InterviewDonorvader
Zaaddonor Lex (65) stapt uit de anonimiteit: ‘Donoren belanden onterecht in het verdomhoekje’
Deze week besluit de rechter of een spermadonor met terugwerkende kracht anoniem mag zijn. Lex van Wietingen stapte uit de anonimiteit en kreeg er een donordochter bij. ‘Je bent toch nieuwsgierig? Het is wél je kind!’
Zoals zijn dochters zijn genen dragen, zo draagt hij hun voorletters. Lex van Wietingen (65) stroopt zijn mouw op en toont zijn tatoeage. Vier letters, waarvan één in spiegelbeeld. Waar hij drie van de vier als baby in slaap wiegde, voorlas, naar school bracht, een pleister plakte als hun knie geschaafd was, ontmoette hij nummer vier pas drie jaar geleden op station Almelo.
Daar stond ze, Lotte, met haar rug naar hem toe op het perron. Twee kinderen aan haar arm, op hem te wachten. Toen ze zich omdraaide, stond hij versteld. Alsof hij een evenbeeld van zijn andere dochters zag. Heel raar, maar ook vertrouwd. Later schoot het nog vaak door zijn hoofd: hoe kan je fatsoenlijk iemands vader zijn als je 33 jaar hebt gemist?
Lex van Wietingen is een anonieme donor. Althans, dat was hij. Hij heeft zich, nadat hij in de krant las over donorkinderen die worstelden met hun identiteit, bekend gemaakt als nummer 900-301. Via een Facebookgroep voor donorkinderen vond hij Lotte, die in haar dossier datzelfde nummer had zien staan.
Ze stuurden hun DNA naar een Amerikaanse commerciële databank en op de ochtend van 23 juli 2017 kwam het verlossende mailtje binnen: you’ve got a match. Dit is uw dochter, las Lex. Dit is uw vader, las Lotte. En ineens waren ze familie. Na wat appjes op en neer stapte Van Wietingen op de trein naar Almelo, en sindsdien bouwen de twee aan een band.
Door alle verhalen over de sjoemelende vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat hangt er een kwade reuk rondom het doneren van sperma in het verleden, ziet Van Wietingen. “Die hele spermakliek, dat was wel een raar zooitje, denken mensen. Terwijl er honderden goedwillende mensen aan hebben meegewerkt. De hele vruchtbaarheidsindustrie is nu verdacht geworden”, zegt hij.
En dan zijn er nog die twee lopende rechtszaken, waarin donorkinderen proberen de identiteit van hun donorvader te achterhalen met een beroep op het recht op afstammingsinformatie. Het gaat in beide zaken om mannen die eerder aangaven dat hun gegevens gedeeld mochten worden met donorkinderen, maar dat later terugdraaiden.
Van Wietingen schreef een van deze donoren, K34, gedaagd door zijn donordochter Maria, een open brief. ‘Je zou toch zo trots als een hond met zeven staarten moeten zijn, te weten dat zo’n kanjer, zo’n doorzetter als Maria ontstaan is door jouw toedoen. Ik schrijf dit omdat ik niet alleen een gematchte donor ben, maar ook nog eens superblij met en beretrots ben op mijn donordochter.’
Komende woensdag doet de rechter uitspraak in de zaak, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor andere donoren die hun anonimiteit hebben teruggedraaid. Sinds 2004 is het overigens niet meer mogelijk om anoniem zaad te doneren, dat is nu voor de wet verboden.
Hoe kwam u op het idee om die brief te schrijven?
“Ik vind het jammer dat een heleboel donoren vasthouden aan die anonimiteit. Dat ik ervan ben afgestapt, heeft mij alleen maar plezier opgeleverd. Ik kan het verlangen van donorkinderen om te weten waar je vandaan komt, heel goed begrijpen. Ze denken: waar komen die grote handen vandaan, of die dikke neus? Hoe komt het dat ik op mijn twintigste al kaal ben, terwijl de rest van de familie bossen met haar heeft? Ik heb veel donorkinderen ontmoet die rustiger werden nadat ze hun donor ontmoet hebben. Omdat de puzzel opgelost was, omdat ze het verborgen stuk van henzelf, dat ze niet begrepen, ineens wel konden plaatsen.”
Kunt u de terughoudendheid van anonieme donoren begrijpen?
“Ja, misschien zijn ze later getrouwd en hebben ze hun vrouw nooit verteld dat ze zaad doneerden. Of hebben ze geen behoefte aan meer kinderen in hun leven. Maar kijk, donorkinderen staan niet ineens aan de deur en zeggen: ‘Geef mij een deel van de erfenis, betaal mijn studieschuld, vul mijn bijstandsuitkering aan, want jij bent per slot van rekening degene die mij op deze aarde heeft gezet’.
“Volgens de wet is zo’n kind niets van jou. Sommige donorkinderen zeggen: ik hoef alleen maar een foto te zien, of een kop thee te drinken, of een brief te hebben over waar ik vandaan kom. Andere donorkinderen willen meer, een relatie aangaan. De taak van donoren is om alle ramen en deuren open te zetten, zodat ze zoveel mogelijk vindbaar zijn. Ik kan het niet begrijpen als donoren wéten dat ze een kind hebben dat naar ze op zoek is, zoals in die rechtszaken, en zeggen: nee, bedankt. Je bent toch nieuwsgierig? Het is wel je kind!”
Heeft u nagedacht, toen u begon met doneren, over het feit dat uw nageslacht misschien ooit voor de deur zou staan?
“Daar heb ik totaal niet bij stil gestaan, omdat het gebruikelijk was dat die kinderen helemaal niet te horen kregen dat ze van een donor waren. Je moet bedenken dat in die tijd DNA nog iets heel geheimzinnigs was. Je hoorde er wel over, maar je had geen idee dat het zich zou ontwikkelen tot wat het nu is; dat je zo makkelijk kan testen of je aan elkaar verwant bent.”
Waarom begon u eigenlijk met het doneren van zaad?
“Ik was 25 jaar oud en net getrouwd. Ik was in die tijd ook bloeddonor en had een donorcodicil. Ik kom uit een gezin met zes kinderen en zowel mijn oudste broer als mijn zus wilden graag kinderen, maar hadden daar moeite mee. Toen zag ik in een groot artikel in de krant dat er hard spermadonoren nodig waren. Ik dacht: het is feitelijk een kleine moeite. Ik heb het overlegd met mijn vrouw, en die zei: ‘Prima, je helpt er toch mensen mee?’”
In de recente documentaire ‘Het zaad van Karbaat’ komen ook spermadonoren aan het woord die het vooral deden om zoveel mogelijk nageslacht op aarde te zetten. Wat vindt u daarvan?
“Daardoor belanden donoren onterecht in het verdomhoekje. Bijna alle donoren die ik ken handelden te goeder trouw, die deden het omdat ze iemand wilden helpen. En dan zegt op de televisie zo’n donor: ‘Ik heb lekker mijn zaad over de wereld verspreid! Ik heb honderden kinderen, geweldig!’ Ik vind dat een vreemd soort kijk op het leven en ook bezijden de waarheid: het zet spermadonoren in een kwaad daglicht. Aan de andere kant kan ik het mij ook wel voorstellen dat er sommige donoren waren voor wie dit belangrijk was. Ik heb weleens iemand ontmoet die binnen kwam lopen tijdens een bijeenkomst met donorkinderen, en het enige wat hij zei was: ‘Ik had gehoopt hier mijn nageslacht te ontmoeten!’”
Kunt u teruggaan naar het moment dat u begon met donoren?
“Dat was in de jaren tachtig in Leiden, in een oud bankgebouw. Ik weet nog dat ik dat vreemd vond, want dat gebouw leek precies op de bank waar ik werkte. Elke donderdagavond kon je daar terecht en meestal ging ik eens per maand. Na binnenkomst ging ik aan de bar zitten voor een kopje koffie. Als ik aan de beurt was, ging ik naar beneden, de voormalige kluis in: daar was het productiekamertje. Op de gynaecologenbank lagen wat boekjes van verschillende keus. Dan ging ik aan de gang, tot het potje vol was. In feite was het een hele steriele handeling, het was niet – hoe zal ik het zeggen – opwindend. Ik stond in een kamer met tl-verlichting, met mijn broek op mijn enkels, en eigenlijk dacht ik: als het maar gauw klaar is. Halverwege de trap gaf ik mijn potje aan dokter Cees, die het invroor. Dan dronk ik aan de bar een biertje of een cola, en dan was het weer klaar.”
Heeft u in de loop der jaren nooit gedacht aan de kinderen die met uw zaad verwekt zijn?
“Eigenlijk niet. Het enige was dat ik soms over straat liep en iemand zag waarin ik iets van mijzelf herkende, waardoor ik dacht: hee, zou dat er een van mij kunnen zijn? Maar goed, je stapt natuurlijk niet op zo iemand af, en vraagt: ‘Zeg, is jouw vader wel jouw vader?’ Pas toen ik tien jaar geleden in de krant las over donorkinderen die op zoek waren, dacht ik: hier moet ik iets mee. Ik ben toen lid geworden van Stichting Donorkind. Daar heb ik zóveel bijzondere mensen ontmoet, die een verrijking van mijn leven vormen. Ik heb me toen voorgenomen om zoveel mogelijk te doen voor donorkinderen als in mijn vermogen ligt.”
Uiteindelijk heeft u via deze stichting ook Lotte gevonden. Heeft het u veranderd, dat u er ineens een dochter bij had?
“Ja, mijn vrouw Corrie en ik zien Lotte gewoon als een van de kinderen. Wij zien geen verschil meer. Ik heb heel regelmatig app-contact met haar. Even naar Almelo heen en terug doe je niet, helemaal niet in de coronatijd. Ik ben trots op mijn grote gezin. Kijk, daar boven die tafel hangt de foto van iedereen bij elkaar. Die foto is genomen op mijn eerste verjaardag dat we allemaal compleet waren. We gaan ook ieder jaar met een van de kinderen op vakantie. Anderhalf jaar geleden zijn we ook met Lotte en haar man een lang weekend weggeweest naar een huisje in Gelderland. Dat ging hartstikke leuk.”
Noemt zij u ook vader?
“Nee, het is altijd Lex.”
Vindt u dat moeilijk?
“Nee, ik vind dat wel prettig. Dat ze Lex zegt, voelt ook vertrouwd – en daar gaat het om. Haar jongste noemt mij wel opa.”
Heeft u zich nooit schuldig gevoeld tegenover haar, dat u niet in de buurt was in haar jeugd?
“Ik heb niet aan haar bed gezeten of haar luiers verschoond. Ik heb een dochter gekregen van 33. Dus ja, dat is heel raar. Zij is een hele zelfstandige vrouw met een hele eigen mening. Ze is opgegroeid met een vader, maar daar had ze niet veel mee. Mij ziet ze ook niet als een vader. Maar wel gewoon als iemand met wie ze verbonden is. Nee, dat schuldgevoel heb ik niet. Ik hoop maar dat er iemand anders aan haar bed heeft gezeten en heeft voorgelezen. Die kleine dingen, dát vormt een vader-kind-relatie.”
Spermadonoren anno nu
Waar in de jaren tachtig nog duizenden mannen sperma doneerden, zijn het er nu nog maar enkele honderden, zegt hoogleraar voorplantingsgeneeskunde Annemiek Nap. Precieze aantallen zijn niet bekend en worden niet centraal verzameld. Sinds 2004, het jaar waarin anoniem donoren verboden werd, daalt het aantal donoren. Inmiddels zijn er bij alle spermabanken lange wachtlijsten, aldus Nap.
Wensouders kunnen zelf een donor meenemen, bijvoorbeeld een familielid of vriend, dan zijn de wachtlijsten korter, of ze maken gebruik van een donor die zich heeft aangemeld bij een spermabank. Door het tekort aan donoren maken steeds meer vrouwen gebruik van commerciële spermabanken, zoals Cryos uit Denemarken.
Het lijkt me moeilijk om zo’n relatie nog te vormen als iemand al 33 is.
“Dat kan ook niet. De relatie die ik met haar heb is anders dan die met mijn eigen kinderen. Mijn oudste dochter zit niet goed in haar vel nu en dan gaan we een dagje wandelen in de duinen en zien we wel of we praten. Dat zou ik met Lotte niet doen. Soms denk ik weleens: wat kan ik nog als vader voor mijn vier volwassen dochters betekenen? Ik zou de staatsloterij willen winnen en voor alle vier een hartstikke gaaf huis kopen, zodat ze alle vrijheid en ruimte hebben. Maar die achttien miljoen zijn dit jaar weer niet bij mij terechtgekomen. Ik blijf wel ieder jaar een staatslot voor mijn dochters kopen.”
Wat als u nog meer kinderen heeft? Gaat u met hen dan ook zo’n relatie aan? Misschien lezen ze toevallig dit interview en zien ze een man op wie ze lijken. Wat zou u tegen hen zeggen?
“Ze zijn hartstikke welkom! Of althans, ik sta open voor hun wensen. Ik verwacht het niet, dat ze aankloppen, maar het kan altijd. Ik heb bij de spermakliniek opgevraagd hoeveel concepties er zijn geweest met mijn zaad, en dat zijn er vijf tot mogelijk zeven. De ervaring is wel dat mensen op hun sterfbed ineens nog aan hun kinderen vertellen dat ze van een donor zijn – dus het kan dat er nog kinderen naar mij op zoek gaan. Ik voel niet per se een verlangen om hen te ontmoeten, maar wel een soort nieuwsgierigheid. Als er zich ooit nog één aandient, dan hoop ik eigenlijk een keer op een zoon. En dan hoop ik óók dat hij fan is van de juiste voetbalclub…”
Lees ook:
Maria (22) wil alleen de naam en het gezicht van haar vader, K34, kennen
Donorkind Maria schrijft historie: ze heeft de rechter ingeschakeld om te achterhalen wie haar biologische vader is. Komende woensdag doet de rechter uitspraak. De zaak draait om een ethisch dilemma: wiens rechten wegen zwaarder, die van een kind om haar wortels te kennen, of een ouder om anoniem te blijven?