Autochtone Nederlanders zien weinig heil in excuses voor het slavernijverleden, waar vooral de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap om vraagt. Wat is de zin van excuses als het draagvlak zo gering is? Doen andere landen dat wel? Wat kost het? Waarom zijn Marokkanen warm voorstander en kan het Indonesische Nederlanders minder schelen? Vijf experts geven het antwoord.
‘Irritatie kan een extra reden zijn om excuses te maken’
Wouter Veraart is hoogleraar rechtsfilosofie aan de VU
Wouter Veraart: “Nederlandse excuses voor de slavernij zouden wereldwijd geen unicum zijn, zegt Wouter Veraart. Benin en Ghana deden dat. Ook het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden en de Senaat, plus enkele Amerikaanse staten, namen die stap. En steden als Londen, Liverpool en Charleston gingen Amsterdam en Rotterdam voor.
“Frankrijk kent sinds 2001 een wet die het slavernijverleden, zowel de slavenhandel als de plantageslavernij, een misdrijf tegen de menselijkheid noemt. Ik vind dat een krachtige manier van excuses aanbieden. Een wetgever geeft met terugwerkende kracht een kwalificatie aan slavernij – los van de consequenties die je aan zulke excuses zou moeten verbinden. Je kunt dan niet meer zeggen dat er eigenlijk niet zo veel aan de hand was.
Verantwoording
Tussen 22 en 25 januari heeft I&O Research 1241 Nederlanders van 18 jaar of ouder gevraagd naar hun opvattingen over nationale excuses voor het slavernijverleden. Het grootste deel van de deelnemers (1086) is afkomstig uit het I&O Research Panel. Daarnaast vulden 155 Nederlanders met een migratieachtergrond de vragenlijst in via het panel van PanelClix.
“Je moet bij de vraag ‘hoe bied je succesvol excuses aan voor slavernij?’ proberen te leren van andere voorbeelden. Heel belangrijk is het proces: geef daarin de representanten van de slachtoffers een luide stem. Dat heeft de Nederlandse regering eind jaren negentig gedaan rond het vraagstuk van het gebrekkig verlopen Joodse rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog. Historici en onderzoekscommissies brachten de Nederlandse betrokkenheid bij de beroving van Joodse eigendommen in de oorlog aan het licht, en ook wat er na de oorlog fout is gelopen bij het rechtsherstel.
“Na goede gesprekken en onderhandelingen tussen representanten van de Joodse gedupeerden en de Nederlandse regering kwamen excuses, en een materieel gebaar. Het is een succes geworden doordat de Joodse organisaties die de getroffenen vertegenwoordigden vanaf het begin zijn betrokken bij het benoemen van het probleem, het denken over oplossingen en het denken over excuses. Wat hoort daar in de omstandigheden bij?
“Welke groepen precies wie vertegenwoordigen is altijd een moeilijke kwestie, die speelde tijdens het Joodse rechtsherstel ook. Welke clubs representeren wie? Het begint met praten met mensen die er meer van weten, met groepen die draagvlak in de gemeenschappen hebben.
“De uitkomst van deze enquête vind ik een goed argument om wel excuses te maken. Dat de meerderheid er eerder onverschillig tegenover staat of het soms zelfs irritant vindt, kan een extra reden zijn om het wel te doen, want ik kan me voorstellen dat de behoefte aan excuses bij minderheidsgroepen deels te maken heeft met die onverschillige houding van de meerderheid.
“Je hoort vaak dat excuses alleen waarde kunnen hebben als ze komen van iemand die zelf rechtstreeks verantwoordelijkheid draagt voor het onrecht, en dat excuses voor slavernij daarom onzinnig zijn. Maar dan mis je het idee dat bepaalde typen onrecht door generaties heen gaan.
“Iedere regering, ook de huidige, heeft te maken met die erfenis, en zal zich soms moeten verhouden tot zwarte bladzijden uit het verleden. Regeringen, en ook stadsbesturen, zijn rechtsopvolgers van voorgaande regeringen en stadsbesturen, en in die zin bevoegd om historisch onrecht te adresseren en te repareren.
“Tegenover het argument ‘dan kun je wel teruggaan tot de hunebedden’ staat dat het koloniale onrecht, inclusief het slavernijverleden, sterk doorwerkt in het heden. Veelzeggend is dat ook Rutte vorig jaar de term ‘systemisch racisme’ heeft gebruikt. Dat kun je niet bestrijden zonder oog te hebben voor het onverwerkte koloniale verleden.”
‘Ik verwacht van een premier dat hij gemeenschappen met elkaar verbindt’
Peggy Wijntuin was PvdA-raadslid in Rotterdam. Ze nam het initiatiefnemer voor het Slavernijmonument Rotterdam en gaf de aanzet tot het onderzoek naar Rotterdamse betrokkenheid bij de slavenhandel.
Peggy Wijntuin : “Het mooie is dat het Slavernij Monument Rotterdam de plek is geworden waar jaarlijks de herdenking van de afschaffing van de slavernij plaatsvindt, en waar burgemeester Aboutaleb in 2018 pleitte voor excuses op nationaal niveau”, zegt Peggy Wijntuin.
In 2017 diende Wijntuin in de raad een motie in om historici Rotterdams betrokkenheid bij de slavernij te laten onderzoeken. Dat leidde vorig jaar tot drie boeken die aantonen dat Rotterdam tot over zijn oren in de slavernij zat. ‘Monumenten tegen onwetendheid’, noemt ze de boeken. Wijntuin: “Tijdens de realisatie van het slavernijmonument kreeg ik van sommige autochtone Rotterdammers verbaasde of negatieve reacties: hoezo, wat heeft Rotterdam nou met slavernij te maken? Daarom wilde ik dat onderzoek, meer feiten over het slavernijverleden, en dat Rotterdammers daar via onderwijs en musea kennis van zouden nemen.”
Haar motie leidde tot eenzelfde initiatief in de Amsterdamse gemeenteraad. Ook die stad presenteerde vorig jaar de resultaten van onderzoek, met dezelfde conclusies als die in Rotterdam. Beide steden hebben grootschalig geprofiteerd van slavernij, en stadsbestuurders zaten tot over hun oren in slavenhandel en slavenarbeid op plantages overzee.
De Amsterdamse raad zag het onderzoek van meet af als opmaat voor excuses, en wil die aanbieden op 1 juli, Ketikoti. Mogelijk gaat ook Rotterdam op termijn excuses aanbieden. Wijntuin: “Ik had niet de vooropgezette bedoeling dat het Rotterdamse onderzoek zou leiden tot excuses. Maar ik vind het heel mooi dat het college van B enW vorige maand het initiatief heeft genomen om rond de tafel te zitten met diverse partijen, en de mogelijkheid van excuses te onderzoeken, eventueel samen met Amsterdam, en ook met de regering.”
Nationale excuses, zo blijkt uit de peiling die Trouw heeft laten verrichten, vindt maar 30 procent van de Nederlanders een goed idee. De meesten vinden dat je geen excuses kunt aanbieden voor iets wat vorige generaties op hun geweten hebben.
Wijntuin: “Dat heb ik zo vaak gehoord, dat het zo lang geleden is, en dat er geen directe belanghebbenden meer zijn. Maar voor mij is de slavernij niet iets wat ver weg is: ik ben de vierde generatie sinds de afschaffing van de slavernij, op 1 juli 1863. Mijn krotoema (overgrootmoeder) heeft het nog meegemaakt. En mijn moeder, haar kleinkind, is door haar grootgebracht. Dat slavernijverhaal heeft in mijn moeder gezeten, en al haar dromen en strijdbaarheid zitten in mij.
“Het is belangrijk om te weten waarom de wereld er uitziet zoals ze er uitziet, waarom Rotterdam een wereldhaven is geworden, en waarom ik hier ben. Ik ben hier omdat jullie daar waren. Geschiedenis bestaat uit drie woorden – geschied en is: het verleden werkt door in het heden. De wereldzeeën die bevaren zijn, de veroveringen en de gruwelijke daden die Nederland heeft verricht, kwamen voort uit superioriteitsdenken, en dat denken werkt door. Het gaat om de erkenning van dat gezamenlijke verleden.”
Wijntuin juicht nationale excuses van harte toe. “Als elke stad apart – en de ene wel de andere niet – excuses gaat aanbieden, geeft dat een onvolledig beeld van wat Nederland als land, als natie heeft gedaan.”
Premier Rutte gaf vorig jaar te kennen dat hij vreest dat excuses aanbieden voor slavernij polarisatie zou aanwakkeren. Als 70 procent van de Nederlanders excuses niet zit zitten, en 70 procent van de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap wel, zoals blijkt uit de peiling die Trouw liet doen, zou hij daarin dan geen gelijk kunnen hebben? Wijntuin: “Ik verwacht van een premier dat hij gemeenschappen met elkaar verbindt. Ik zou het mooi vinden als hij het initiatief neemt voor een verzoeningscommissie, om te kijken hoe we de pijn uit het verleden met elkaar kunnen helen.
“Bij hem hebben we gezien dat hij vertraagd tot inzichten komt: pas vorig jaar heeft hij gezegd dat hij tot de overtuiging is gekomen dat in Nederland sprake is van ‘systemisch racisme’. Het duurt bij hem wat lang, maar ik zou hopen dat hij bruggen slaat tussen degenen die niet inzien voor wie excuses moeten dienen, en het deel van de bevolking voor wie excuses iets substantieels betekent.”
‘Nationale excuses zouden ook moeten gelden voor de Oost’
Reggie Baay Heeft met zijn boek Daar werd wat gruwelijks verricht (2015) bijgedragen aan het slavernijbesef in Nederland. Volgens schattingen zijn in VOC-gebied 600.000 tot 1,1 miljoen mensen tot slaaf gemaakt.
Reggie Baay: “Ik ben niet verbaasd over die geringe betrokkenheid van de Indische en Indonesische gemeenschap die blijkt uit de enquête (41 procent vindt slavernijonderzoek belangrijk, ongeveer de helft is tegen het maken van excuses door Nederland, red.). Er bestaan grote verschillen tussen Indonesische en Afro-Caribische nazaten van slaafgemaakten.
“De nazaten die in Indonesië en ook hier wonen, weten vaak zelf niet dat ze afstammen van slaafgemaakten. In de West werd bijvoorbeeld de slaaf van meneer Banfort geadministreerd als Johannes van Banfort. In de Oost werden slaven vaak met toponiemen geadministreerd, zeg ‘Johannes van Batavia’. Zijn kind kon ‘Karel van Makassar heten. Velen werden slecht of soms helemaal niet geregistreerd, en na de afschaffing van de slavernij namen ze een inheemse naam aan. Die lijnen zijn dus niet meer na te gaan.
“Als Nederlandse kolonialen kinderen erkenden die ze bij slavinnen hadden verwekt, kregen die hun vaders naam. Van hen woont een fiks aantal in Nederland, maar ze weten niet dat ze een tot slaaf gemaakte Aziatische vrouw als voorouder hebben, of ontkennen dat. ‘Ik heb een Spaanse of Portugese voorvader, vandaar mijn kleur’.
“Die koloniale last dragen mensen met zich mee. Indische Nederlanders, van gemengde komaf stammen vrijwel altijd af van een Nederlandse man en een veelal weggemoffelde Indonesische vrouw. In de koloniale tijd verdoezelde je zo’n Aziatische afkomst het liefst: die zorgde voor discriminatie, op de arbeidsmarkt en sociaal.
“Bovendien: voor zwarte nazaten is slavernij het ‘main item’ als het gaat om koloniale geschiedenis. Voor Indonesië is slavernij een van de vele heikele onderwerpen van drieënhalve eeuw, die begint met de kolonisatie door de VOC, de volkerenmoord op Banda, het cultuurstelsel, de koelie-arbeid in Deli tot en met de misdaden tijdens dekolonisatie-oorlog.
“Excuses kunnen bijdragen aan ons collectieve nationale bewustzijn. Maar dan moeten die excuses ook gelden voor de Oost.”
‘Hoe gaan we nu met elkaar om, wie bepaalt hier de norm?’
Kathleen Ferrier, oud-Kamerlid voor het CDA. Droeg in 2019 de Anton de Komlezing voor, die ze uitwerkte in haar boek Hoe wij hier ook samen kwamen.
Verhalen, daarmee begint de heling die nodig is in de verwerking van het slavernijverleden. Als voorbeeld wijst Kathleen Ferrier naar de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie onder leiding van aartsbisschop Desmond Tutu.
“Ik vind excuses aanbieden belangrijk omdat je daarmee je eigen positie relativeert en de ander op de voorgrond plaatst. Het gaat om erkenning van de misdaden van toen, door de schuldigen van toen: de staat, de stadsbesturen, de kerk.
“Maar excuses moeten niet het doel zijn, het is niet het eind van de dialoog, als in ‘We hebben excuses aangeboden, dus hou nu op met zeuren’. Excuses zijn het begin van een helend, spiritueel proces.
“De Waarheids- en Verzoeningscommissie van aartsbisschop Desmond Tutu in Zuid-Afrika kan als voorbeeld dienen. Die kende vier fases: het vertellen van verhalen, het benoemen van de pijn, vervolgens kwam de verzoening, en als laatste het loslaten.
“De verhalen moeten vooral gaan over hoe dat slavernijverleden doorwerkt in het heden, in vaak onbewuste gevoelens van superioriteit en inferioriteit.
“Tijdens de Black Lives Matter-protesten gingen witte mensen ineens dingen inzien waar ze zich nooit van bewust waren geweest. Dat je als zwarte gecontroleerd wordt als je op Schiphol aankomt. Dat zwarte jongens gevolgd worden in de schoenenwinkel. Dat mensen in de zorg niet willen bidden met een zwarte dominee. Dat vrouwen niet door een zwarte geholpen willen worden tijdens een bevalling. Dat NOS-journalist Gerri Eickhof in de tuin van een bekende Nederlander die hij gaat interviewen van de echtgenote te horen krijgt ‘Ga weg, je hebt hier niets te zoeken’. Voor veel mensen waren dat eyeopeners, terwijl het voor anderen dagelijkse realiteit is.
“De commissie zou ook witte mensen hun verhaal moeten laten vertellen, degenen die het gevoel hebben dat hun wereld wordt afgepakt door anderen, ‘in mijn portiek wordt niet meer mijn taal gesproken’. Jazeker, dat heeft ook met slavernij te maken, want het heeft te maken met breuklijnen in de Nederlandse samenleving, en die zijn begonnen in de tijd van de slavernij in Suriname en het Caribisch gebied. Tijdens de slavernij zijn mensen bewust ontmenselijkt, om vervolgens met ze te kunnen doen wat men wilde. Dat speelt niet bij immigratie uit Turkije of Marokko of omgang met vluchtelingen, maar ook zij zijn door een breuklijn gescheiden van autochtone Nederlanders.
“Waar het op aankomt is de vraag: hoe gaan we nu met elkaar om, in een en dezelfde samenleving met verschillende culturen en geschiedenissen. En wie bepaalt hier de norm? Dat zijn meestal de mensen in de geprivilegieerde posities. Dat zou moeten veranderen en daarom moeten alle perspectieven en alle verhalen aan de orde komen. Door het delen van de pijn – van iedereen die zich achtergesteld voelt – kun je komen tot een gemeenschappelijke taal en gemeenschappelijke symbolen. Die hebben we nu niet.
“Het theatrale aspect van de commissie van Tutu was onderdeel van het succes ervan. Wij hebben ook een grote bijeenkomst nodig, een ritueel proces waarin het gaat om heling. Leg de verhalen vast in een digitaal document, toon ze op YouTube, en laat een selectie zien op televisie.
“De grote vraag is: hoe zorg je ervoor dat mensen die nu niet geïnteresseerd zijn in het verhaal van de ander wel geïnteresseerd raken? Ik weet zeker dat er heel goede programmamakers zijn die dat kunnen.”
‘Het debat over slavernij ligt zeer gevoelig onder Marokkanen’
Abdelkader Benali schreef vorig jaar een essay over de Nederlandse kaper Jan Janszoon, alias Moerad Raïs (1570-1641), die als admiraal in de stadstaat Salé (Rabat) witte slaven maakte en verhandelde.
Abdelkader Benali : “Dat twee derde van de Marokkanen vindt dat Nederland excuses moet aanbieden voor zijn slavernijverleden, snap ik wel. Strijd tegen racisme leeft erg onder Marokkaanse jongeren in Nederland, zie ik in mijn omgeving; een dochter van een vriend van me ging ook naar de Dam voor de BLM-demonstratie. En natuurlijk is het ook altijd fijn om de dominante, onderdrukkende cultuur sorry te laten zeggen: ‘die Bakra’s moeten maar eens met de billen bloot!’
“Marokkanen zien de geschiedenis van de witte slaven als een marginaal verschijnsel, uit een tijd dat Marokko verdeeld en zwak was. Marokko bond de strijd tegen het Westen aan met piraterij, en die Europese slaven waren in die strijd een soort bijvangst, wisselgeld. Europeanen konden die witte slaven vrijkopen voor geld, kanonnen of handelsprivileges. Niemand in Marokko denkt ‘wat hebben we ze aangedaan’.
“Marokko heeft ook zwarte Afrikanen tot slaaf gemaakt, zij het in veel kleinere aantallen dan het Westen deed. Sultan Ismail (die regeerde van 1672 tot 1727) had een eliteleger van slaafgemaakte Afrikanen. Die konden later carrière maken en mengden zich door huwelijken, maar hun status bleef laag.
“Er is wel debat over huidskleur en het feit dat Marokkanen slavenhouders waren, maar alleen in academische kringen. Het ligt zeer gevoelig, want het raakt aan religie – moslims mogen geen moslimslaven houden – en ook aan de maatschappelijke hypocrisie. De dominante cultuur in Marokko is wit – wit wordt gezien als mooi, in die zin is Marokko een racistische samenleving.”
Lees ook:
Nederlanders vinden slavernijverleden ernstig, maar achten excuses niet op zijn plaats
De meeste Nederlanders (56 procent) vinden dat ons land een ‘ernstige’ rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de slavernij. Maar gevraagd of dat moet leiden tot excuses zegt 55 procent nee.