Na drie weken in Nederland vertoefd te hebben, kwam ik begin dit jaar thuis in mijn nieuwe appartement waar een stapel enveloppen met grote rode letters op de mat lag, nooit een goed teken. Ik had mijn gasrekening blijkbaar nog niet betaald, en als ik deze maand nog een warme douche wilde nemen moest ik gisteren al de rekening hebben betaald.
Wat doe je dan, om half een ’s nachts na een vlucht van zestien uur? Met de rekening in de hand naar de conbini lopen en hopen op het beste, natuurlijk. Geen probleem dat niet opgelost kan worden in de Japanse tempel van het kapitalisme.
Half wakker strompel ik dus over straat, op zoek naar de dichtstbijzijnde conbini. Lang zoeken is niet nodig. Er zijn kruispunten met een conbini op drie van de vier straathoeken, waarvan twee van hetzelfde bedrijf. “Soms hebben ze een andere selectie broodjes”, vertelde een goede vriend laatst, alsof het vanzelfsprekend is dat je op vijftig meter afstand van elkaar twee van dit soort zaken nodig hebt.
Mijn gasrekening had ik er in ieder geval nog nooit betaald, dus dat was een gok. Ik loop bij de eerste beste die ik zie naar binnen, linea recta naar de kassa, en duw mijn rekening in de handen van de winkelbediende. Zonder opkijken trekt hij zijn barcodescanner uit zijn zak en tikt wat cijfers in op de kassa: “Wilt u contant betalen?”
De Megastad
Uitdijende metropolen bieden een groeiend deel van de wereldbevolking onderdak. Hoe houden de mensen het daar leefbaar? Trouw-correspondenten doen wekelijks verslag uit hun eigen megastad. Lees hier meer afleveringen.