Discussie over agenten met een hoofddoek, volle kerken tijdens corona, homodiscriminatie op christelijke scholen. De verhouding tussen kerk en staat lijkt meer en meer op scherp te staan. Maar hun band is nog zeer stevig, betogen historici Mart Rutjes en James Kennedy.
Rob Jetten, tijdens de coronapandemie nog parlementariër voor D66, liep anderhalf jaar geleden verbolgen naar de interruptiemicrofoon in de Tweede Kamer. Hoe kon het zijn, vroeg de politicus aan verantwoordelijk minister Ferd Grapperhaus, dat terwijl iedereen noodgedwongen thuisbleef, de kerken in Staphorst uitpuilden? Kon de minister niet ingrijpen? Ook een lokale CDA-politicus toonde zich ontstemd. Blijf thuis, riep hij tegen de kerkgangers in zijn woonplaats. De media roerden zich eveneens. ‘Niet uit te leggen’, kopte RTL-nieuws.
Het bovenstaande voorval is moeiteloos uit te breiden met tal van andere kwesties: mogen ambtenaren hoofddoeken, kruisjes of keppeltjes dragen? Moet er een boerkaverbod komen? Hoeveel dierenleed is toegestaan bij religieus slachten? Moet de staat islamitisch onderwijs financieren?
Wie de voorbeelden op een rijtje zet, zegt snel ja op de vraag of de verhouding tussen kerk en staat onder hoogspanning staat. Te snel, betogen de historici Mart Rutjes en James Kennedy.
Wat ziet u dan?
Kennedy: “Wat wij zien is dit: mensen staan korte tijd op de achterste benen over iets, bijvoorbeeld zingen in de kerk tijdens corona. Als het is overgewaaid, dan hoor je er niet veel meer van.”
Rutjes: “Aan de ene kant signaleren we in de publieke en politieke sfeer allemaal ophef. In het debat gaat het dan al snel over het inperken van de godsdienstvrijheid. Maar dat vertaalt zich niet in het beleid. Institutioneel verandert er niet zoveel.”
Kennedy: “De invloed van vlam-in-de-pan-politiek is beperkt.”
Maatschappelijke rol
In hun boek Gescheiden partners, dat vanaf deze week in de winkels ligt, ontleden Rutjes en Kennedy de verhouding tussen kerk en staat in de laatste zes decennia. In hun boek beschrijven de twee historici het bekende verhaal: hoe zowel de ontkerkelijking als de grotere levensbeschouwelijke diversiteit in Nederland sterk toenam. Maar ze ontdekten iets interessants: ondanks die ontwikkelingen zijn de banden tussen overheden en religieuze organisaties nog altijd heel stevig. In een grotendeels ontkerkelijkte samenleving spelen kerken en andere religieuze organisaties nog altijd ‘een opmerkelijk belangrijke maatschappelijke rol’, stellen Kennedy en Rutjes vast.
U benadrukt de continuïteit in de verhouding tussen kerk en staat. Hoe is die dominante positie van levensbeschouwelijke organisaties te rijmen met de kritische houding vanuit politiek en maatschappij?
Kennedy: “Als je kijkt naar de razendsnelle secularisatie in Nederland, dan zou je verwachten dat de invloed van religieuze organisaties navenant zou zijn afgenomen. Het gevoel dat alles kentert, is niet de realiteit als je kijkt naar de institutionele verhoudingen. Dat heeft er alles mee te maken dat maatschappelijke taken in Nederland veelal worden uitgevoerd door organisaties met een levensbeschouwelijke en kerkelijke achtergrond.”
Belangrijke notie: in Nederland is de invloed van religieuze organisaties veel groter dan die van de institutionele kerk of moskee, leggen Kennedy en Rutjes uit. Rutjes: “Denk aan het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken of het Contactorgaan Moslims en Overheid bij wie de overheid een vinger aan de pols houdt. Denk ook aan het Leger des Heils, een van de grootste maatschappelijke organisaties van Nederland. Vergeet ook de omroepen niet of de positie van het bijzonder onderwijs. Dat bestel is op bestuurlijk niveau intact, ondanks secularisatie.”
Wat is daarvan de historische achtergrond?
Rutjes: “We hebben in Nederland wat heet een pluralistisch bestel: van oudsher is de Nederlandse bestuurscultuur erop gericht dat de verschillende groepen in de samenleving vreedzaam met elkaar samenleven. Daar hoort een politiek van overleg bij, een cultuur van consensus, pragmatisme ook.
Ik zie daarin een historische lijn die teruggaat tot de Republiek. Nederland is weliswaar sinds 1798 een eenheidsstaat. Maar een heel centrale aansturing is er nooit echt gekomen, anders dan bijvoorbeeld Frankrijk dat sterk top down bestuurd wordt. Nog altijd hebben lokale overheden veel beleidsruimte. Dat zie je ook in de samenwerking met religieuze organisaties. De rijksoverheid verdeelt het geld, maar het is aan lagere overheden en andere organisaties om dat te besteden.”
Kennedy: “Door die versnippering gaan de veranderingen heel langzaam. Het kost heel veel energie en tijd om zo’n organisatiestructuur te veranderen.”
Rutjes: “Het is bijna ondoenlijk om ermee te breken. En waarom zou de overheid dat ook doen? De overheid moet goed besturen, die moet zorgen dat de zaken voor de mensen in het land, provincie of gemeente goed geregeld zijn. Vaak hoort daar overleg en samenwerking bij met organisaties met een religieuze achtergrond. Dat zijn vaak betrouwbare verhoudingen die al lange tijd bestaan. De overheid heeft ook veel aan hun diensten. De oude verhoudingen hebben hun nut en waarde. Probeer het maar eens op een andere manier te regelen.”
U betoogt dat de Nederlandse overheid vooral pragmatisch is met betrekking tot religie.
Kennedy: “Dat betekent niet dat de staat neutraal is. Pragmatisme betekent niet: zonder ideologie. Er zijn wel degelijk pogingen om te sturen.”
Hoe dan?
Rutjes: “Dat verschilt per maatschappelijk domein. Op het ene terrein is meer blijk van levensovertuiging toelaatbaar dan op het andere terrein. Omroepen kunnen veel meer dan zorgorganisaties. Bij het Leger des Heils zijn de maatschappelijke activiteiten los komen te staan van de kerkelijke. Kerken zelf hebben heel veel ruimte. Neem corona: ondanks alle publieke verzet greep de overheid niet in.
Kennedy: “Nederland is een land met veel vrijheid en veel belemmering op hetzelfde moment. Wat ik bedoel is dit: de autonomie van organisaties is groot. Omroepen zijn formeel autonoom. Kijk ook naar de signatuur van christelijke scholen. Daar zie je dat Nederland een land is waarin veel vrijheden zijn, zeker als je het vergelijkt met sommige andere landen in Europa.
“Dan de belemmeringen: ik zie wel een verschuiving. De voorwaarden voor die vrijheid, die verschuiven. Denk aan de discussie over burgerschapsonderwijs op scholen. De overheid bemoeit zich omwille van het algemeen belang er toch mee hoe scholen dit invullen. Wat er bijvoorbeeld geleerd mag worden over homoseksualiteit. Daar schrijft de overheid wel steeds sterker een norm voor.”
Rutjes: “Maar realiseer je wel dat de overheid de afgelopen halve eeuw steeds regulerender is geworden. Dat heeft niet specifiek betrekking op religieuze organisaties.”
Kennedy: “We leven in een tijd van publieke verantwoording. Alles moet verantwoord worden aan de publieke gemeenschap. Alles moet volgens de regels en volgens de dominante norm. Publieke verontwaardiging ligt snel op de loer. Het verschil tussen religieuze en niet-religieuze organisaties is hierbij eigenlijk helemaal niet zo groot.”
James Kennedy is hoogleraar moderne Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en columnist voor Trouw. Hij publiceerde onder meer Nieuw Babylon in aanbouw, Een weloverwogen dood, Bezielende verbanden en Een beknopte geschiedenis van Nederland.
Mart Rutjes is universitair docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde eerder Door gelijkheid gegrepen. Democratie, burgerschap en staat in Nederland 1795-1801.
Godsdienstvrijheid
Dat religieuze en levensbeschouwelijke organisaties op institutioneel niveau een stevige vinger in de pap hebben, betekent niet dat er geen veranderingen in de lucht hangen. Om terug te komen op de ophef rondom de kerkgangers in Staphorst in coronatijd: dat is een uiting van een maatschappelijke tendens, denken Kennedy en Rutjes.
De opvatting in het maatschappelijke debat over scheiding van kerk en staat beweegt zich in de richting dat gelovigen zich steeds meer gedeisd moeten houden. Ze schrijven: “De huidige opvatting over de scheiding van kerk en staat lijkt te zijn dat ‘de kerk’ zich niet hoort te bemoeien met ‘de overheid’, geen subsidies zou mogen ontvangen en geen voorrechten mag genieten die niet-kerkelijke instanties of seculiere burgers niet hebben. Sommigen menen dat de scheiding nog verder gaat: de staat mag geen enkel contact onderhouden met de kerk, of religieuze stemmen zouden zelfs in de publieke sfeer per definitie een overtreding van die scheiding zijn.”
U ziet die ontwikkeling als een misvatting. Wat betekent de scheiding van kerk en staat dan wel?
Kennedy: “Veel mensen bedoelen met de scheiding van kerk en staat dat ze geen religieuze interventies willen zien in het publieke domein. Zoiets kan in een vrij land helemaal niet. Ook een volledige scheiding tussen kerk en staat is niet mogelijk, maatschappelijke vraagstukken moeten in samenspraak worden opgelost.”
Rutjes: “Het ingewikkelde is dat er geen eenduidige definitie van de scheiding tussen kerk en staat is te geven. Er is geen wetsartikel waarin staat wat het precies betekent. In mijn optiek houdt het in dat wereldlijke overheden en kerken geen zeggenschap hebben op hun wederzijdse terreinen. Daarmee bedoel ik dat de kerk bijvoorbeeld niet kan bepalen wie er minister wordt, omgekeerd kan de staat niet bepalen hoe de kerken hun interne aangelegenheden regelen. Dat is de meest basale en ook meest makkelijk definitie.”
Volgens u kán de relatie tussen kerk en staat onder spanning komen, mede door wat u ‘religieuze ongeletterdheid’ noemt. Wordt godsdienstvrijheid op termijn omstreden?
Kennedy: “Er is in dat opzicht wel wat aan de hand. Ik zie twee ontwikkelingen. Aan de ene kant het idee dat religieuze mensen voorrechten zouden mogen krijgen, daar is afnemend begrip voor in de samenleving. Meer dan voorheen is er een moreel kader waar iedereen in Nederland zich aan zou moeten houden, godsdienstig of niet. Vooral op het gebied van seksualiteit en veiligheid. In het geval van corona speelde veiligheid een rol: waarom mag een bepaalde groep een gevaar vormen voor de publieke gezondheid?
Aan de andere kant is er het gevoel in kerk en moskee dat het beter is om behoedzaam op te treden. Je weet immers niet hoeveel ruimte er nog is om anders te doen of anders te zijn. En als het gaat om christelijke scholen of een instelling als het Leger des Heils – zij denken: hoelang mogen wij mensen weigeren van een ander geloof? Maar vooralsnog is dat vooral een gevoel, het vertaalt zich niet in beleidsregels. Er is nog altijd veel ruimte om een eigen visie neer te zetten.”
Rutjes: “Het publieke debat is soms heftig. Maar dat vertaalt zich veel beperkter dan je zou verwachten naar de wijze waarop Nederland institutioneel is ingericht.”
James C. Kennedy en Mart Rutjes
Gescheiden partners. Een geschiedenis van overheid en religieuze organisaties in Nederland
Prometheus; 264 blz. €22,50
Lees ook: ‘
Je wil niet dat de naam van onze God eraan gaat’
Kerken en moskeeën zochten vorig jaar tijdens corona eigen manieren om hun deuren veilig te openen. ‘
Past de hoofddoek om een boa? ‘Een neutrale overheid bestaat niet
Het theologisch elftal boog zich over de vraag of een boa een hoofddoek mag dragen. ‘Een neutrale overheid bestaat niet’