Geschiedenisdebat
Brengt een Vlaams canon gedeelde kennis, of is het staatspropaganda?
Over twee jaar moet ook Vlaanderen, niet België, een historische canon hebben. Veel Vlaamse historici van naam distantiëren zich bij voorbaat van het project. “Een canon zet een eenzijdige Vlaams-nationalistische bril op.”
Begin deze eeuw waarschuwde historicus en Vlaams-nationalist Bart De Wever in een opiniestuk in de Vlaamse krant De Standaard voor politici die zich de geschiedenis toe-eigenen. ‘Een officiële versie van het verleden opleggen, als dienstmaagd voor het politieke heden, is typisch voor totalitaire regimes’, schreef hij.
Twee decennia later lijkt De Wever als partijvoorzitter van de Vlaams-nationalistische N-VA zijn kar te hebben gekeerd. Sterker nog, als architect van het Vlaamse regeerakkoord heeft hij ook de liberalen en christendemocraten in de coalitie van het tegendeel kunnen overtuigen: Vlaanderen moet ‘in navolging van Nederland’ een eigen historische canon krijgen.
Zo’n Vlaamse canon moet – net als in Nederland – een hulpmiddel worden in het onderwijs en bij inburgeringstrajecten, vinden de partijen. Want ‘een gedeelde samenleving is maar mogelijk als onze jonge generaties beseffen vanwaar we komen. Het is essentieel dat we de Vlaamse identiteit complexloos kunnen beleven, onder meer via gedeelde symbolen.’
Geen staatspropaganda
Een gotspe, vindt Karel Van Nieuwenhuyse, hoofddocent geschiedenis aan de KU Leuven. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van het Vlaamse geschiedenisonderwijs, geeft les aan de lerarenopleiding en verzet zich samen met een tiental historici van alle Vlaamse universiteiten tegen de plannen voor een Vlaamse canon. “Als historicus ben ik principieel gekant tegen iedere politieke bemoeienis met het geschiedenisonderwijs, het moet geen staatspropaganda worden.”
De kern van het hedendaagse Vlaamse geschiedenisonderwijs is juist dat leerlingen door verschillende ‘brillen’ naar het verleden leren kijken, legt hij uit. “Je kunt naar het verleden kijken met een politieke, economische, sociale, etnisch-culturele of genderbril. Wij leren scholieren dat je afhankelijk van de bril die je opzet ándere verhalen ziet. Het probleem met een Vlaamse canon is dat die niet alleen een eenzijdige Vlaams-nationalistische bril opzet, maar ook dat het wezen van een canon is dat die andere perspectieven ondergeschikt maakt.”
Debatten over nationale identiteit en geschiedenis liggen in ieder land gevoelig. Ook in Nederland deed de invoering van een historische canon in 2006 het nodige stof opwaaien. In België liggen die gevoeligheden nog meer aan de oppervlakte, vanwege de complexe politieke verhoudingen tussen Vlaanderen en Wallonië, en tussen de deelstaten en het nationale niveau. De bijvoeglijke naamwoorden ‘Vlaamse’ en ‘Belgische’ zijn er zelden neutraal. In de keus voor het ene niveau ligt vaak een afwijzing van het andere besloten. Zo is een ‘Canon van Vlaanderen’ niet zomaar een canon van een geografisch gebied, maar een politieke keuze en kan die gezien worden als een afwijzing van het federale België.
Meer Vlaamse trots
De eerste die een balletje opgooide over een Vlaamse canon was N-VA-kopstuk Theo Francken. Terwijl de Vlaamse regeringsonderhandelingen nog in volle gang waren, betoogde hij op 11 juli 2019, de officiële ‘feestdag van de Vlaamse Gemeenschap’, dat het tijd was voor een Vlaamse canon die ‘op een onbevangen manier de verwezenlijkingen van onze cultuur en geschiedenis’ over het voetlicht brengt. Volgens Francken is het tijd voor meer Vlaamse trots en minder getreur, want ‘niemand voelt zich aangetrokken om te integreren in een gemeenschap die van zelfschaamte en oeverloze historische excuses een nationale sport heeft gemaakt’.
Francken doelde daarmee op de collaboratie van veel Vlaams-nationalisten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor deze zwarte bladzijde in de Vlaams-nationalistische geschiedenis is de laatste jaren veel aandacht door een aantal spraakmakende historische documentaireseries. Pas in 2000 kwamen daarvoor excuses vanuit de Vlaamse beweging en in 2015 veroordeelde ook N-VA-voorzitter De Wever openlijk de collaboratie.
Francken koos een symbolische datum om zijn proefballonnetje op te laten. De elfde juli geldt voor Vlaams-nationalisten als een historische datum. In 1302 vond toen de Guldensporenslag plaats, waarbij milities uit het graafschap Vlaanderen het leger van Filips IV van Frankrijk versloegen. Vlaams-nationalisten zien in de slag, die plaatsvond in Kortrijk, een symbool van de taalstrijd tussen Vlamingen en Franstaligen.
Deze specifieke herinnering van de Guldensporenslag vat de problemen van Vlaamse historici met een Vlaamse canon in een notendop samen, zegt Van Nieuwenhuyse. “Met de blik van het heden kijk je naar het verleden en pik je er dingen uit die je relevant acht voor het nu, in plaats van gebeurtenissen in hun historische context te beschouwen. Geschiedenisonderwijs draait er juist om dat de geschiedenis contingent is, dat processen een heel andere loop hadden kunnen hebben.”
Want vraag Vlaamse historici naar de Guldensporenslag en ze wijzen er meestal op dat die plaatsvond vér voor er sprake was van het Vlaanderen van vandaag. Het toenmalige graafschap Vlaanderen valt geografisch helemaal niet samen met de huidige deelstaat en ook de tegenstellingen tussen Frans- en Nederlandstaligen waren in die strijd niet zo eenduidig.
Vlaamse identiteit
Dat een Vlaamse canon de Vlaamse deelstaat als logisch en onontkoombaar uitgangspunt neemt, bestrijdt politiek historicus Emmanuel Gerard, die de Vlaamse canoncommissie gaat leiden. “De commissie bestaat uit wetenschappers. We zullen het Vlaanderen van vandaag uiteraard niet in rechte lijn brengen met het oude graafschap of de Guldensporenslag een betekenis toekennen die hij niet heeft. Contextualiseren, dat is wat de commissie zal doen. Je kunt de geschiedenis van het grondgebied van Vlaanderen ook behandelen zonder de indruk te wekken dat die al eeuwen bestaat. Natuurlijk komt onvermijdelijk de botsing met de Belgische realiteit aan de orde. De vraag is: wat is vandaag als inwoner van deze plek interessant om te weten over het verleden? Dat verleden kan betrekking hebben op België, de Lage Landen, Europa, de wereld.” De Vlaamse canon zal dan ook zeker niet in 1302 beginnen, zegt hij. “Dan geef je een datum een betekenis die hij niet heeft. Het begin en het eind zijn onbestemd, daartussen ligt de realiteit.”
Gerard, die als emeritus hoogleraar verbonden is aan de KU Leuven, begrijpt niettemin de bezorgdheden van zijn collega’s. Toen onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) hem vroeg of hij canoncommissie wilde voorzitten was hij ook niet onmiddellijk overtuigd. “Het initiële idee, zoals geformuleerd in het regeerakkoord, was problematisch. Het idee om een canon te ontwikkelen als instrument om de Vlaamse identiteit te versterken druist in tegen alle wetenschappelijke principes, dat is not done.”
Ideologisch frame
Gerard zei pas toe nadat hij de garantie had gekregen dat de canon losgekoppeld zou worden van het debat over identiteit en dat de door hemzelf samengestelde commissie onafhankelijk kan werken. Ook een telefoontje met Frits van Oostrom, die de Nederlandse canoncommissie in 2006 leidde, overtuigde hem. “De gedachte om een canon te ontwikkelen met als doel gedeelde historische kennis, lijkt mij nuttig. Betere kennis van het verleden is altijd wenselijk, omdat het verleden altijd inwerkt op het heden. De Vlaamse socioloog Luc Huyse heeft dat mooi gezegd: ‘alles gaat voorbij, behalve het verleden’.”
Neem de kolonisatie, of de Vlaamse collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog, zegt Gerard. “Die gebeurtenissen blijven tot op de dag van vandaag doorwerken. Denk aan de discussie rond de standbeelden van Leopold II (voormalig koning en een omstreden leider van de Congo-Vrijstaat, red.), veel mensen weten er weinig van. Door die historische gebeurtenissen van context te voorzien kun je juist vermijden dat ze worden geïnstrumentaliseerd voor politieke doelstellingen.”
Dat klinkt mooi, maar hoe je het ook wendt of keert, de canon zelf is een politiek-ideologisch initiatief en daarmee verdacht, zegt hoogleraar geschiedenis Marc Boone van de Universiteit Gent. “Dat lees je ook in het regeerakkoord. Het gaat de N-VA niet om historisch denken, de canon moet ingezet worden als middel voor burgerschapsvorming. Dat past in de traditie van de Vlaamse beweging. Die probeert al decennia de geschiedenis van Vlaanderen in een ideologisch frame te duwen.”
Historische kennis van jongeren
Daarbij komt dat het Vlaamse onderwijs helemaal niet zit te wachten op dit soort ‘hulp’, zegt Karel Van Nieuwenhuyse, die ook voorzitter is van de Vlaamse vereniging voor leraren geschiedenis. “Het Vlaamse onderwijs faalt niet. Er is hier totaal geen debat over de lamentabele historische kennis van jongeren, zoals in Nederland. Wij vragen ons echt af aan welke nood een Vlaamse historische canon tegemoetkomt.”
Een historische canon biedt bovendien geen adequaat antwoord op gebrekkig historisch bewustzijn bij leerlingen, meent hij. “Het vak geschiedenis draait om ‘historisch denken’, kritisch leren omgaan met het verleden in plaats van droge feitjes kunnen oplepelen. Dat heb ik in de Nederlandse discussie ook nooit begrepen.”
Niet alle historici staan er zo geharnast in als Van Nieuwenhuyse en Boone. Historica Lisa Demets noemt zich ‘een koele minnaar’ van een Vlaamse canon. Demets is post-doc onderzoeker aan de Universiteit Utrecht en promoveerde vorig jaar op wat beschouwd kan worden als de allereerste poging tot de vorming van een canon van Vlaanderen, de ‘Excellente Cronike van Vlaenderen’.
Feiten verdraaid
Deze lofzang op Vlaanderen werd vlak na de dood van Maria Van Bourgondië in 1482 geschreven als verzetsmiddel tegen haar weduwnaar Maximiliaan I van Oostenrijk, die het regentschap van zijn vrouw opeiste. Aan de hand van andere casussen wil de schrijver aantonen dat regentschappen niet werken. “Een uitermate politiek gekleurde interpretatie van het verleden”, zegt Demets. “Al bij de eerste poging om de Vlaamse geschiedenis te canoniseren, werden de feiten verdraaid en verfraaid. De Cronike zijn eigenlijk meer een vorm van citymarketing voor de toenmalige stad Brugge dan een historisch feitenrelaas. Je ziet ook dat verhalen door opeenvolgende generaties worden veranderd naargelang het uitkomt. Ze gaan er op een sluwe manier mee aan de haal.”
Ook in de negentiende eeuw werd het verleden ingezet voor politieke doeleinden, legt Demets uit. “Historici werden misbruikt ten behoeve van natievorming, er werd met een enge blik naar het verleden gekeken om bewijs te vinden voor de glorie van een natie. Sindsdien zijn we daar als historici enorm gevoelig voor. Alles wat daar ook maar op lijkt zorgt voor ongerustheid.”
In dat opzicht begrijpt ze de bezwaren van haar collega’s om op politieke instigatie een historische canon te creëren maar al te goed. “Geschiedenis op zo’n bondige manier samenvatten gaat in tegen alles wat wij beschouwen als historisch denken. Daarbij heeft de canon zijn naam niet mee; een canon suggereert iets dat vaststaat.”
Geen schaamte
Toch ziet Demets ook wel iets in het initiatief. “Ik voel wel voor een mooie promo-campagne voor historische kennis. Ik ben geen Vlaams-nationalist, maar ik voel geen schaamte over dat verleden. Als mediëvist bestudeer ik het graafschap Vlaanderen en dat is een prachtige geschiedenis die we best meer in the picture mogen zetten. Daar mogen we best trots op zijn. Wellicht zou een Belgische canon logischer zijn, maar het onderwijs in ons land is nu eenmaal regionaal georganiseerd.”
De canon van Vlaanderen is inderdaad bedoeld voor een breed publiek, benadrukt commissievoorzitter Gerard. “De canon is een laagdrempelig instrument om interesse voor het verleden op te wekken en daarmee de kennis ervan te vergroten, want die houdt ook in Vlaanderen niet over. Ik begrijp dat dit in Nederland is gebeurd en dat is op zichzelf al een relevant resultaat.”
Herziening
Het zal noch een glorieuze opsomming, noch een kommer-en-kwel-lijst worden, benadrukt hij. “Personen en gebeurtenissen zullen als uitgangspunt dienen om de complexiteit en de context van het verleden op te roepen. En ja, over welke blikvangers dat worden zullen we als commissie ongetwijfeld nog lange discussies voeren.”
Hij benadrukt dat zijn commissie volstrekt onafhankelijk te werk gaat en zich niet voor een politiek karretje laat spannen. Wat dat betreft vindt hij zijn collega-historici ‘wat te bang’. “Hun kritiek heeft effect gehad, maar nu moeten we verder gaan dan een intentieproces.”
Net als in Nederland zullen de Vlaamse vensters na verloop van tijd worden geëvalueerd. “Het verleden is geen maquette waar je het laken aftrekt. De canon wordt niet in steen gebeiteld. Hij gaat niet volledig zijn, af is hij nooit.” Hoogleraar Boone vindt dat geen geruststelling. “Zelfs als je een canon in vrijheid opstelt en met context omkleedt, blijft de vraag wie er daarna op welke manier mee aan de haal gaat. Dat geldt ook voor een herzieningsronde: gebeurt die in opdracht van de volgende politieke meerderheid? Als ik de opiniepeilingen zie, waarin N-VA en Vlaams Belang mogelijk samen een meerderheid halen, ben ik daar ongerust over.”
Lees ook: Hernieuwde geschiedeniscanon: Karel V eruit, Anton de Kom erin
Meer aandacht voor vrouwen, diversiteit en regionale spreiding. Dat zijn de opvallendste veranderingen in de nieuwe Canon van Nederland, die maandag werd gepresenteerd.