InterviewGerard Slokkers
Gerard Slokkers (78): ‘Ik kreeg nog snoepjes van de man die het niet heeft gehaald’
Het is de zomer van 2022 als Gerard Slokkers nog maar eens het graf van Cees Ooms bezoekt. De gedachten gaan alweer terug naar het rolletje pepermunt dat hij als achtjarige op de avond voor de ramp van zijn dorpsgenoot krijgt. Van De Faam denkt hij, maar Gerard weet dat niet meer zeker. Jarenlang bewaart de jongen de snoepjes, totdat hij ze ergens in zijn tienerjaren toch maar opeet. Op het kerkhof doet Gerard een gebed voor de man die nooit uit zijn gedachten is verdwenen en dat ook niet meer zal doen.
Molenaarszoon Ooms is op 31 januari 1953 samen met zijn neef de laatste klant in het café van Gerards ouders in Nieuw-Vossemeer. De storm is al flink opgestoken, de achtjarige Gerard komt regelmatig naar beneden omdat hij de slaap niet kan vatten. Net als zijn zus. Tijdens een van die keren komt de rol snoep tevoorschijn. “Het moet toch wel gek gaan wil het water bij ons tot boven in de molen komen”, zijn zo ongeveer de laatste woorden die Gerard zich van Cees herinnert. Het klinkt logisch. “Maar hij heeft de molen niet gehaald. De hele molenaarsfamilie is verdronken.”
‘Wat een ramp, wat een ramp’, prevelt een van de tachtig dorpelingen op de zolder van het café
Die nacht maakt nog altijd diepe indruk. Zeventig tot tachtig dorpelingen komen met dekens naar de zolder van het café, dat op het hoogste punt van Nieuw-Vossemeer staat. Er wordt gehuild, gebeden, vaak allebei tegelijk. “Wat een ramp, wat een ramp”, hoort Gerard een vrouw zeventig jaar later nog steeds in zichzelf zeggen. Het duurt tot 1999 voordat hij nog eens zo angstig is als die nacht van bijna een halve eeuw eerder. Een katheterisatie na een hartinfarct leidt tot een slagaderlijke bloeding. “Toen ben ik ook serieus bang geweest.”
Hoewel hij geen familie verliest tijdens de watersnood, gaat hij nog elk jaar naar de herdenking. Het trekt, Gerard kan de gebeurtenis moeilijk loslaten. Vijftig dorpelingen verliezen die nacht het leven. De oudste 88, de jongste net 1. Onder hen de vrouw van wie hij –als het water weer is gezakt – zelf het aangespoelde lichaam aantreft. “We hebben veel meegemaakt.”
Een vlag, een voedselpakket en een parachute
Hij koestert de spullen die bewaard zijn gebleven. In een kast ligt de vlag die in 1953 bovenop de dijk wordt gezet als deze met zandzakken is ‘hersteld’. En er is de zak waarin voedsel wordt gedropt, samen met de parachute waar deze aan vastzit. “Mijn moeder heeft die parachute altijd bewaard. Ze wilde er eigenlijk jurkjes van maken voor mijn jongere zusjes, maar was bang dat de parachute ooit nog zou worden teruggevraagd.”
Inmiddels woont hij met zijn vrouw in Halsteren, een paar kilometer verderop. Hij komt nog vaak in Nieuw-Vossemeer. Zijn gedachten gaan altijd terug. “Als je het dorp binnenrijdt, staat daar een huis dat er toen ook al stond. Tegenover ons oude café was een winkeltje dat de twee zoons hebben aangehouden. Het is van binnen nog precies zoals in 1953, zelfs het behang. Man bijt Hond is daar nog wel eens binnen geweest.”
En met regelmaat bezoekt Gerard de begraafplaats. Dan staat hij stil bij iedereen die in 1953 het leven heeft gelaten, maar bij één man in het bijzonder. De man die pepermunt voorgoed anders liet smaken.
Lees meer interviews uit onze Watersnood-special
Ina Mackloet-De Korte (78): ‘Jarenlang stond het dakraam op een kier, om te kunnen vluchten’
Ina In ’t Veld-Rentier (65): ‘Over die grote ramp was iedereen zeventig jaar stil’
Floor Pouw (16): De trots van het achterkleinkind van een plichtsgetrouwe brandweerman
Teun Biemond (70): ‘In dit mandje werd ik gered, als ik het zie gaat de ramp leven’