Bellen metOnze correspondent in Turkije
Correspondent Ingrid Woudwijk slaapt in haar auto. ‘Hier in Antakya is geen gebouw meer veilig’
Correspondent Ingrid Woudwijk doet verslag vanuit het rampgebied in Zuidoost-Turkije. Hoe is dat? Ze slaapt in haar auto. ‘Hier in Antakya, bijna vierhonderdduizend inwoners groot, is geen gebouw meer veilig.’
“Deze ramp is zo enorm groot, dat het bijna abstract wordt. Maar soms is het ook weer heel concreet. Ik kom net terug van een geïmproviseerde begraafplaats, op een stuk land buiten de stad. En als je dan die zwarte plastic zakken met lichamen ziet liggen en al die rouwende families, dan zie je hoeveel mensen hier diep worden geraakt.”
Hoe overleef je als journalist in zo’n rampgebied?
“Ik slaap in mijn huurauto, want in deze stad is geen gebouw meer veilig – als het al overeind staat tenminste. Eten en drinken regelen is best lastig als je langer in een rampgebied bent. Maar in Antakya zijn enorm veel vrijwilligers die soep uitdelen en döner. “Nee, nee,” zeg ik dan, “dat is voor de slachtoffers”. Maar daar willen ze niets van weten: “Jij bent hier toch ook?”
Als je, dag in dag uit zoveel ellende ziet, hoe ga je dan om met je eigen emoties?
“Door met allerlei mensen te bellen, met collega’s en vrienden. Iedereen weet waarover je het hebt en hier lopen ook veel collega’s rond die ik ken uit Istanbul. Maar het is logisch dat het je raakt. Toen ik dinsdag mijn stuk getikt had over Kahramanmaras, barstte ik wel in tranen uit. Maar, dat wil ik echt benadrukken: het is voor de mensen hier, die zoveel leed moeten doormaken, natuurlijk vele malen zwaarder. Veel aandacht voor mij vind ik wel een beetje misplaatst. Het hele land is in rouw, hè.
De mensen hier zijn enorm indrukwekkend. Het is hier heel koud. Dus gisteren, toen ik een tentenkamp bezocht, ging ik me warmen aan een vuurtje bij een familie. En die bood me toen thee aan én een stoel. Dat vind ik zo ongelooflijk, die gastvrijheid, in een stad die geheel in puin ligt. En hoe lang dit gaat duren, is ook moeilijk voorstelbaar. Of hoe het leven er daarna uit zal zien, zie ik al helemaal niet voor me.”
Wanneer kreeg je in de gaten dat dit een grote ramp was?
“Ik lag maandagochtend in bed in Istanbul, was even wakker geworden en keek toen, om half vijf ‘s ochtends, op Twitter. Daar zag ik allerlei berichten van mensen voorbij komen. Mensen die hulp vroegen, familie kwijt waren en zo. Berichten uit een heel groot gebied – aardbevingen zijn hier wel vaker, maar niet op zo’n grote schaal. En toen heb ik, met een collega van RTL, meteen een ticket geboekt naar Urfa, de stad die het dichtst bij het rampgebied ligt. En van daaruit met de huurauto – die gelukkig nog verkrijgbaar was.”
Was dat rampgebied wel goed te bereizen?
“Ja, al waren de grote wegen toen al overvol. Vol hulptroepen, zwaar wegverkeer en veel families die, soms van verre, in de auto op zoek gingen naar vermiste familieleden.”
Had je eigenlijk een koffer of rugzak klaarstaan in Istanbul, voor het geval dat?
“Nee helemaal niet. Ik heb gewoon alles gepakt, om zo snel mogelijk te kunnen afreizen. Maar was daarbij wel mijn slaapzak vergeten. Maar gelukkig was er een collega die mij nareisde zo vriendelijk om een slaapzak te regelen. Want al slaap je in de auto, het is hier heel koud.”
Lees ook:
Na ruim 80 uur werd Hülya (45) gevonden. ‘We helpen onze burgers die onder het puin liggen’
Talloze vrijwilligers, veelal uit Turkije zelf, helpen mee bij het zoeken naar overlevenden onder het puin. Dat zorgt soms voor chaotische situaties. En de vraag rijst of de overheid wel genoeg doet.
‘Het snikken van familieleden gaat door merg en been’
In de zwaar getroffen Turkse stad Kahramanmaras haalden de inwoners aanvankelijk zelf medeburgers onder het puin vandaan. Nu komen de vragen of er dingen anders hadden gekund.