Waternota

Henk werd onterecht als bijstandsfraudeur bestempeld: ‘Mijn leven heeft al die tijd stilgestaan’

null Beeld Mart Veldhuis
Beeld Mart Veldhuis

Een onterecht stempel als fraudeur. En een schuld van 35.000 euro aan de gemeente die hij tot in lengte van jaren niet af zou kunnen lossen. Henk Helmhout had het er vijf jaar lang zwaar mee. Nu hij van alle blaam gezuiverd is, kan hij eindelijk weer echt verder met zijn leven.

Lukas van der Storm

Wanneer het voor het eerst misging tussen hem en de gemeente Opsterland? Henk Helmhout kan het zich nog goed herinneren. Hij was die dag vanuit zijn woonplaats Wijnjewoude naar het verzorgingshuis in Drachten gegaan. Daar hielp hij – bijna dagelijks – als mantelzorger een zwaar gehandicapte vriendin. Op die bewuste dag bracht hij haar in haar aangepaste rolstoelbus naar een paardrijles.

“Zelf had ik die dag een afspraak bij de gemeente”, blikt Helmhout terug. “Dus ik dacht: dat is mooi te combineren.” Nadat hij zijn vriendin bij de manege had afgezet, reed hij door naar het gemeentehuis. Daar viel het medewerkers op dat hij in een behoorlijk dure bus aan kwam zetten. Een voertuig dat door iemand met een bijstandsuitkering normaal gesproken niet te betalen is.

En dus kreeg Helmhout de dag erop al een telefoontje: of de gemeente even bij hem langs mocht komen. Dat kon, natuurlijk. Hij legde de situatie uit, en maakte duidelijk dat de dure bus niet van hem was. “Ze hebben het kenteken nagetrokken. En bij het huisbezoek in de koelkast en de slaapkamer gekeken.”

Klinkt misschien vreemd, maar bij zaken over vermeende bijstandsfraude gebeurt dat vaker. Veel onderzoeken starten met vermoedens dat een bijstandsontvanger niet op het opgegeven adres woont. Een lege koelkast zonder verse producten of een nauwelijks ingerichte kledingkast zijn dan sterke aanwijzingen dat er iets niet in de haak is. “Het leek toen allemaal goed, want ik woonde gewoon in Wijnjewoude.”

Waterverbruik leidt tot nieuw onderzoek

Aanvankelijk was de kous daarmee af. Maar wat Helmhout niet wist, was dat zijn lage waterverbruik bij de gemeente opnieuw twijfel opriep. Zonder dat Helmhout het in de gaten had, startte de sociaal rechercheur een nieuw onderzoek. Hij ging met regelmaat even langs de woning om te kijken of er wel gewoond werd, maar activiteit zag hij maar weinig.

Dat kan kloppen, bevestigt Helmhout. “Vanaf de openbare weg is de keuken te zien, maar de woonkamer niet. Bovendien was die rechercheur er blijkbaar vooral in de ochtend, terwijl ik vaak laat opstond en laat naar bed ging. In de avond was ik eigenlijk altijd thuis en brandde er licht.” De sociale recherche deed ook navraag bij buurtbewoners. Die zeiden hem te kennen, maar niet erg vaak te zien. “Logisch: ik was overdag vooral in Drachten.”

In 2016 barstte de bom. De gemeente zag voldoende bewijs dat Helmhout niet in zijn huis woonde, maar bij zijn gehandicapte vriendin in Drachten. Het feit dat hij vooral in Drachten zijn boodschappen deed bijvoorbeeld. “Als ik voor die vriendin naar de winkel ging, kocht ik ook mijn eigen eten. Bovendien was er in Wijnjewoude alleen een kleine, veel duurdere supermarkt. Omdat ik van een uitkering leefde, was het voor mij logisch om in Drachten boodschappen te doen.”

Net in de periode dat het onderzoek tot een afronding kwam, verhuisde Helmhout naar Drachten. “Ze dachten waarschijnlijk: zie je wel, het wordt hem te heet onder de voeten. Maar ik kom oorspronkelijk uit Drachten. En een sociale huurwoning heb je niet van de ene op de andere dag. Ik stond al drie jaar op een wachtlijst.”

Finale afrekening: 35.000 euro terugbetalen plus een boete

Toen Helmhout al verhuisd was en zijn uitkering dus voortaan in Drachten ontving, volgde de finale afrekening in Opsterland. En die was niet mals: de gemeente ging ervan uit dat hij zijn bijstandsuitkering van de eerste dag in 2013 tot de laatste in 2016 ten onrechte had ontvangen. De 35.000 euro aan ontvangen uitkering moest hij volledig terugbetalen, met een boete erbovenop.

Aanvankelijk stelde de rechtbank Noord-Nederland de gemeente – het was toen eind 2017 – in het gelijk. Pas ruim drie jaar later kreeg Helmhout in hoger beroep alsnog op alle fronten gelijk. “Mijn leven heeft al die tijd stilgestaan”, blikt hij terug. “Zo’n enorme schuld werkt heel demotiverend: de wil om weer aan het werk te gaan of een stapje extra te doen verdwijnt. Want alles wat je verdient, gaat meteen naar de aflossing van dat enorme bedrag.”

De uitspraak die de Centrale Raad van Beroep op 9 februari dit jaar deed, bevrijdde Helmhout van die loden last. Er gloorde weer toekomstperspectief. Met nieuwe en frisse moed is hij niet alleen af van de schuld en het stigma fraudeur, maar ook van de beperkingen die een uitkering met zich meebrengt. Sinds driekwart jaar heeft hij namelijk weer werk. Fulltime, en dan ook nog eens op een plek waar elk kind van droomt: in de snoepfabriek.

Dit verhaal kwam tot stand na een inventarisatie van alle inhoudelijke uitspraken die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in 2021 deed op het gebied van gemeenten en bijstand. De CRvB is de hoogste rechter in Nederland op het gebied van sociale zekerheid.

De 550 zaken die er afgelopen jaar dienden, geven samen een beeld in welke situaties mensen met een uitkering en de overheid tegenover elkaar komen te staan. In ongeveer 80 procent van die zaken werd de gemeente in het gelijk gesteld. Daarbij moet wel worden aangetekend dat burgers in de meeste zaken al twee keer ongelijk kregen voordat de CRvB zich erover boog: één keer van de gemeente zelf en één keer van een lagere rechter.

Een aantal regelmatig voorkomende kwesties uit de rechtspraak komt de komende weken in een serie verhalen aan bod.

Uitkeringsadres vaak twistpunt bij rechtszaken over bijstand

De woonsituatie van mensen in de bijstand is haast elke week wel inzet van een zaak bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). In 2021 deed de hoogste rechter uitspraak in vele tientallen zaken, meestal omdat een bijstandsontvanger bezwaar maakt tegen het stopzetten en/of terugvorderen van de uitkering.

Daarbij komen vooral twee varianten erg vaak terug. Het eerste scenario deed zich in het geval van Henk Helmhout voor: de gemeente vermoedt dat de bijstandsgerechtigde in kwestie niet op het opgegeven adres woont. De woonsituatie is namelijk van essentieel belang om vast te stellen of iemand überhaupt recht op bijstand heeft. Heeft iemand bijvoorbeeld een koophuis? Dan is het in veel gevallen niet mogelijk om een bijstandsuitkering te krijgen.

Dat heeft ermee te maken dat bijstand bedoeld is als laatste vangnet: je hebt er pas recht op als er écht geen andere inkomstenbron beschikbaar is. Wie een goed verkoopbaar koophuis heeft, of een spaarrekening met meer dan 10.000 euro, moet dus eerst zijn bestaande vermogen aanwenden. De manier waarop iemand woont, moet dus voor de gemeente te controleren zijn. Wie daarbij niet de waarheid vertelt, verliest doorgaans zijn uitkering. En als de gemeente kan bewijzen dat een opgegeven adres al een tijd onbewoond is, moet het geld over die hele periode worden terugbetaald.

Maar wat is dan de reden voor een bijstandsontvanger om een onbewoond adres op te geven? In veel gevallen gebeurt dat als er een relatie in het spel is. Iemand trekt bijvoorbeeld grotendeels in bij een partner. In dat geval moet opnieuw bekeken worden of iemand recht op bijstand houdt. Heeft die nieuwe partner een goed salaris of een behoorlijk vermogen? Dan vervalt het recht op bijstand.

Kostendelersnorm

De tweede veelvoorkomende variant betreft in feite het omgekeerde scenario: een uitkeringsgerechtigde gaat juist op het eigen adres samenwonen. Ook dat moet direct aan de gemeente worden doorgegeven. Zelfs als een partner niets verdient, of ook in de bijstand zit. Wie samenwoont, kan namelijk de vaste lasten delen. Om die reden is de bijstand voor een alleenstaande hoger dan voor mensen die samenwonen.

Die systematiek leidt ook nog wel eens tot misbruik, blijkt uit de CRvB-uitspraken van het afgelopen jaar. Zo zijn er meerdere voorbeelden van ex-partners die op papier gescheiden zijn, maar toch weer samen blijken te wonen. Bijvoorbeeld in Blaricum, waar de gemeente terecht de uitkering van een vrouw introk en 12.000 euro aan bijstand terugvorderde.

De sociale recherche kreeg daar het vermoeden dat haar ex-man wel héél vaak langskwam. Zoiets leidt – en dat is geen uitzondering – tot een zeer uitgebreid onderzoek. In enkele maanden tijd ging de recherche 128 keer bij het adres langs; in 117 gevallen bleek de auto van de ex-man in de buurt te staan. Daarna volgde een huiszoeking, werd de vrouw verhoord en deed de gemeente verder onderzoek naar haar bankafschriften. Ook vroeg de recherche drie buurtbewoners of ze de man en vrouw kenden. Zij wisten niet beter dan dat ze samen in het huis zijn komen wonen.

Kritisch op bewijs gemeenten

Daarmee had de gemeente Blaricum de zaak dus overtuigend onderbouwd, oordeelde de CRvB. De hoogste rechter is bij dit soort hoge terugvorderingen wél erg kritisch op de bewijslast van gemeenten. Dat bleek bijvoorbeeld bij een andere zaak over dezelfde familie. Na het onderzoek in Blaricum dacht de vorige woongemeente van de vrouw, Gooise Meren, haar ook flink aan te pakken.

De sociale recherche vroeg ook bij haar oude adres buurtbewoners naar de situatie. En ook zij meenden dat de man en vrouw samenwoonden. Dat bracht Gooise Meren tot de conclusie dat er in de hele periode tussen 2008 en 2015 onterecht bijstand was verstrekt. De gemeente wilde daarom een bedrag van meer dan 100.000 euro invorderen.

Maar daar ging de CRvB dan weer níet in mee. Er lag niet, zoals in Blaricum, nog allerlei aanvullend onderzoek. En er waren hier juist wél redenen om aan de verklaringen te twijfelen. De vrouw en haar ex woonden namelijk ook vier jaar lang samen op het adres, voorafgaand aan de periode dat zij bijstand ontving. De man bleef daarna regelmatig over de vloer komen om de kinderen te zien.

De ondervraagde buren gaven aan het gezin niet echt te kennen. En door de sociale recherche werd niet specifiek naar bepaalde jaartallen of periodes gevraagd. Bovendien, zo haalde de rechter ook nog aan, had de vrouw in 2010 nog eens de politie gebeld. Ze had zich door haar ex bedreigd gevoeld toen hij voor de kinderen naar haar toe kwam. Een sterke aanwijzing dat ze toen in elk geval níet samenwoonden.

Lees ook:

Laag waterverbruik? Bijstandsfraude! Die conclusie trekt gemeente nogal eens te snel

Bijstandsgerechtigden die weinig water verbruiken, worden nogal eens te makkelijk beschuldigd van fraude. De gemeente veronderstelt dan dat zij vanwege het lage verbruik op een ander adres wonen. Maar die redenering houdt bij de rechter lang niet altijd stand.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden