ReportageSlavernijverleden
Op Sint-Eustatius hoeven ze geen excuses van de Oranjes, wel steun
Zelfs op het slavenpad op Sint-Eustatius wapperen de vlaggetjes voor het bezoek van de Oranjes. Terwijl het slavernijverleden in Nederland volop besproken wordt, is het gesprek op het winstgevendste eiland van de WIC pas net begonnen.
Als Ishmael Berkel (90) vanaf Lynch Beach uitkijkt over de zee, drijft het verleden net zo goed van hem weg als dat het weer terug zijn gezicht in waait. Zijn land, dit zandstrand en de rotsen en hectares daarachter, is een schuldig land. Met een mand wiebelend op haar hoofd, verzamelde zijn oma hier zeedruiven. Haar zoon, een tiener pas, hielp haar.
Er kwam een dag, zo vertelde Berkels oma, dat de slaveneigenaar haar hardhandig behandelde. Van slag als ze was, sprak haar zoon haar moed in. “Als ik groot ben, kopen wij dit stuk land.” De kleine jongen werkte er zijn halve leven voor en zo’n vijftig jaar na de afschaffing van de slavernij had hij genoeg gespaard om het land te kopen.
Geen eigendom meer, maar eigenaar.
De Berkels overschreven het beladen verleden op de Lynch Plantation met fijne herinneringen; van in vrijheid opgroeien, eten van eigen land. Tegelijkertijd bleef het verleden aanwezig, in de verhalen in de grond. Ishmael Berkel werd daarom de oprichter van de Historical Foundation op het eiland en richtte op de plantage een klein museum in.
Hij vertelt zijn verhaal met de felle zon op zijn rimpelige gezicht, terwijl hij behangen met onderscheidingen voor een kerkje op de Oranjes wacht. In de straat, het slavenpad genoemd omdat de slaafgemaakten vanaf de handelsschepen deze route namen, wapperen volop vlaggetjes. “They are my family”, zegt Berkel in het Engels, voertaal op het eiland.
‘Ik heb alle Oranjes ontmoet’
Na de oorlog regende het hier pamfletten van Wilhelmina. “Ze zwermden over het eiland als bijen”, zegt Berkel –een man met gevoel voor poëzie in zijn taal. Hij bewaarde er één, een dierbaar bezit dat tijdens orkaan Irma verloren ging. Berkel, je zou hem gerust het historisch geweten van dit eiland kunnen noemen, zegt: “I met them all.” Hij schudde de hand van Juliana, Beatrix en Willem-Alexander. En nu staat hij opgesteld om de volgende in lijn, prinses Amalia, te ontmoeten. De band tussen het eiland en de Oranjes is sterk, blijkt uit zijn verhaal en de vele straten en gebouwen die naar de koninklijke familie zijn vernoemd.
Volgens Berkel heeft Beatrix er tijdens haar regeerperiode hoogstpersoonlijk voor gezorgd dat het gebouw waar het geschiedenismuseum in moest komen – de grote woning van plantagehouder Simon Doncker – van de veilingsite werd afgehaald en kon worden aangekocht. Of het waar is of een mythe – wie zal het zeggen.
Daar komt het koninklijk paar, feestelijk en hittebestendig gekleed, Amalia achter ze. Berkel zegt dat de koning hem zeker zal herkennen. Na een enerverend gesprek met Amalia en Máxima op een bankje, is het de bedoeling dat de koning verdergaat. Als Berkel hem toch even aanschiet, vraagt Willem-Alexander naar zijn naam.
Fort Oranje
Het kleine eiland van 21 kilometer oppervlakte met zo’n drieduizend inwoners heeft een status aparte in Nederland, het heet een ‘bijzondere gemeente’. Het kwam in handen van Nederland in 1636 – toen het nog een onbewoond eiland was vanwege het gebrek aan water. De Zeeuwen bouwden er Fort Oranje, Berkel staat aan de voet ervan en kijkt omhoog.
Het fort is een van de hotspots van Sint-Eustatius dat zich voor toeristen neerzet als historical gem: een verborgen historische beleving, midden in de oceaan. Tussen twee vulkanen in staat het fort tegen een klif, waar de wind tegen slaat. Berkels ogen tranen en Amalia’s haren wapperen, zoals op ieder eiland.
Sint-Eustatius werd het winstgevendste bezit van de West-Indische Compagnie: het was een doorvoerhaven van tot slaaf gemaakten in de trans-Atlantische slavenhandel. Ook bouwden de Nederlanders er 76 plantages voor suikerriet, tabak en indigo. Het belastingvrije eiland kreeg de bijnaam Gouden Rots.
Ware het niet voor de op handel beluste Nederlanders, dan was het eiland wellicht nog steeds onbewoond geweest. De huidige bewoners stammen deels af van slavenhandelaren en tot slaaf gemaakten – velen van hen dragen verhalen als die van Berkel in hun bloed. In het voorjaar van 2021 werden bij opgravingen 45 skeletten van tot slaaf gemaakten gevonden.
Slavernijverleden op school
“Misschien liggen mijn voorvaderen daartussen”, zegt gids Misha Spanner even nadat ze de koninklijke familie over het slavenpad heeft begeleid. Ze is ook comedian en probeert op allerlei manieren het slavernijverleden voor het voetlicht te brengen op het eiland. Dat wordt haar niet altijd in dank afgenomen, vertelt ze.
“Ik zal nooit ophouden te vertellen waar we vandaan komen”, zegt ze. “Het maakt me niet uit als ze het niet willen weten. God helpe me om dit door te zetten.” Ze vindt het tekenend dat pas sinds vorig jaar Emancipation Day op 1 juli – de herdenking van de afschaffing van de slavernij – op Sint-Eustatius een vrije dag is.
In de plaatselijke bibliotheek, waar de airco’s loeien, vertelt geschiedenis- en aardrijkskundeleraar Floyd Woodley dat er op school pas sinds zes jaar expliciete aandacht is voor het eigen slavernijverleden. Hij gaat bijna met pensioen en heeft zowat zijn hele leven met Nederlandse methodes gewerkt; pas sinds kort hanteert de school een Caribische methode.
Vorig jaar, in de aanloop naar de slavernijherdenking, moest Woodley echt even kijken waar hij zijn informatie vandaan kon halen om de kinderen hierover te onderwijzen. “Wij zijn onze geschiedenis nog volop aan het schrijven”, zegt hij. “Op Curaçao zijn ze er meer mee bezig en is ook veel meer informatie beschikbaar.”
Achter hem hangt een banner met daarop de aankondiging van de ‘black history month’ binnenkort. De slogan: ‘Know the past, shape the future’, ken het verleden, vorm de toekomst.
Geen excuses
Op excuses van de koning zit Woodley niet te wachten. “Mijn inzicht: je hoeft geen excuses te maken als je er zelf niet bij betrokken was.” Wat opvalt bij het bezoek aan Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten (bovenwindse eilanden) is dat niemand beseft dat ook déze Oranjes verbonden zijn met het slavernijverleden.
Op het plein voor de kerk drukt Althea Merkman (74) de prinses een ketting met een blauwe kraal in de hand, terwijl ze haar zegen over haar uitspreekt. “Mag God je wijsheid geven en je beschermen.” De kraal, de blue bead, heeft een bijzondere betekenis op het eiland: het is uitgegroeid tot symbool van het slavernijverleden. Ten tijde van de slavernij waren die kralen de geldeenheid. “Mijn voorouders gooiden de kralen na de afschaffing in de zee, maar na heftige regen of wind komt omhoog wat verborgen was.” Door het dragen van deze kralen voelt ze zich verbonden met haar grootouders. Hoe dan? “Ik kan het niet verklaren!! Ik vóel het gewoon.”
Ze ziet geen link tussen het Koninklijk Huis en het slavernijverleden dat ze tastbaar bij zich draagt. Excuses van de koning hoeft ze niet. “Je kunt hen toch onmogelijk de schuld geven?” Nee, het is geen dag voor politiek, zegt ze. “Ik wil vooral dat Amalia zich welkom voelt op het eiland dat ons thuis is, zodat het voor haar ook een thuis wordt.”
Stadhouders en de koloniale onderneming
Het is haar onbekend dat er in Nederland een onderzoek loopt naar de rol van de koninklijke familie in het Nederlandse slavernijverleden, geleid door emeritus hoogleraar Caribische geschiedenis Gert Oostindie. Die deed hier eerder onderzoek naar voor het boek De parels en de kroon, over het koningshuis en de koloniën – het boek is nu nergens meer te krijgen.
Voordat de Oranjes koningen werden, waren ze stadhouders. Zo was prins Maurits, stadhouder van 1584 tot 1625, volgens Oostindie ‘de belichaming van de nauwe betrokkenheid van de stadhouders van Oranje met de koloniale onderneming’. Hij was een van de oprichters van de WIC, de compagnie die zo rijk werd van Sint-Eustatius.
Onder het bewind van stadhouder Frederik Hendrik van Oranje werd Brazilië veroverd én de Antillen. De man schreef net als veel van zijn voorgangers kapersbrieven uit: vergunningen om vijandelijke schepen met tot slaaf gemaakten of goederen buit te maken. Het was een lucratieve bezigheid van de Oranjes: de stadhouder had recht op 10 procent van de opbrengst.
Toen Nederland in 1815 een koninkrijk werd, waren de drie Willems die elkaar opvolgden allemaal direct of indirect betrokken bij het koloniale beleid. In hoeverre ze nu echt actief waren en hoeveel er mogelijk verdiend is aan dat beleid waar slavernij een groot onderdeel van was, wordt nu uitgezocht.
Heldenrol Willem III
Opmerkelijk is dat koning Willem III in de Cariben uitgroeide tot een held – hij werd neergezet als de vorst die hoogstpersoonlijk de slavernij had afgeschaft, terwijl hij slechts zijn handtekening had gezet. Ten tijde van de afschaffing van de slavernij waren er op de eilanden bijna 12.000 tot slaaf gemaakten onder 33.000 Antillianen.
“Het ging erom de slaven met een boodschap van dankbaarheid en godsvrucht de vrijheid in te sturen”, schrijft Oostindie, “waarbij de figuur van een machtige en barmhartige vorst een perfect symbool was.” Talloze koningsgezinde liederen werden gecomponeerd om deze mythe aan de man te brengen.
In veel vrijheidsliederen speelt de koning de hoofdrol. ‘Biba Sjon Wimpie’, klonk het op Curaçao: ‘Lang leve Heer Wimpie’. Alex van Stipriaan, ook hoogleraar Caribische geschiedenis, noemde dit ooit ‘de cultus van dankbaarheid’: niet de herinnering aan slavernij, maar de herinnering aan de bevrijding in 1863 stond centraal – waardoor het koningshuis geliefd bleef. Willem was als Mozes die zijn volk uit slavernij bevrijdde.
Terwijl de historische werkelijkheid zo anders was: vóór ‘Wimpie’ zich plotseling bekeerde tot de afschaffing, liet hij zich nooit kritisch uit over slavernij. Dat was in andere koninklijke kringen wel anders: de Deense koning schafte slavernij per decreet nog voor 1800 af en de Zweedse koning, die ook vol in de Caribische slaveneconomie zat, bekeerde zich in 1788.
Via onderwijs op de Cariben werd oranjeliefde er bij de inwoners ingeprent vanaf de late negentiende eeuw. Op de scholen, schrijft Oostindie, waar Nederlands onderwijs werd gegeven, werd het koningshuis gepresenteerd als levend symbool van een transatlantische gemeenschap – hoe ongelijk de verhoudingen ook.
Lijm van het Koninkrijk
Nog steeds kun je de Oranjes zien als de lijm van het Koninkrijk. In elk geval doet de koninklijke familie tijdens dit werkbezoek haar best om de banden met de eilanden aan te halen. Amalia zegt aan het eind ‘een beetje verliefd’ te zijn geworden tijdens de reis. En Willem-Alexander zegt dat hij merkt dat de eilanden er trots op zijn om Nederlands te zijn.
Hij weet heel goed dat dat in een tijd van discussies over het koloniale verleden niet meer vanzelfsprekend is. “Voorbij zijn de dagen van het kolonialisme”, zegt de creatieve ondernemer Loic Bryan van Sint-Maarten, een eiland verderop. Zijn mening: dóór Nederland is Sint-Maarten een jong land, dus moet Nederland het eiland helpen in de opbouw. Als een vader die een kind het fijne leert en hem dan loslaat. “You have to teach us how.”
Bryan is een geëngageerde jongeman met dreads die alle debatten over het slavernijverleden volgt. Hij trekt een directe lijn tussen het slavernijverleden, waarin zwarte mensen werden onderworpen, en het blinde gehoorzamen van de bovenwindse eilandbewoners aan mensen die boven hen staan. “Dat is een enorm probleem hier, dat er zo weinig tegenspraak is.” Het probleem van stilte, zoals hij het noemt, zorgt er mede voor dat de checks en balances in het bestuur van de eilanden niet werken. Ook verklaart het deels waarom sociale problemen achter voordeuren blijven.
Het begint stevig te waaien op Sint-Eustatius. De koninklijke familie neemt plaats voor een podium; de culturele voorstelling aan het eind van de dag begint. Zwarte kinderen met plastic slavenkettingen komen het podium op. Een klein jongetje loopt rond in een pak met een zweepje. Ineens steekt de glimglim van de Oranjes tegen het eiland af.
“Onze voorouders verdroegen veel”, zegt Carol Jack-Roosberg, die de voorstelling leidt. Het halve eiland danst dan op het lied Stand Up dat zangeres Cynthia Erivo zong voor Harriet, de film over abolitionist Harriet Tubman die streefde naar afschaffing van de slavernij. ‘Can you hear freedom calling? / Calling me to answer / Gonna keep on keepin’ on / I can feel it in my bones.’
Lees ook:
Koning kondigt onderzoek aan naar koloniaal verleden Koninklijk Huis
Koning Willem-Alexander laat onderzoeken wat de rol van het Huis Oranje-Nassau is geweest in de koloniale geschiedenis. Het onderzoek dat zich uitstrekt van de late zestiende eeuw tot het postkoloniale heden, wordt uitgevoerd door de Universiteit Leiden.