Vijftig jaar na de oprichting van de Dolle Mina’s staan vrouwen en mannen nog altijd op de barricaden. Twee Dolle Mina’s en twee feministen van nu over hun strijd.
Ze heeft haar jas nog niet weggelegd of Nel Willekens (75) grabbelt in het linnen tasje dat aan haar pols bungelt. “Kijk”, zegt ze, als ze een oude foto tevoorschijn haalt. Daarop staat zij voor een poster met de woorden: ‘Stem op een vrouw’. “Daar waren wij ook al mee bezig.” Dan het boekje dat ze heeft geschreven over haar leven. Ze slaat het open op de bladzijde met de poster ‘Weerbericht: een warm lesbisch front breidt zich uit over Nederland’. Ze tikt op het plaatje. “Mensen snapten toentertijd niet waar dit over ging. Lesbisch-zijn, daar praatte je niet over.”
Willekens is Dolle Mina van het eerste uur. Net als vriendin Maria Boone (82), die met haar het restaurant inkomt vlakbij de Sint Jan in Den Bosch. Willekens werkte in 1969 op de Universiteit Utrecht en was bij de oprichtingsvergadering van de Dolle Mina’s in Den Bosch. Boone, toen moeder van jonge kinderen, was er vanaf de tweede vergadering bij. “Een verademing. Het idee dat je als vrouw over jezelf mocht praten, dat je mocht zeggen wat je mooi vond aan jezelf, en wat lelijk. Dat was helemaal nieuw. En ongehoord.”
Willekens: “Het was een geweldige tijd, vol hoop. Ik kan nog steeds zo dankbaar zijn dat ik dat mee heb mogen maken.”
Meer over Dolle Mina op trouw.nl
Trouw staat uitgebreid stil bij het vijftigjarig jubileum van de Dolle Mina-beweging. We namen een kijkje in het archief van Atria, kennisinstituut voor vrouwenemancipatie, en spraken Dolle Mina’s Dunya Verwey en Connie van Nieuwkerk voor een podcast. Meer lezen, luisteren en zien? Kijk op trouw.nl/dollemina.
Vijftig jaar geleden werd Dolle Mina opgericht en kwam de tweede feministische golf goed op stoom. Had de eerste feministische golf onder meer geleid tot stemrecht voor vrouwen en recht op betaald werk en onderwijs, dankzij de feministen van de jaren zestig en zeventig werd abortus gelegaliseerd, kwam de anticonceptiepil in het ziekenfonds en werd die voor iedere vrouw beschikbaar en werd er begonnen met kinderopvang.
Even leek het feminisme voltooid, de strijd gestreden. Dat dit niet zo is, bleek de afgelopen jaren. Een nieuwe generatie van jonge feministen is opgestaan. Die strijdt tegen seksuele intimidatie, tegen na-sissen op straat of het gebrek aan vrouwentoiletten en voor betere representatie van vrouwen in politiek en bedrijfsleven. De jonge feministen voeren actie voor de rechten van alle vrouwen, of die nu hetero zijn, homo of in een mannenlichaam geboren, en verbinden deze strijd met die tegen racisme en vóór een beter klimaatbeleid.
Terwijl de eerste drankjes op tafel komen en de menukaarten worden uitgedeeld, luisteren Devika Partiman (31) en Saida Derrazi (48) gebiologeerd naar de twee Dolle Mina’s, die vertellen over hun tijd aan het front van het feminisme.
Partiman is de vrouw achter Stem op een Vrouw, de stichting die op allerlei manieren meer vrouwen in de politiek wil krijgen. Derrazi is mede-oprichter en coördinator van S.P.E.A.K., een initiatief voor feministische moslims. Dolle Moslima’s, grapt ze tijdens het voorstelrondje. Met deze twee feministen van de nieuwe generatie gaan Willekens en Boone in gesprek over toen, nu en de toekomst.
Wat betekent het voor jullie om te zeggen dat je feminist bent?
Partiman: “Feminisme is voor mij niet: ik ben feminist, dus vind ik dit en doe ik dit. Voor mij gaat het erom dat je onrecht om je heen ziet en dat je je ogen er niet voor sluit. Ik weet niet of de bereidheid om iets te doen daar per se bij moet horen, maar voor mij is dat wel zo.”
Willekens leunt over de tafel en zegt: “Voor mij gaat feminisme echt over mij. Over mijn beleving als vrouw. Het gaat heel diep.”
Derrazi: “Ja, daar sluit ik me bij aan. Ik ben opgevoed door een feminist, dus ik weet niet beter dan dat ik me feministisch voel of feministisch ben. Dat heeft deels te maken met de strijd die gevoerd moet worden, en deels is het een persoonlijke strijd, omdat ik toch een vrouw ben in een samenleving die gedomineerd wordt door mannen.”
Boone, bedachtzaam en de verbinder van de groep: “Het is voor mij beide. Ik kan en wil mijn feministische uitgangspunten niet losmaken van ervaringen die ik opdoe of van wat ik om mij heen zie. Wanneer ik onrecht zie, of mij onrecht wordt aangedaan, heb ik meteen in de gaten wanneer dat te maken heeft met mijn vrouw-zijn.”
Het persoonlijke is politiek, zeggen de vier vrouwen een van de toonaangevende leuzen na uit de jaren zestig en zeventig. “Een heel goed voorbeeld is wat Devika nu doet”, zegt Derrazi. “Zij heeft gezien dat er, vijftig jaar na de Dolle Mina’s, nog steeds te weinig vrouwen in de politiek zitten en probeert daar iets aan te doen. Ik zet me in met een andere groep vrouwen, die al die jaren in de hele feministische strijd geen erkenning heeft gehad.”
Divers was de feministische beweging inderdaad niet.
Daarmee wordt, nog voor het eten op tafel staat, een gevoelig punt geraakt. De Dolle Mina’s waren er vooral voor de welgestelde witte vrouwen, is een veelgehoorde kritiek die later op gang kwam. Het is kritiek op de feministische beweging die ook nu nog klinkt. Wat hebben vrouwen die drie baantjes hebben om de eindjes aan elkaar te knopen aan een discussie over het glazen plafond? Is er voldoende aandacht voor vrouwen die niet alleen te maken krijgen met seksisme, maar ook met racisme en andere vormen van discriminatie?
“De Dolle Mina’s waren in eerste instantie een kleine, selecte club, met een goede opleiding”, erkent Willekens. “Vrouwen die gefrustreerd thuis zaten, omdat ze niet mochten werken na hun huwelijk en niets met hun opleiding konden. Zat je daar met je kleine kinderen, terwijl mannen omhoogschoten.”
Eindelijk was zij aan de beurt, vult Boone haar vriendin aan. “Dat was zo’n bevrijdende gedachte. We hadden het niet over racisme of transgenders. We waren ons van die begrippen niet bewust, we waren er niet aan toe.”
Derrazi: “Dat begrijp ik wel. Dat was toen nodig.”
Boone: “Wij kwamen er pas veel later achter dat klassenverschillen ook meespeelden in ervaringen, bewustzijn en gevoelens”. Tegen de tijd dat dat besef doordrong tot de Dolle Mina’s was de massabeweging al zo goed als uit elkaar gevallen. Ten onder gegaan aan onderlinge verschillen en geruzie.
Dat betekende nog lang niet het einde van de feministische beweging. Uit en na de Dolle Mina’s ontstonden vrouwenpraatgroepen, cursussen, zelfhulpgroepen en de vrouwenhulpverlening, zoals de eerste blijf-van-mijn-lijfhuizen. Ook kwamen er crèches en gingen vrouwen meedoen in vakbonden en politieke partijen.
Boone: “Dolle Mina heeft maar erg kort bestaan, maar het was wel de eerste aanzet voor de brede vrouwenbeweging.”
Willekens: “Die meldpunten voor seksueel geweld en blijf-van-mijn-lijfhuizen, dat is een enorm werk geweest”.
Boone: “Van peuterspeelzalen hadden we nog nooit gehoord. Toen sprak ik moeders in de buurt aan, of we op elkaars kinderen zouden passen, zodat we tijd voor onszelf hadden. Daaruit kwamen de peuterspeelzalen voort. Daar vroeg je dan subsidie voor aan. Die kregen we om de ontwikkeling van het kind te stimuleren, want samen spelen is goed voor ze. Als we hadden gezegd dat het voor de moeders goed zou zijn om wat eigen tijd te hebben, hadden we geen subsidie gekregen.” Willekens: “Dan was je een egoïstische moeder”.
De vanzelfsprekendheid waarmee vrouwen na hun bruiloft thuis kwamen te zitten, het gebrek aan kinderopvang en abortuswetgeving, keer op keer roept Boone uit: “Je kunt het je niet meer vóórstellen!”
Hoe moeilijk de onderwerpen ook waren, hoe heftig de patriarchale samenleving drukte op de schouders van de activistische vrouwen en mannen, lid zijn van Dolle Mina en meedoen aan de radicale acties moest vooral leuk zijn. Als Willekens en Boone praten over vroeger, verschijnt er een twinkeling in hun ogen en gaan hun mondhoeken omhoog.
Waren jullie nooit boos?
Deze vraag raakt een gevoelige snaar. In de loop der jaren hebben de Dolle Mina’s een weinig vrolijk imago gekregen. Het zouden allemaal boze vrouwen geweest zijn, mannenhaters, woedende types. Dat ook mannen zich inzetten voor de vrouwenstrijd en dat acties vaak ludiek waren en gepaard gingen met veel vrolijkheid, zakte weg in het collectieve bewustzijn.
“We wilden vrolijk en creatief zijn”, zegt Boone. “Niet dat blokkerende vijanddenken.” Willekens: “We wilden gewone vrouwen zijn, geen gefrustreerde trutten”.
Derrazi: “Jullie werden wel degelijk gezien als boos”.
Boone: “Dat zijn we ook geweest, maar daarmee wilden we niet geïdentificeerd worden”.
Wat dat betreft is er weinig veranderd, zegt Partiman. Ook tegen de vrouwen, en in mindere mate mannen, die nu vooroplopen bij de Women’s Marches – protestmarsen op straat – of op Twitter mensen aanspreken op seksistisch taalgebruik wordt met enige regelmaat gezegd: ‘Doe toch niet zo boos’.
Partiman: “En de activisten van nu doen ook niet de hele tijd chagrijnig hoor. De creativiteit is er nog steeds. De Women’s Marches zijn krachtig en nodig en ook heel erg leuk.” En trouwens, zegt Derrazi, “Ik vind dat de feministen van nu best wat bozer mogen zijn. Ik snap wel dat je niet verbitterd wil zijn, maar het is logisch om af en toe eens boos te worden.” Boone: “Ik heb niets tegen boosheid, maar het gaat erom dat je die omzet in kracht en actie”.
Hoewel de Dolle Mina’s veel voor elkaar hebben gekregen, ligt er ook nog veel open. Wat vinden jullie ervan, vraagt Derrazi aan de twee oudere vrouwen, dat de discussie over abortus weer oplaait? Boone: “O, verschrikkelijk. Dat voel ik als hartzeer. Als pijn.” Derrazi: “Laatst las ik dat er een soort buddysysteem is opgezet om vrouwen naar de abortuskliniek te begeleiden, zodat ze niet worden lastiggevallen door demonstranten. Daar schrok ik van.”
Willekens temt de verontwaardiging. “Het was ook wel een heel grote verandering, het recht van de vrouw om wel of niet een kind te willen. En die is ook nog eens heel snel gegaan. Wat je nu ziet, zijn de naweeën.”
Wat vinden de Dolle Mina’s hier aan tafel van de huidige generatie feministen?
Het blijft even stil. Boone: “Het ligt misschien aan mijn leeftijd, maar ik zie ze niet zo”.
Willekens: “Ze hebben minder ludieke acties. Ze laten minder zien dat je ook een vrolijke strijd levert.”
Partiman en Derrazi zijn ook even stil. Dan vertellen ze over hun inspanningen om verstikkende en onderdrukkende structuren te doorbreken, de gesprekken die ze voeren, de mensen die ze aanspreken.
Inderdaad, een iconische actie als die waarbij vrouwen in maart 1970 met beschilderde buiken - ‘baas in eigen buik’ - een congres voor gynaecologen inliepen, zijn er nog niet geweest.
Derrazi: “Ik zie niet echt een feministische beweging in Nederland, niet zoals de Dolle Mina’s. Toen de #MeToo-beweging van start ging, hoopten we dat er groepen zouden opstaan, maar dat is niet gebeurd. Er zijn organisaties, we kennen elkaar, maar we opereren niet samen.”
Willekens: “Rond 2000 werd je afgebrand als je jezelf een feminist noemde. Dat is in twintig jaar wel veranderd, maar jullie zijn nog steeds erg braaf. Het is minder revolutionair en spectaculair dan vroeger. Toen waren wij de eerste, dat maakte het misschien spannender.”
Derrazi: “We zijn pas net begonnen. De eerste strijd is door jullie gestreden.”
Wat ligt er nog open? Wat is er nog te doen voor de nieuwe generatie feministen?
Partiman: “Alles!” Het probleem van de nieuwe generatie feministen, zeggen de vier vrouwen, is dat er een volledige verandering van de maatschappij nodig is.
Partiman: “De maatschappij is ingericht voor en door mannen. Bijvoorbeeld: als ik met gemeenteraadsleden praat, gaat het vaak over de vergadertijden. Die zijn vaak tot ’s avonds laat, zonder eindtijd. Dat is nadelig voor vrouwen. En het frame, waar mannen dan heel snel in gaan zitten, is: moeten we voor die minderheid de vergadertijden aanpassen? Terwijl je daarmee iedereen helpt. Ook mannen, die hebben ook kinderen.”
Derrazi zucht diep: “Je zou toch denken dat die verandering voor mannen ook fijn is”.
Volgens Willekens denken de twee jonge vrouwen niet radicaal genoeg. De bestaande politieke structuur met gemeenteraden en het parlement noemt ze ouderwets, ze ziet meer in kleinschaliger vormen van democratie en overleg dichterbij mensen zelf. “Zolang jij met je stichting volgens de huidige partijstructuur werkt, vrouwen daarin opvoedt, verandert er niets”, zegt ze tegen Partiman. Feministen moeten de maatschappij veranderen, zegt ze, niet meedoen met ouderwetse structuren. “Maar ja, ik ben ook een anarchist.”
Partiman: “We vertellen vrouwen wel dat je je niet per se hoeft te schikken in hoe het gaat. We zorgen er juist voor dat we kandidaten steunen die bereid zijn om moeilijke gesprekken te voeren. Die zeggen: dit werkt niet voor mij en ook niet voor andere mensen. Die verandering kunnen bewerkstelligen.”
Willekens: “Mag daar dan ook een beetje burgerlijke ongehoorzaamheid bij?”
Alle structuren die vrouwen – en mannen die niet passen in de mal van mannelijkheid – onderdrukken, moeten op de schop. Dat is een kwestie van de lange adem en alles ter discussie stellen. Partiman: “Hoe vaak politici niet zeggen dat iets er nu eenmaal bij hoort, terwijl het best anders kan. Daar moeten we over nadenken. Dat geldt ook voor de heiligheid van de vrije markt en het liberalisme.”
Derrazi: “Ook voor een moslimvrouw is de structuur van onze samenleving best onderdrukkend. Ze wordt bespuugd en vervelend bejegend en krijgt geen baan vanwege haar hoofddoek.”
Over het nikabverbod was veel te doen, net als over de vraag of dat kledingstuk feministisch is of niet.
Boone: “Die vraag stellen is een uitoefening van macht”.
Niettemin beantwoordt Derrazi hem. “Er zijn vrouwen die een nikab dragen omdat ze niet willen meewerken aan het systeem. Aan een samenleving die vindt dat ze elke week naar de kapper moeten, make-up moeten dragen, er sexy moeten uitzien, zoals de commercie van vrouwen verlangt.”
Willekens: “Precies om die reden droegen wij tuinbroeken”.
Waarom steekt deze vraag jullie zo?
Partiman: “Vragen of de kleding van een andere vrouw wel of niet feministisch is, is geen vraag. Dat is een oordeel. Dat is hetzelfde als vragen of Beyoncé een feminist is. Dat is niet aan ons om te bepalen.”
Willekens: “Ze noemt zich een feminist, heerlijk”.
Boone: “Geweldig vind ik haar”.
Is het moeilijk om feminist te zijn?
Het is in ieder geval niet altijd gemakkelijk, zeggen de vier vrouwen. Helemaal niet voor wie zich uitspreekt en aan de frontlinie staat.
Boone: “We werden neergezet als mannenhaters, maar het ging ons niet om de man als vijand, het ging erom ons ook macht eigen te maken. En als mannen meededen, zeiden we dat zij er ook baat bij hebben als de vrouw emancipeert. Zij kunnen vrouwelijke elementen naar buiten brengen, om het zo maar even te zeggen. Dat is ook hartstikke lastig.”
Ook het feminisme van nu wil betekenisvol zijn voor vrouwen én voor mannen. De structuren die vrouwen onderdrukken, zo is de theorie, zijn ook beklemmend voor mannen die niet precies passen in wat gezien wordt als mannelijk.
Partiman: “We zitten in een interessante periode, omdat er veel nieuwe bewegingen op gang komen die terecht zeggen: wij willen een meer inclusieve samenleving. Als leider van een organisatie moet je daardoor veel mensen bedienen, en krijg je uit veel hoeken kritiek, merk ik zelf. Dat kan soms wel veel zijn. En je doet dit werk niet omdat je enkel positieve ervaringen hebt als vrouw, je doet dit omdat er dingen gebeurd zijn. Dus het is emotioneel en het kost veel energie, maar ik ben er trots op deel uit te maken van deze sociale beweging.”
Correctie: In een eerdere versie stond dat de Dolle Mina's er ook voor zorgden dat vrouwen niet meer werden ontslagen op het moment dat ze trouwden. De wet daarover werd echter al in 1956 afgeschaft.
Wie was Dolle Mina?
Dolle Mina was geen lang leven beschoren, maar de impact van de beweging was groot. Hoe verliep de strijd van de Dolle Mina’s?
• december 1969
Een handvol Amsterdamse mannen en vrouwen komt bij elkaar met het idee ‘iets te gaan doen’ aan de positie van de vrouw in Nederland. Eerder dat jaar tijdens de Maagdenhuisbezetting viel hen op dat de mannen constant het woord namen en de vrouwen de broodjes smeerden. En achteraf kregen de vrouwen lagere boetes dan de mannen. Hoewel er op veel gebieden gelijkheid was tussen man en vrouw, blijken zelfs in hun linkse, progressieve gelederen de traditionele rolpatronen hardnekkig.
• 23 en 24 januari 1970
De eerste actiedagen van Dolle Mina. Twintig Dolle Mina’s bezetten kasteel Nijenrode, het opleidingsinstituut waar alleen mannen werden toegelaten. Ze krijgen uitgebreide aandacht in het programma ‘Brandpunt’. In Amsterdam worden openbare herentoiletten afgezet met rode linten, mannen worden uitgefloten op straat en bruidsparen worden buiten het stadhuis toegesproken over de ‘slavinnenrol’ van de vrouw. Bij het standbeeld van Wilhelmina Drücker, voorvechtster van het vrouwenkiesrecht tijdens de eerste feministische golf en de naamgeefster van Dolle Mina, wordt een korset verbrand.
• februari 1970
De Dolle Mina’s raken met hun mediagenieke en ludieke acties een gevoelige snaar. Op het ‘hoofdkantoor’ aan de Amsterdamse Zeedijk rinkelt de telefoon onophoudelijk: honderden, zo niet duizenden vrouwen willen lid worden van Dolle Mina, terwijl er nog helemaal geen organisatie is om lid van te worden. Door het hele land worden afdelingen opgericht. Intussen gaan de acties door.
• 14 maart 1970
Dolle Mina voert op 14 maart 1970 actie voor abortuswetgeving bij een vergadering van gynaecologen in Utrecht. De beroemde leus ‘Baas in eigen buik’ wordt gelanceerd op de buiken van de Mina’s.
• 4 april 1970
Het eerste congres van Dolle Mina. Vrouwen en mannen uit het hele land komen bijeen in Arnhem om een beginselverklaring vast te stellen. Dat mondt uit in chaos, maar na twee dagen overleggen en stemmen komt het tot een beginselverklaring, waarin staat dat Dolle Mina streeft naar gelijke ontwikkelingskansen voor mannen en vrouwen.
• tweede helft 1970
Dolle Mina blijft actievoeren door het hele land. Tegen ongelijke beloning voor mannen en vrouwen, tegen discriminerende woningtoewijzing voor ongehuwde moeders, voor crèches en overblijfmogelijkheden voor kinderen op school, voor de anticonceptiepil. Niet alle acties waren vrolijk. Zo publiceert Dolle Mina in november 1970 het zwartboek ‘Dolle Mina klaagt aan’, waarin vrouwen het verhaal van hun abortus delen.
• Dolle Mina gaat door
De eerste verjaardag vieren de Dolle Mina’s met een boottocht door de Amsterdamse grachten. Daarna trekt er een huifkar door het hele land om voorlichting te geven over abortus. De directie van de Hema in Utrecht krijgt bezoek na het ontslaan van een zwangere vrouw.
De vrouwen zijn ook bezig met hun eigen ontwikkeling. Er zijn scholingsbijeenkomsten, discussiedagen, praatgroepen en studieweekenden. In 1974 ziet Uitgeverij Dolle Mina het levenslicht, samenwerkingen met andere (vrouwen)organisaties komen van de grond en er verschijnen boeken, folders en brochures over legio onderwerpen, van vrouwenbesnijdenis tot onderwijs voor meisjes.
Eind jaren zeventig droogt het aantal acties op. Dolle Mina als organisatie valt uiteen. De daaruit ontsproten clubs, praatgroepen en (hulp)organisaties blijven echter bestaan. Dolle Mina heeft haar werk gedaan.
Een halve eeuw Dolle Mina
Trouw dook in het archief van Atria, kennisinstituut voor vrouwenemancipatie, en sprak Dolle Mina’s Dunya Verwey en Connie van Nieuwkerk voor een podcast over feminisme. Meer lezen, luisteren en zien? Kijk op trouw.nl/dollemina.
Lees ook:
Vijftig jaar na Dolle Mina: ‘een typisch glas-halfvol-of-halfleegverhaal’
Het is deze maand vijftig jaar geleden dat de Dolle Mina’s werden opgericht, waarmee de tweede feministische golf op stoom kwam. Hoe is het vrouwen sindsdien vergaan?