Gezichtsherkenning
Politie gebruikte 1300 keer gezichtsherkenning, maar wil de burger dat wel?
De politie experimenteert volop met technologie. Het Rathenau Instituut zocht uit wat de burger daar eigenlijk van vindt.
Ruim 1300 keer zette de politie vorig jaar gezichtsherkenningssoftware in om verdachten op te sporen. Beelden van bijvoorbeeld een inbreker of liquidatieverdachte werden door de computer vergeleken met de database van de politie met daarin foto’s van 1,3 miljoen mensen. Dik honderd keer leidde dat tot een herkenning, blijkt uit antwoorden van minister Ferd Grapperhaus van justitie op Kamervragen.
De gezichtsherkenning is een voorbeeld van een politie die in toenemende mate technologie gebruikt als ondersteuning van het werk. De mogelijkheden zijn veelzijdig. Zo kunnen camera’s nummerplaten lezen en vergelijken met een database van gestolen auto’s, geluidsmeters proberen opstootjes in een vroeg stadium te herkennen en data-analyses bepalen waar agenten extra gaan surveilleren.
De politie ziet de technologie op dit moment als toegevoegde waarde, zegt Theo van der Plas, programmadirecteur digitalisering en cybercriminaliteit. “Zo kan het ons helpen om agenten in te zetten daar waar ze nodig zijn.”
Wel is het volgens Van der Plas ook belangrijk dat de burger die toegevoegde waarde ziet. Daarom gaf de politie het Rathenau Instituut de opdracht onderzoek te doen naar de acceptatie van politiesensoren. Dat leverde een lijst met acht ‘spelregels’ op. Zo willen burgers dat de politie transparant en helder communiceert over de inzet van technologie, is het waarborgen van de persoonlijke vrijheid voor mensen belangrijk, en mag het niet ten kosten gaan van ‘blauw op straat’.
Niet altijd en overal
Van der Plas noemt het onderzoek waardevol. “Je krijgt weleens de indruk dat veel mensen makkelijk met hun privédata omgaan en denken: het is allemaal niet zo belangrijk. Maar dat beeld klopt niet. Burgers willen dat wij als politie gebruikmaken van de beschikbare technische mogelijkheden om de veiligheid te verbeteren, maar zeker niet altijd en overal.”
Zo constateert Rathenau dat mensen de inzet van technologie op drukke plekken waar ze zich onveilig voelen meer accepteren dan op rustige locaties. Ook het type delict speelt een belangrijke rol. Gebruikt de politie bijvoorbeeld gezichtsherkenning om een overvaller te pakken, dan vinden de meesten dat goed. Gaat het om kleine overtredingen, zoals afval op straat gooien, dan gaat dat volgens veel ondervraagden te ver.
Volgens Van der Plas zitten burgers daarmee op één lijn met de politie. Dat de mogelijkheden van sensoren toenemen betekent volgens hem niet dat de politie ze onbegrensd inzet.
Wat er dan wel beter kan? Wellicht de communicatie over waar de politie precies mee bezig is, aldus Van der Plas. “Het moet niet zo zijn dat mensen over een tijdje beseffen dat wij al zes stappen verder zijn met de inzet van sensoren, terwijl ze denken: maar dat willen we helemaal niet.”
Wie zijn de 1,3 miljoen mensen in de politiedatabase?
In principe maakt de politie foto’s van mensen die verdacht worden van een misdrijf waar minimaal vier jaar gevangenisstraf op staat. Dat geldt niet voor degenen die voor 2010 verdachte waren: toen bestond die grens van minimaal vier jaar nog niet. De foto’s worden tussen de twintig en tachtig jaar bewaard in de politiedatabase. De minister noemt die bewaartermijn te onduidelijk en zegt te kijken of het beleid moet worden aangepast.
Lees ook
Met camera’s en sensors is een winkeldief straks op grote afstand te herkennen
Zakkenrollerij en winkeldiefstal zijn een hardnekkig probleem in het outletcentrum in Roermond. De politie hoopt dat met sensoren en computerkracht de kop in te drukken.