Sociale woongemeenschappen zijn in opkomst. Nederland kent tientallen projecten waar huurders samenwonen met mensen die ondersteuning nodig hebben. ‘Mensen hier houden er rekening mee dat ik dingen niet altijd expres doe.’
Het gesprek bij de woningcorporatie voelt een beetje als solliciteren. Als Edyurika Sambo in 2018 moet motiveren waarom ze zo graag in De Molen wil wonen, is het net alsof ze opnieuw opgaat voor haar baan als operatieassistente. Ze vertelt over zichzelf en wat ze denkt te kunnen bijdragen aan het Houtense project. De zenuwen zijn navenant. Daarna zet ze zich met andere gegadigden aan een groepsopdracht. Sambo vindt het verwarrend en leuk tegelijk, zo’n procedure voor woningtoewijzing.
De huidige voorzitter van de woonvereniging doorstaat de test. Ze woont nu drie jaar in het complex, waar (ex-)cliënten van drie zorginstellingen samenwonen met reguliere huurders. Het idee is dat ze voor elkaar klaarstaan wanneer dat nodig is. “Het kunnen tienermoeders zijn, mensen met een verstandelijke beperking of bewoners die psychisch in de knoop zitten. We betuttelen hen niet, maar helpen hen wel onderdeel te zijn van de samenleving. Het leuke is dat ik hier al mijn buren ken. Op mijn verjaardag komt iedereen binnenlopen, terwijl in mijn vorige appartement de mensen elkaar amper groetten.”
Het gemengd wonen, tussen mensen die begeleiding behoeven en de vaste bewoners, is in opkomst. Een ontwikkeling die in 2003 begint met de oplevering van ’t Groene Sticht in Utrecht, waar dak- en thuislozen een buurtje vormen met mensen die iets voor hen willen betekenen. Daarna blijft het een tijdje stil, tot halverwege het vorige decennium de belangstelling bij gemeenten, corporaties en bewonersgroepen voor zulke projecten weer aanwakkert. Inmiddels zijn er tientallen van dit soort gemengde woonvormen met ‘dragers’ en ‘vragers’.
Kwetsbare mensen worden vaak weggekeken of kijken zelf weg
Eigenlijk is het een logische ontwikkeling, zegt Maarten Davelaar. Hij is medeoprichter van de Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen (verbonden aan de Hogeschool Utrecht) en doet veel onderzoek naar de ervaringen. “Het is lastig om kwetsbare mensen een plek in de maatschappij te geven. Ze worden vaak weggekeken of kijken zelf weg. Als je een buurt kunt creëren waar ze welkom zijn en buren hen groeten, dan is dat heel fijn.”
De bestaande woonvormen kennen een grote diversiteit. De kwetsbare groep kan bestaan uit mensen die vanuit een beschermd woonproject de volgende stap zetten, maar bijvoorbeeld ook uit statushouders of jongeren afkomstig uit de jeugdzorg. Soms zijn de projecten tijdelijk, steeds vaker permanent.
Een belangrijke voorwaarde voor succes is volgens Davelaar dat zorgorganisaties zich niet terugtrekken. “Het is niet de bedoeling dat de andere bewoners halve hulpverleners worden. Je moet er ook niet direct te hoge verwachtingen van hebben. Iemand verandert niet binnen een jaar tot een enorm blij persoon. Met iemand die psychisch ontregeld is, is het al mooi wanneer je na een half jaar samen een kop koffie drinkt. Het kost soms tijd om te wennen aan elkaar.”
In Houten is de 22-jarige Anoek Wenting een van de eerste bewoners. Bemiddeling van de gemeente brengt haar drie jaar geleden in De Molen, als ze door omstandigheden niet meer thuis kan wonen. De activiteiten die de bewoners met elkaar organiseren, zorgen ervoor dat ze zich direct geaccepteerd voelt. “Na een feest heb ik een hele avond met mijn overbuurman zitten kletsen. Dat voelde ergens vreemd, maar tegelijkertijd heel goed. Ik vertelde veel over mezelf. Lange tijd is hij de enige geweest die mijn achtergrond kende.”
In De Molen wordt alles al snel beter voor Wenting. Het leven lacht haar weer toe. “Medebewoners bieden hier aan om met me te praten. Alleen die mogelijkheid is al een grote steun. Soms heb je gewoon wat hulp nodig van de maatschappij.” Inmiddels is ze, zoals ze dat hier noemen, omgeklapt. De vrager is een drager geworden. “Nu kan ik zelf een luisterend oor zijn voor andere bewoners. Mensen kunnen tegenwoordig bij mij terecht.”
Precies de juiste schaal: niet te groot en niet te klein
De Molen bestaat uit ruim zeventig appartementen. Door de beperkte afmetingen bestaat de populatie overwegend uit starters. De omvang van het complex is precies goed, zegt Davelaar. Bij grotere projecten ziet hij vaak dat de grootschaligheid tot anonimiteit leidt. “Je moet elkaar van gezicht kennen. Een andere voorwaarde voor succes is om geen duidelijk onderscheid te maken tussen vragende en dragende bewoners. Anders pin je bewoners toch vast op hun beperking. Bovendien gaat iemand zich dan ook als vrager gedragen. ‘Hé, jij ging toch leuke dingen met mij doen?’
Om het contact op gang te brengen, is het van belang dat reguliere bewoners worden voorgelicht. Als ze weten wat het is om een zware vorm van autisme te hebben of psychoses door te maken, kunnen ze een betere buur zijn voor de ander.”
Een periodiek zorgoverleg helpt daarbij, heeft Sambo al ervaren. “We hebben een bewoner die soms begint te schreeuwen. ’s Winters doet hij dat op de gang, in de zomer op het balkon. Wij zijn een vangnet voor dagelijkse dingen, maar voor zulke situaties zijn we niet opgeleid. Door onze gesprekken met zijn begeleider zijn er toch een paar bewoners die nu weten hoe ze hem kunnen benaderen. De nauwe contacten met de zorginstellingen maken het ook makkelijker om aan de bel te trekken als we ons zorgen om iemand maken.”
De Bredase wethouder van wonen kijkt samen met de bestuursvoorzitter van woningcorporatie WonenBreburg en de vertegenwoordigster van vier betrokken zorgpartners lachend de camera in. In ieders hand een schop, op de hoofden een bouwhelm. Hier in de Bredase wijk Heuvel start eerder deze maand de bouw van een complex dat ook moet leiden tot, zoals dat wordt genoemd, ‘een sociale community waarin iedereen meetelt’. De verwachtingen zijn hoog. Wie hier wil komen wonen, wordt eerst uitgenodigd voor een gesprek om te kunnen inschatten of die persoon daadwerkelijk iets aan de minigemeenschap kan bijdragen.
Je legt makkelijker contact met de buren
Reguliere huurders komen hier vanaf 2023 samenleven met mensen die uit een beschermd woonproject komen. Voor die laatste groep is dat een grote stap, zegt programmamaker Suzanne van Rossum van de Stichting Maatschappelijke Opvang Breda. “De wetenschap dat medebewoners een goede buur willen zijn, maakt het voor hen zo veel makkelijker om contact te leggen voor een kleine vraag of gewoon een praatje.” In een doorsnee woonomgeving werkt dat anders. “Dan ben je afhankelijk van een toevallig enthousiaste wijkbewoner. Als we niet actief aan een gemeenschap bouwen, bestaat het risico dat er weinig begrip is voor deze mensen.”
Iedereen draagt bij Het samenwonen werkt twee kanten op. Ook de bewoners die hier vanuit de zorginstellingen komen wonen, moeten iets bijdragen. Al is het maar een band plakken van iemand die daar zelf moeite mee heeft of een reparatieklusje bij de buurman. “Dat is vanaf het begin helder”, zegt directeur Caroline Timmermans van WonenBreburg. “Iedereen moet zich bewust zijn van de rol die hij gaat spelen. Natuurlijk is dat niet maakbaar. De een zal er ook meer energie voor hebben dan de ander. Maar er komt zeker iets over in het wooncontract te staan. Mensen worden echt lid van een vereniging. Als blijkt dat het niet past, is het beter om iemand onder te brengen in een ander type wooncomplex.”
Een selectie op basis van motivatie is logisch, vindt Davelaar. Lokale regels bieden ruimte voor woningtoewijzing op deze manier. “De animo is vaak groot, ook vanwege de gigantische woningnood natuurlijk. Motivatiegesprekken helpen om de meest geschikte mensen uit te kiezen. Regelmatig worden bestaande bewoners bij de procedure betrokken, dat maakt het al moeilijker om een mooi verhaal op te hangen en later niets bij te dragen.”
Davelaar vergelijkt het gemengd wonen met de oude kloostertraditie, waar ook onderdak was voor mensen die tijdelijk steun nodig hadden. “Of de woonwerkgemeenschappen van de Emmausbeweging. Er is een behoefte aan projecten waar bijzondere doelgroepen weer een plek in de samenleving krijgen. Die ontwikkeling neemt echt een vlucht de laatste jaren.”
Het is hier allemaal niet standaard
Omdat er veel tussenvormen bestaan, is het lastig om harde cijfers te noemen. Maar volgens Davelaar wonen alleen al in Utrecht, de koploper op dit vlak, enkele honderden voormalige daklozen in dit soort projecten. Hij constateert dat de woongemeenschappen in de eerste plaats goed werken voor degenen die ondersteuning nodig hebben. “Van de andere kant vinden ook reguliere huurders het vaak leuk wonen. Ze komen in contact met mensen die ze anders niet snel tegenkomen. En er wordt vaak veel georganiseerd: samen koffie drinken, de tuin onderhouden, filmavonden. Het is allemaal niet standaard.”
Soms is het balanceren geblazen. Vinden mensen het fijn om op hun specifieke problematiek te worden aangesproken of juist niet? In haar tijd als bestuurslid van de woonvereniging in De Molen worstelt Esther van Dijk daar best eens mee. “Je wilt elkaar begrijpen, maar de ander ook niet anders behandelen. Dat geeft best een spanningsveld. Sommigen zijn heel open over zichzelf, maar dat geldt niet voor iedereen. Het mooie is wel dat in zo’n gemeenschap niets als vreemd wordt gezien. Je mag hier jezelf zijn, die wetenschap is vaak al genoeg.”
Een van de bewoonsters die inderdaad zichzelf is, is Dorien Fransz (36). Ze kan redelijk goed zelfstandig wonen. Maar structuur in het leven brengen, vormt een probleem. Net als het onderhoud van haar appartement. “Ik heb al eens gewandeld met iemand uit mijn gang, soms komen mensen een praatje maken. En als ik eens weg ben, geef ik de sleutel aan een medebewoner die voor mijn kat kan zorgen. Met Sinterklaas hebben we lootjes getrokken en surprises bij elkaar voor de deur gelegd.”
De buren gaan niet gelijk klagen
Soms spreken buren Fransz ergens op aan. Ze kan het goed hebben. “Bijvoorbeeld als ik een vuilniszak in de gang leg die erg ruikt. In plaats van gelijk te gaan klagen, vragen ze aan mij of ik het wil opruimen. Mensen houden er rekening mee dat ik dingen niet altijd expres doe.”
De insteek in De Molen is dat ongeveer een vijfde van de bewoners uit zorgvragers bestaat. Door het verloop lukt dat niet altijd, zegt Wouter Bakker van de woonvereniging en leider van de tuincommissie. “Soms zijn er ook bewoners die op enig moment geen zorg meer nodig hebben en daarmee een reguliere huurder worden. Van sommige problematieken kun je er ook meer hebben dan van andere. Dus het cijfer is niet heel hard. Maar als er nieuwe bewoners komen, denken we altijd na over de juiste balans.”
Lees ook:
In deze christelijke woongroep in Delft letten ze op elkaar en op de buurt
Vier gezinnen en vijf singles delen in de Delftse woonwijk Voorhof hun dagelijks leven én levensovertuiging. ‘Wij doorbreken gescheiden werelden.’